Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Barneveld

Inleiding.

Al maanden geleden berichtten we over het feit dat het voormalig gereformeerde kerkgebouw ‘Bethel’ te Barneveld in dat dorp de centrale PKN-kerk wordt. Een uitgelezen moment om nader in te gaan op de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk in dat dorp. Een kort overzicht vanaf het begin in 1887 tot 1959, toen de gereformeerde ‘Bethelkerk’ in gebruik genomen werd.

Kaart: Google.

De Afscheiding van 1834.

De Afscheiding heeft zich op de Veluwe nauwelijks gemanifesteerd. Als een van de oorzaken daarvoor wordt doorgaans aangewezen dat de hervormde predikanten in die streek orthodox genoeg waren om de gemeenteleden van Afscheiding te weerhouden. Alleen in het noorden van Gelderland – het werkterrein van ds. A. Brummelkamp-(1811-1888) – kreeg de Afscheiding vaster voet aan de grond.

Ds. A. Brummelkamp (1811-1888).

Voorbeelden daarvan zijn Heerde, waar op 21 november 1835 een Christelijke Afgescheidene Gemeente gevestigd werd, Apeldoorn, waar ruim een week later, op 29 november 1835, een Afgescheiden Gemeente werd geïnstitueerd, en Oldebroek, waar tóen weliswaar geen Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd werd, maar waar bij de Volkstelling van 1849 rond 10% van de ondervraagden aangaf te behoren tot een Christelijke Afgescheiden Gemeente (op 4 november 1888 kwam het daar alsnog tot de instituering van een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’.

Gezelschappen.

Toch bestonden ook op de Veluwe ‘gezelschappen’ waar men voldoende orthodox geestelijk voedsel ontving om geen behoefte te voelen zich van de Nederlandse Hervormde Kerk af te keren. In deze gezelschappen bij leden aan huis werden geschriften van ‘oudvaders’ gelezen, zeer orthodoxe predikanten uit de zeventiende en achttiende eeuw. Ook gingen daar oefenaars voor, die deze preken verklaarden.

Wel was er enig contact met ‘de eerste Afgescheiden predikant in Nederland’, ds. H. de Cock (1801-1842) uit Ulrum. In het koetshuis van het Barneveldse kasteel ‘De Schaffelaar’ woonde sinds 1833 een broer van de bekende Haagse Cornelis baron Van Zuylen van Nijevelt, wiens brochures grote invloed op ds. De Cock hebben gehad. Ook broer Paulus Jacob in Barneveld had zich al in zijn vorige woonplaats gekeerd tegen de opkomende vrijzinnigheid in de hervormde kerk. Hij stelde in zijn woning ruimte beschikbaar voor het houden van godsdienstige gezelschappen, had geregeld contact met de rechtzinnige hervormde ds. C.C. Callenbach (1803-1873) uit Nijkerk en correspondeerde met ds. De Cock.

Huize Schaffelaar te Barneveld.

Ds. De Cock preekte op 12 december 1836 in de burgerlijke gemeente Nijkerk, en in de eerste week van januari 1837 in Voorthuizen, in de woning van Jan Janssen van ’t Hooff. Daar was op 7 januari zelfs ‘een aanzienlijk aantal toehoorders’ aanwezig. Maar van aanwezigheid in Barneveld wordt niet gerept. Wél schijnt hij een bezoek gebracht te hebben aan baron Van Zuylen op kasteel ‘De Schaffelaar’ bij Barneveld, maar daar bleef het kennelijk bij. Van Zuylen nam het kort daarop in een verzoekschrift aan koning Willem I op voor de vervolgde Afgescheidenen: “Sire” – zo schreef hij – “Met gepaste vrijmoedigheid, zoals mijn Bijbel het mij toestaat, nader ik met dit verzoekschrift tot u, o Koning, om ten voordele van arme vervolgde schapen te pleiten (…), daar men thans die arme schapen en die stillen en vreedzamen in den lande overal, ook van de leerstoelen, voor oproermakers uitkraait, ja invoerders van een nieuwe secte. Welken in stille vreedzaamheid de God hunner zaligheid eren en verhogen en niet ophouden voor Uwe Majesteit en het vaderland de vurigste beden uit te storten”.

