De Gereformeerde Kerk te Wommels (deel 1)

Inleiding.

De voormalige Gereformeerde Kerk te Wommels ontstond op 25 maart 1888 als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Wommels en Hidaard’. In 1892 voegde ook deze kerk zich bij ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

Kaart: Google.

  • In deel 1 van dit verhaal bespreken we de tijd tot 1967; in deel 2 het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Kubaard, die in 1967 bij de Gereformeerde Kerk te Wommels werd gevoegd, waarna we de geschiedenis vervolgen.

De tijd van de Afscheiding.

In de tijd van de Afscheiding van 1834 bleef het in Wommels rustig. Kennelijk hadden de hervormde gemeenteleden in die tijd geen problemen met de rechtzinnigheid van hun predikanten. Bij de Volkstelling van 1849 bijvoorbeeld stonden in Wommels geen Christelijke Afgescheidenen – behorende tot een naburige gemeente – geregistreerd en ook in allerlei andere officiële papieren wordt Wommels in dat opzicht niet genoemd.

Dat wilde overigens niet zeggen dat de predikanten van Wommels rechtzinnig waren; ze behoorden tot de zgn. ‘Groninger Richting’, die – zeer tegen de zin van veel orthodoxe geloofsgenoten – de Drie Formulieren van Eenigheid (de belijdenisgeschriften van de kerk) terzijde stelden en daarmee ook een groot deel van de traditie van de Hervorming uit de 16e eeuw. ‘Het evangelie en de prediking moesten aansluiten op ‘het gemoed’ der toehoorders’, zo meenden zij. Vooral in het noorden van ons land werd zij de middenrichting tussen orthodoxie en modernisme in de hervormde kerk. In Ulrum verzette zich ds. Hendrik de Cock (1801-1842) tegen deze richting, wat uiteindelijk leidde tot de Afscheiding in 1834.

In Wommels.

De hervormde kerk te Wommels.

In Wommels stond sinds 1856 de hervormde predikant H.M. Laurman Wassenaar Rzn., die daar tot 1900, toen hij met emeritaat ging, dienst deed. Hij schijnt een uitstekend spreker te zijn geweest en vooral in het begin zat de kerk vol. Zoals gezegd behoorde ook hij tot de Groninger Richting. Opmerkelijk was dat hij die overtuiging langzaam maar zeker steeds duidelijker op de preekstoel bracht. Zo verklaarde hij tijdens een preek op Hemelvaartsdag 1882 zonder de minste waarschuwing dat hij in het verleden weliswaar vaak gepreekt had over de lichamelijke hemelvaart van Christus, maar dat hij dat in de toekomst niet meer zou doen, omdat hij ervan overtuigd was dat dit in strijd was met de wetten van de natuur.

Vanaf die tijd ‘wandelden velen niet meer met hem’ en zochten hun toevlucht elders. Ds. J. Krull in Spannum bijvoorbeeld, díe preekte tenminste nog langs de paden van de Heilige Schrift en ds. H. van Griethuysen van Burgwerd, ds. J.J. van der Weyde van Oosterend, maar ook ds. K. Bosma van Kubaard trok hen. Soms sprak in Wommels weliswaar een evangelist van de landelijke evangelisatievereniging ‘Vrienden der Waarheid’, maar dat gebeurde zelden (Wommels wordt in dat opzicht in de bekendste literatuur daarover niet genoemd). Elke zondag vertrokken zo’n honderd kerkgangers van Wommels richting Kubaard, naar ds. Bosma (de kerk in Kubaard raakte op zondag zo vol, dat men in 1874 moest besluiten een galerij in de kerk te bouwen!). En nadat de hervormde predikant ds. K. Fernhout (1858-1953) in het nabijgelegen dorp Tzum intrede had gedaan, kreeg ook hij belangstellende toehoorders uit Wommels:  ‘De kerk kan de menigte nauwelijks bevatten’. Ds. Fernhout stak zijn sympathie voor dr. A. Kuyper (1837-1920) niet onder stoelen of banken ‘en als je het hém vroeg moest de hervormde kerk vanonder het synodale juk vandaan’, net als dr. Kuyper wilde!

Dr. Abraham Kuyper (1837-1920).

Een christelijke school gesticht (1872).

Niet iederéén ging naar elders. Vaak kwam men ook gewoon in Wommels bijeen. Hoofdmeester Steenbergen van de Christelijke School sprak dan in het schoolgebouw aan de toenmalige Bolswarderweg (tegenwoordig de Hottingawei). Ook gaf hij catechisaties aan aspirant belijdeniskandidaten uit dorpen in de omgeving en ging hij op ziekenbezoek en leidde hij begrafenissen, enz.