Koning Willem I

Werd dit verzoekschrift geschreven naar aanleiding van het bezoek van ds. De Cock aan ‘De Schaffelaar’? We weten het niet. Het zou kunnen.

De Doleantie.

In Barneveld stond van 1876 tot 1897 de hervormde predikant J.A.P.H. Ris Lambers. Nadat in het nabijgelegen Voorthuizen op 12 oktober 1884 de rechtzinnige hervormde predikant mr. dr. W. van den Bergh (1850-1890) in het ambt bevestigd werd, trokken langzaam maar zeker steeds meer hervormde gemeenteleden op de zondag vanuit Barneveld richting Voorthuizen. Over hem eerst enkele bijzonderheden.

Mr. dr. W. van den Bergh (1850-1890).

Ds. Van den Bergh had op woensdag 11 april 1883 in Amsterdam de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’ bezocht, die gehouden werd in gebouw ‘Frascati’ aan de Oudezijds Voorburgwal. De presentielijst van de bijeenkomst telde 222 namen van hervormde kerkenraadsafgevaardigden uit het hele land, die daar uitvoerig spraken over de noodzaak van het herstel van de binding aan de belijdenis en hoe dat doel te bereiken zou zijn.

De titelpagina van het verslag van de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’.

Ds. Van Bergh wilde niet alleen vasthouden aan de belijdenis van de kerk, maar wilde zich ook houden aan de Dordtse Kerkorde, in 1619 vastgesteld door de Synode van Dordrecht, maar in 1816 door de overheid vervangen door het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk‘.

In het nabijgelegen Kootwijk werd op 7 februari 1886 – nadat deze hervormde gemeente vele tientallen jaren vacant geweest was – op advies van dr. Van den Berg van Voorthuizen kandidaat J.H. Houtzagers (1857-1940) door ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) van Zetten in het ambt bevestigd.

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913).

Het probleem was echter dat kandidaat Houtzagers theologie gestudeerd had aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, in 1880 gesticht door dr. A. Kuyper (1837-1920). Studenten van de VU werden echter door de hervormde kerkelijke besturen niet erkend als predikant in hervormde gemeenten. Voor de bevestiging van kandidaat Houtzagers was door de classis geen toestemming gegeven. De kerkenraad hield echter voet bij stuk en hij werd in het ambt bevestigd. Als gevolg van deze gebeurtenis ging de kerk van Kootwijk op 2 februari 1886 in Doleantie. Twee dagen later, op 4 februari, sloot ook de kerk van Voorthuizen zich onder leiding van dr. Van den Bergh bij de Dolerende ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ aan.

En van 11 tot en met 14 januari 1887 was dr. Van den Bergh aanwezig op het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat gehouden werd in Amsterdam. Daar werd door 1.500 afgevaardigden van hervormde gemeenten gesproken over de noodzaak tot reformatie van de hervormde kerk en tot wederinvoering van de Dordtse Kerkorde, én over de vraag hóe dat zou moeten gebeuren.

De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).

In Amsterdam werden praktische aanwijzingen gegeven hoe de Doleantie plaatselijk het best tot uitvoering gebracht kon worden. Ook werden daar ‘Modellenboekjes’ verspreid met voorbeeldbrieven en conceptformulieren die de organisatie van de Doleantie zouden stroomlijnen.

Aangeraden werd met verzamellijsten rond te gaan en daarop de namen ‘van vertrouwbare personen’ te noteren die instemden ‘met de reformatie der hervormde kerk’ en met de afschaffing van de ‘synodale hiërarchie’.

De Doleantie te Barneveld.

In hervormd Barneveld stond zoals gezegd van 1876 tot 1897 ds. J.A.P. Ris Lambers op de hervormde kansel. Naast hem stond van 1879 tot 1884 ds. G.J. de Hoest, die van 1885 tot 1887 opgevolgd werd door de rechtzinnige ds. C.J. Leenmans. Deze vertrok echter vrij plotseling op 30 januari 1887 naar Staphorst.

Brand van Essen en Jannigje Bloemendaal in 1871 (foto: ‘Een kerk onderweg’).

Enkele maanden na ds. Leenmans’ vertrek bleek dat het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ ook in Barneveld haar uitwerking had. In Barneveld was landbouwer Brand van Essen degene die in april 1887 bij de deuren van de hervormde gemeenteleden langs ging om te vragen hun naam op de door het Gereformeerd Kerkelijk Congres opgestelde verzamellijsten te noteren. Zevenenvijftig personen lieten hun naam op de verzamellijsten vermelden.

Daardoor beseften G.J. Knottenbelt, A. Roskam en Brand van Essen dat ze voldoende steun hadden om de hervormde kerkenraad een verzoekschrift te sturen.

Brand van Essen (foto: ‘Een kerk onderweg’).

Ze vroegen de kerkenraad ‘om niet langer u te gaan scharen aan de zijde van hen die getrouwe belijders van Christus vervolgen’. Want naar hun stellige overtuiging was dat wat met bijvoorbeeld de ‘benauwde broederen in Amsterdam’ gebeurde, waar tachtig kerkenraadsleden waren afgezet omdat zij zich niet hielden aan de synodale reglementen. Ze hadden namelijk onder meer geweigerd mee te werken aan het tot de kerkelijke gemeente toelaten van vrijzinnige aspirant leden. Verder vroegen de drie briefschrijvers de kerkenraad ‘de Reformatie van de kerk ter hand te nemen en de Dordtse Kerken Ordening opnieuw kracht en geldigheid te verlenen’ in de hervormde gemeente van Barneveld.

De kerkenraad antwoordde op 5 mei 1887. In die brief werd meegedeeld dat hij niet aan het verzoek kon voldoen. Wat de Dolerenden verlangden druiste volgens hem in ‘tegen de trouw’ en zou alleen maar tot afscheiding leiden. Ja, zeker, de kerkenraad was zich ervan bewust dat aan het ‘Algemeen Reglement’ grote gebreken kleefden, maar op grond van de Schrift kon hij ‘geen vrijheid vinden om in verzet te komen en dan, als wij gestraft worden, als martelaars ons aan te stellen en te klagen dat wij vervolgd worden, in de bewustheid dat het tégendeel waar is’.

De eerste preken uit de serie ‘Uit de Diepte’ (1886).

Het antwoord van de kerkenraad was er de oorzaak van dat de verontruste gemeenteleden in het vervolg zondag aan zondag bij elkaar kwamen in het gebouw van de zondagsschool. Daar luisterden ze naar het lezen van een ‘goeie gereformeerde preek’. De Dolerenden hadden sinds 1886 een eigen prekenserie: ‘Uit de Diepte’, die massaal verspreid werd en kon dienen ter voorlezing in diensten waar geen predikant voorging.

Geïnstitueerd (1887).

Op 19 augustus 1887 kwam dr. Van den Bergh van Voorthuizen persoonlijk naar Barneveld om in het zondagsschoolgebouw een bidstond te leiden. Daarvoor werden alle ondertekenaars van de Verzamellijsten uitgenodigd. Het doel van de bijeenkomst was ook het kiezen van kerkenraadsleden. Tot ouderling werden gekozen Hendrik Blankespoor, Brand van Essen en Gert Jan Knottenbelt. Als diakenen werden verkozen Hendrik Jan van Essen en Hendrik Roskam.

Ds. J.H. Houtzagers (1857-1940) institueerde de Gereformeerde Kerk te Barneveld.

Veertien dagen later kwam ds. Houtzagers van Kootwijk naar Barneveld. Op 4 september 1887 bevestigde hij tijdens de middagdienst de verkozen ouderlingen en diakenen in het ambt. Ter gelegenheid daarvan hield hij een preek over psalm 46 vers 4 tot 6: “Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond”. Daarmee was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Barneveld geïnstitueerd. ’s Avonds kwam de kerkenraad in de woning van ouderling Knottenbelt bijeen om officieel te verklaren dat hij het kerkverband met de Nederlandse Hervormde Kerk had opgezegd.

G.J. Knottenbelt (foto: ‘Een kerk onderweg’).

Er was echter een probleem. De ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (dolereende)’ kon volgens de toen geldende regels geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Men had dat echter wél nodig, bijvoorbeeld bij het kopen van onroerend goed of bij het aanvaarden van erfenissen. Daarom had het Gereformeerd Kerkelijk Congres geadviseerd een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ op te richten. Déze kreeg wél rechtspersoonlijkheid en kon dan namens de kerkenraad het beheer voeren over de kerkelijke goederen en de gelden.