Al in 1872 was in Wommels de christelijke school opgericht. De eerder genoemde ‘Vrienden der Waarheid’ mochten dan nauwelijks evangelisten langs gestuurd hebben, wél waren de plaatselijke ‘Vrienden’ A.S. Zandstra en R.A. Feitsma degenen die voor de kerstening van de bewoners van Wommels een christelijke school een zeer verdienstelijk middel achtten. Daar slaagden ze in, en op 14 augustus 1872 kon de school geopend worden.

De school met daarnaast het meestershuis.

Meester Johannes Steenbergen was het eerste schoolhoofd die voor de orthodoxie in Wommels veel betekend heeft. ‘Hij preekte bijna elke zondagavond in de school aan de Bolswarderweg; hij was een voornaam man, had een mooie voordracht en preekte eenvoudig en begrijpelijk. Hij moet een goeie schoolmeester geweest zijn die ook met de ruigste jongens in figuurlijke zin lezen en schrijven kon’. Maar ook predikanten van Christelijke Gereformeerde Gemeente uit Bolsward kwamen op zijn verzoek wel eens in de school spreken. ‘Als men maar de Wáárheid mocht horen!’

Toen in de Doleantietijd (in de jaren ’80) de verhoudingen niet zo goed bleven (meester Steenbergen bleef in de hervormde kerk) is hij vertrokken en schoolmeester geworden in het dorp Folsgare. De school kreeg namelijk langzamerhand een gereformeerd stempel doordat veel ouders in Wommels overgingen naar de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ in het dorp. Het gevolg daarvan was overigens de stichting, op 1 oktober 1906, van een twééde christelijke school, een hervormde school voor Christelijk Volks Onderwijs (CVO), op initiatief van ds. J. Ankerman, die daar van 1902 tot 1909 hervormd predikant was.

De Doleantie komt op gang (1886).

Intussen was in Amsterdam de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ ontstaan, doordat de tachtig ‘benauwde broederen’ aldaar, ouderlingen, diakenen en predikanten, waren afgezet om hun strijd tegen de vrijzinnige synodale overheersing in de hervormde kerk. En die beweging bleef niet beperkt tot Amsterdam, want al voordien waren andere kerken uit het hervormde kerkverband getreden, wég vanonder ‘het juk van de synodale hiërarchie’, zoals dat genoemd werd.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895), die met zijn gemeente in Reitsum in Doleantie ging.

Ook in Friesland onttrokken zich nog vóór Amsterdam enkele gemeenten aan de hervormde kerk, zoals die van Reitsum op 9 februari 1886 onder leiding van ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895), die te Kollum op 7 juli 1886 onder leiding van  ds. G.H. van Kasteel (1850-1931), de gemeente te Gerkesklooster op 19 oktober 1886, en op 7 december 1886 die te Anjum, waar ds. J. Langhout (1848-1908) met zijn gemeente in Doleantie ging. Maar ook daar bleef het niet bij. Er volgden talloze andere Friese gemeenten, zoals op 17 januari 1887 die te Hijlaard onder leiding van ds. J.C. Sikkel (1855-1920). En in het nabijgelegen Heeg verliet dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) met zijn gemeente een week later, op 24 januari 1887, de hervormde kerk. Hoorde men in Wommels, dat in de omgeving een ‘uitgetreden dominee’ zou preken, dan ging men ‘bij wagenvollen daarheen’!

Dr. L.H. Wagenaar treedt op.

Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) institueerde de Dolerende Kerk te Wommels op 25 maart 1888.

De hierboven al genoemde A. Zandstra en R. Feitsma hadden samen met J.J. Hieminga, F.A. van den Bos en K. Sijsling in 1887 een schrijven gericht aan de hervormde kerkenraad van Wommels en Hidaard, waar ds. Laurman  Wassenaar dus nog steeds predikant was. In het schrijven verzochten zij de kerkenraad ‘de reformatie van de kerk ter hand te nemen, te breken met de synodale hiërarchie en zodoende weer kracht en geldigheid te verlenen aan de Dordtse Kerken Orde’, die in 1816 door de overheid op onwettige wijze was afgeschaft ten gunste van het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk’, waardoor langzaam maar zeker de belijdenisgeschriften uit het zicht verdwenen en waardoor de plaatselijke kerken steeds minder te zeggen kregen.