Afgezet (1887).

Meteen de dag na de kerkinstituering reageerde de hervormde kerkenraad op de gebeurtenissen. In een schrijven van 5 september 1887 deelde die kerkenraad (onder voorzitterschap van ds. Ris Lambers) mee, de vijf in het ambt bevestigde Dolerende ambtsdragers ‘vervallen te verklaren van de bevoegdheid tot het uitoefenen van kerkelijke rechten en tot het aanvaarden van kerkelijke bedieningen’ in de hervormde kerk. De broeders zullen zich daar echter weinig van aangetrokken hebben.  Hun eerste zorg was nu de kerkelijke bediening in de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Barneveld naar behoren te vervullen en zorg te dragen voor de ongestoorde voortgang van het kerkelijk leven.

Het eerste kerkgebouw (1888).

De gereformeerde kerk aan de Nieuwstraat, die in 1888 in gebruik genomen werd.

De eerste vergadering van De Kerkelijke Kas werd op 15 september 1887 gehouden. Verscheidene gemeenteleden hadden ondertussen met elkaar afgesproken samen fl. 7.600 tegen rente ter beschikking te stellen voor de bouw van een eigen kerk. De kerkdiensten werden aanvankelijk in het zondagsschoolgebouw gehouden, maar dat was verre van ideaal. De kerkenraad liet er geen gras over groeien, want op 18 april 1888 verkreeg men voor de prijs van fl. 1.300 een stuk grond aan de Nieuwstraat en twee maanden later had men het bestek en de voorwaarden voor de kerkbouw al voor elkaar, zodat op 23 juni de aanbesteding kon plaatsvinden.

In september van hetzelfde jaar, 1888, was in Amsterdam voor fl. 160 bovendien een orgel gekocht, dat echter eerst nog even moest worden opgeknapt, maar dat daarna prima dienst kon doen in de nieuwe kerk. De bouw van de kerk verliep voorspoedig, zodat deze nog geen half jaar na de aanbesteding op 6 december 1888 in gebruik genomen kon worden. Er was echter – bijzonder genoeg – geen predikant te vinden die de openingsdienst kon leiden! Ook ds. Houtzagers niet, want die had het zó druk ‘dat zijn lichaam erdoor lijdt’. Dus zorgde de kerkenraad er zelf voor. De totale bouwkosten bedroegen fl. 8.200. De kerk telde vermoedelijk ergens in de driehonderd zitplaatsen.

De eerste predikant: ds. D. Koffijberg (van 1891-1900).

Ds. D. Koffijberg (1844-1911).

De Dolerende kerk van Barneveld had nu weliswaar een kerkgebouw, maar nog geen predikant. Wel probeerde men zo nu en dan een predikant op de preekstoel te krijgen, maar anders was het alternatief een leesdienst te houden. Na verloop van tijd kwam men in contact met godsdienstonderwijzer D. Koffijberg (1844-1911) te Amsterdam. Hij werd beroepen en op 14 juni 1891 deed hij intrede als predikant; hij was als zodanig toegelaten op grond van het toenmalige Art. 8 (‘singuliere gaven’) van de Kerkorde. Ds. A. Middelkoop (1859-1926) van Nijkerk bevestigde hem in het ambt. Tijdens zijn predikantschap groeide de kerk geregeld. Regelmatig werden vanuit andere kerken nieuwe leden tot de kerk van Barneveld toegelaten.

Overigens veranderde de naam van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in 1892 in ‘Gereformeerde Kerk te Barneveld’. Dat werd veroorzaakt door de landelijke Vereniging tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk (uit de Afscheiding van 1834) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken uit de Doleantie. Die ineensmelting had landelijk op 14 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam plaatsgevonden. Besloten was als verenigde kerken de naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ te voeren. De kerkenraad besloot een maand later, op 14 juli, zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland aan te sluiten.

Ruim twee jaar later werd de Vereniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgeheven. Dat gebeurde vooral op aandringen van ds. Koffijberg, die in de kerkenraad als zijn mening verkondigde dat ‘Christus de Koning Zijner kerk is’ [Die daartoe ouderlingen had aangesteld], ‘zodat de Gereformeerde Kerken geen bestuur bóven Hem of névens Hem, rechtstreeks of zijdelings, dulden’ en dat de Kerkelijke Kas zijns inziens zijdelings een ‘bestuur’ was in de kerk, dat daar niet thuishoorde. Maar omdat men het bestaan van De Kerkelijke Kas geen ‘zonde voor God’ achtte duurde het nog tot augustus 1894 eer de vereniging het loodje legde. Drie leden van de commissie bleven hun werk doen, maar nu als een kerkenraadscommissie, Commissie van Administratie genaamd.

Ds. J. Gispen (van 1901 tot 1911).

Ds. J. Gispen (1874-1935) met zijn gezin.

Ds. Koffijberg vertrok in maart 1900 naar Culemborg en negen maanden later werd op 10 november 1901 als tweede predikant ds. J. Gispen (1874-1935) van Overschie in het ambt bevestigd. Daarvoor waren echter wel twee beroepen op hem nodig. Voor het eerste had hij namelijk bedankt. In zijn ambtsperiode verzocht de School met den Bijbel aan de kerkenraad om het toezicht op het godsdienstonderwijs op zich te nemen. De kerkenraad stemde daarmee. Afgesproken werd dat de godsdienstlessen op de school elk kwartaal door ouderlingen zouden worden bijgewoond.

Ook tijdens het predikantschap van ds. Gispen bleef de kerk groeien. Wel bleek tot ongerustheid van de kerkenraad dat nogal wat gemeenteleden, om preciezer te zijn: ruim de helft van het aantal belijdende leden, het avondmaal niet bijwoonden. Dat kan ook gelegen hebben aan het feit dat nogal eens ‘avondmaalsmijding’ voorkwam met als reden dat men zich ‘niet waardig achtte aan de Dis des Verbonds aan te gaan’. Maar de kerkenraad maakte zich vooral ongerust over de vraag of de gemeenteleden wel voldoende met het kerkelijk leven meeleefden.

Ds. E.J. Wientjes (van 1912 tot 1919).

Ds. Gispen nam op 26 november 1911 afscheid van Barneveld en vertrok naar de kerk van Alphen aan den Rijn. Op 16 juni 1912 deed zijn opvolger, ds. E.J. Wientjes (1883-1956) van Krimpen aan de Lek intrede. Hij diende de kerk gedurende zeven jaar, tot augustus 1919, toen hij naar Oudshoorn vertrok. In juli 1912 werd in de kerkenraad overlegd over een echtpaar dat zich had aangemeld voor het afleggen van belijdenis des geloofs. Er was echter een probleem. De man werkte op zondag. Dat was natuurlijk niet toegestaan. Vandaar dat de kerkenraad hem liet beloven ‘dat hij biddend zou uitzien naar ander werk, daar hij op zondag slaafsch werk moest verrichten bij de Posterijen’.

Over de werkzaamheden van ds. Wientjes in Barneveld is verder niet veel bekend; in 1932 raakte hij tijdens zijn ambtsperiode in Scheveningen buiten bediening.

Ds. W.L. Korfker (van 1919 tot 1949).

De vierde predikant van de Gereformeerde Kerk te Barneveld was ds. W.L. Korfker (1883-1983) van Goënga en Sybrandaburen in Friesland. Hij diende de kerk van 1919 tot zijn emeritaat in 1949. Hij maakte in Barneveld dus ook de periode van de Tweede Wereldoorlog mee.

Ds. Korfker (1883-1983).

Ds. P.J. Westerneng (*1930) schreef over hem in het landelijk ‘Jaarboek ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland’ (1984) het volgende: ‘Zonder aan zijn betekenis voor de andere kerken die hij gediend heeft, te willen voorbijgaan, kan ik toch wel zeggen dat zijn levenswerk in Barneveld lag. Hier heeft hij gedurende dertig jaar met grote trouw en liefde zijn ambt als predikant vervuld. Hierbij lag het accent op het pastoraat. Wat ging hij veel de gemeente in. Hij werd overal op de fiets gezien en, beweeglijk als hij was, werd hij al gauw ‘het vliegend evangelie’ genoemd. Bepaald onmisbaar was die fiets destijds voor de vervulling van langdurige consulentschappen, zoals in het afgelegen De Glind”.

“In de bezettingstijd zat hij vijf maanden als gijzelaar in Noord-Brabant gevangen. Na de oorlog kreeg zijn voortdurende zorg voor ‘de jongens’ in militaire dienst een nieuwe dimensie, toen velen naar Indonesië werden gezonden”.

“Tijdens zijn ambtsbediening in Barneveld heeft hij zowel classicaal als provinciaal verschillende functies vervuld. Zijn arbeid beperkte zich niet tot louter kerkelijke zaken. Hij gaf mee de stoot tot de oprichting van de Chr. ULO in Barneveld in 1925 en hij is jarenlang voorzitter van de betrokken schoolvereniging geweest. Ook is hij lid geweest van de Koninklijke Nederlandse Militaire Bond ‘Pro Rege’ en verder was hij overtuigd lid van de Gereformeerde Vereniging voor Drankbestrijding. Tot zijn 98ste levensjaar was hij medewerker van het orgaan van deze vereniging en destijds was hij voorzitter van de Gelderse afdeling”.

In de oorlogstijd werd ds. Korfker achtereenvolgens door twee hulppredikanten bijgestaan: in 1942 en 1943 door kandidaat W.S. Schenk (1909-1984), die zich in combinatie met de kerk van Zwartebroek bezighield met het evangelisatiewerk. In de jaren 1944 en 1945 verrichtte kandidaat W.G. Berkhoff (1908-1984) hulpdiensten in combinatie met de Gereformeerde Kerk te De Glind.

Het interieur van de in 1888 in gebruik genomen gereformeerde kerk aan de Nieuwstraat (foto: ‘Een kerk onderweg’).

Tijdens de ambtsperiode van ds. Korfker vond in Barneveld de Vrijmaking plaats. De kerkenraad was in zijn geheel tégen de Vrijmaking gekant, zoveel wordt uit de notulen duidelijk. Uiteindelijk verlieten slechts twee gezinnen de Gereformeerde Kerk; in Barneveld is dan ook geen vrijgemaakte Kerk ontstaan.

Afscheid.

Omdat de predikant in 1949 met emeritaat ging nam hij op 25 september dat jaar afscheid van Barneveld. Hij deed dat met een toespraak die later in druk verscheen, en waarin hij onder meer het volgende opmerkte: “Wat het geestelijke aspect der gemeente betreft, geloof ik te mogen constateren, dat zich dat in de loop der jaren wel enigszins gewijzigd heeft. Daar is onder u gekomen een blij en vrijmoediger aanvaarden van Gods Verbondsbeloften: het getal Avondmaalsgangers nam toe. Maar naast dit goede zie ik de schaduw van het kwade, dat de gemeente niet geheel vrij is gebleven van de geest der oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid, die helaas in de laatste tijden vele christenen heeft aangetast. Er kan tegenwoordig zoveel bij door”.

Hij verbond er echter wel de volgende uitspraak aan: “Ik meen mij niet te vergissen als ik ten slotte opmerk, dat tussen de kerken en kerkleden van verschillende formatie in de gemeente Barneveld een meer broederlijke houding jegens elkander ontstaan is. Mogen alle harten brandende zijn voor de eenheid van allen, die de gereformeerde belijdenis liefhebben!”

Ds. A. Brouwer (van 1949 tot 1955).

Ds. A. Brouwer (1918-1967).

Ds. Korfker werd in 1949 opgevolgd door ds. A. Brouwer (1918-1967) van Soestdijk. De gemeente groeide ondertussen door. Tijdens zijn predikantschap werd een eigen kerkelijk mededelingenblad gepubliceerd, ‘Van en voor eigen erf’.

In 1953 besloot de kerkenraad de kerkenraadskamer voor een avond per week af te staan aan de Hervormde Evangelisatie Vereniging te Barneveld. Deze Evangelisatie was ontstaan uit ontevredenheid over de prediking van de toenmalige hervormde predikant. De hervormde kerkenraad betreurde het ontstaan van de Evangelisatie en riep de overige gemeenteleden op ‘om zich mét ons te scharen onder het Woord des Heeren in de Kerkelijke Dienst des Woords en der sacramenten en zich in alle opzichten te onthouden van die samenkomsten, waar noch gesproken kan worden van Dienst des Woords en waar ook de sacramenten niet kunnen worden bediend’.

Uit deze vereniging ontstond de latere Immanuëlkerk. In 2017 werd besloten deze op 1 mei 1975 in gebruik genomen Immanuëlkerk aan de Achterdorpstraat te verkopen en de voormalig gereformeerde Bethelkerk te ‘vernieuwbouwen’ en deze daarna van een andere naam te voorzien. Daarom nu nog iets over de ‘Bethelkerk’.

De Bethelkerk (1959).

Tijdens de ambtsperiode van ds. H.M. Dercksen (1926-2003) – van 1949 tot 1955 gereformeerd predikant te Barneveld – kwam het tot de bouw van een nieuwe kerk. Ramen, banken en plafond van de gereformeerde kerk aan de Nieuwstraat waren door de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog zwaar beschadigd door granaatscherven. De totale schade bedroeg ongeveer fl. 900. Bovendien had de kerk in 1942 een schuld van ongeveer fl. 12.000. Vandaar dat de Commissie van Administratie een financiële actie ondernam om de schulden weg te werken. Dat lukte. Maar door de groei van de gemeente werd het kerkgebouw aan de Nieuwstraat wel erg klein. Gesproken werd dus over uitbreiding of nieuwbouw.

Ds. Dercksen legt de eerste steen voor de nieuwe Bethelkerk (foto: Een kerk onderweg’).

Daardoor werd in februari 1943 een van de gemeenteleden op een idee gebracht: hij gaf fl. 25 als begin van het bouwfonds. Toch duurde het nog vele jaren voordat de plannen konden worden gerealiseerd. Eerst werd het zondagsschoolgebouw gekocht en omgebouwd tot jeugdhuis onder de naam Kerlo (‘kerkelijke lokalen’). Maar de groei van de gemeente ging onverstoorbaar door, zodat in april 1952 besloten werd tot het houden van dubbele diensten.

Dat was voor een dertiental gemeenteleden aanleiding de koppen bij elkaar te steken. Samen zegden ze een bedrag van fl. 57.500 toe voor de bouw van een nieuwe kerk, onder voorwaarde dat de kerkelijke gemeente vóór 1 januari 1956 fl. 50.000 bijeengebracht zou hebben voor hetzelfde doel, zodat dan een bouwfonds gevormd zou zijn van een dikke fl. 100.000. Bovendien zou de bouw van de nieuwe kerk vóór januari 1958 moeten zijn begonnen.

De ‘Bethelkerk’ te Barneveld.

Dat liet de kerkenraad zich niet twee keer zeggen. Op 26 april 1958 legde ds. H.M. Dercksen de ‘eerste steen’. Hij werd daarbij geholpen door de eerste al flink op leeftijd zijnde dopelingen van de kerk op 4 september 1887, Geertje van Essen en Andries van de Wal. De kerkbouw vorderde verder voorspoedig. De kosten bedroegen in totaal fl. 343.000. Omdat er ook een luidklok moest komen werd een oud-papieractie gehouden en in maart 1959 schonk een gemeentelid een doopvont.

Op 29 september 1959 kon de nieuwe Bethelkerk in gebruik genomen worden.

Ledentallen Gereformeerde Kerk Barneveld.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Barneveld tussen 1900 en 2010.

Bronnen:

J. Feijen, Een kerk onderweg. 1887 – 4 september – 1987. Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Barneveld. Barneveld, 1987

A.A. Klein, Onder U verkondigd. Uit de geschiedenis van de Oud Gereformeerde Gemeente (in Nederland) te Barneveld. Barneveld, 2007

A. Ros, Kleine kerkgeschiedenis van de West-Veluwe. Voorgeschiedenis, wording en beginjaren van de Gereformeerde Gemeente te Barneveld. Houten, 1985

M. Schukken, In deze naam moet alles worden meegedacht. 50 jaar Immanuelkerk in Barneveld. Barneveld, 2003

© 2017. GereformeerdeKerken.info