De kerkenraad ging op hun verzoek echter niet in. De Dordtse Kerkorde was volgens de kerkenraad in Friesland nooit wettig ingevoerd en kon dus ook niet worden afgeschaft. De kerkenraad herinnerde zich echter het ‘Vertrouwelijk Schrijven’ dat de ‘Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk’ op 4 februari 1887 aan alle classicale besturen had toegezonden. Daarin stond nadrukkelijk ‘dat personen die zich schuldig maken aan het verstoren van de orde en rust en schuldig zijn aan vergrijp in de uitoefening van hun kerkelijke betrekking’, onder de tucht geplaatst moesten worden.

Een aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Ook zouden voorál hervormde kerkenraadsleden die de vorige maand, in januari 1887, het Gereformeerd Kerkelijk Congres in Amsterdam hadden bijgewoond, alleen dáárvoor al moeten worden afgezet. Want daar hadden 1.500 hervormden uit het hele land, onder leiding van dr. A. Kuyper, beraadslaagd over hoe men de reformatie in de kerk zou doorvoeren. Want dát moest gebeuren, dát was ‘plichtmatig’, zo hadden de bezoekers allen schriftelijk verklaard. Of daar vanuit Wommels kerkenraadsleden aanwezig waren is onbekend. Hoe dan ook, de briefschrijvers werden door de kerkenraad opgeroepen verantwoording af te leggen over hun verzoek, dat immers neerkwam op ‘revolutie in de kerk’.

Juist in die tijd verbleef ds. L.H. Wagenaar van Heeg in Wommels en kwam met hen in contact. Daar kwam uiteraard ook de wens aan de orde om te breken met de hervormde kerk, en onder invloed van dr. Wagenaar, en ook door gesprekken met ds. Ploos van Amstel van Reitsum, besloot men zich aan de hervormde kerk te onttrekken. In een tweede schrijven aan de kerkenraad maakten ze daarvan gewag en deelden ook mee dat men de kerkenraad van de hervormde gemeente te Wommels niet meer erkende en dat men een eigen kerkenraad zou kiezen.

Een eigen kerkenraad (25 maart 1888).

Onder leiding van ds. J.C. Sikkel (1855-1920) van Hijlaard werden op 7 maart 1888 de ambtsdragers te Wommels gekozen.

En daartoe ging men op 7 maart 1888 inderdaad over. Ds. J.C. Sikkel van Hijlaard kwam naar Wommels en onder zijn leiding werden door de inmiddels verzamelde medestanders vier ambtsdragers gekozen. Het waren R. Feitsma en J.J. Hieminga als ouderlingen en F.A. van den Bos en K. Sijsling als diakenen. Deze verkiezing vond plaats in de christelijke school, waar later ook de bevestiging plaats had.

Op 25 maart kwam ds. L.H. Wagenaar van Heeg namelijk naar Wommels. In de school werden toen tijdens een kerkdienst de verkozen ambtsdragers in het ambt bevestigd. Daarmee was in Wommels de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Wommels en Hidaard’ geïnstitueerd. De aloude kerk der zestiende eeuwse Hervorming  had nu ook in Wommels haar oorspronkelijke naam weer terug, die bij de invoering van het ‘Algemeen Reglement’ in 1816 was vervangen door ‘Nederlandsche Hervormde Kerk’.

‘De Heraut’, 15 april 1888.

Net als elders stelde de kerkenraad meteen in zijn eerste vergadering vast dat de Dordtse Kerken Orde van 1618-1619 weer werd ingevoerd en dat het ‘Algemeen Reglement van 1816’ van onwaarde werd verklaard.

Al snel na hun bevestiging in het ambt ontvingen de mannenbroeders een schrijven van de hervormde kerkenraad met de mededeling dat zij uit het lidmaatschap van de hervormde kerk, en – voor zover daarvan deel uitmakend – tevens uit hun ambt als kerkenraadslid waren ontzet. Het schrijven luidde: ‘Aangezien het tot onze kennis is gekomen als een feit dat niet in twijfel getrokken kan worden, dat gij zijt overgegaan tot de zogenaamde Doleerenden, (…) en door den afgezetten  predikant L. Wagenaar als zoodanig in het openbaar bevestigd zijt; Aangezien gij zodoende op de meest besliste wijze zijt uitgetreden uit het kerkverband der Nederlandsche Hervormde Kerk, zoo moeten wij, wetende dezen door u gedane stap, naar onze roeping en plicht U ontzetten van het lidmaatschap der Nederlandsche Hervormde Kerk’.

De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht.

Het deed de broeders niets. Ze hadden zich immers al van de Hervormde kerk afgekeerd en hadden bovendien veel te regelen. Eigen kerkelijk leven moest worden opgezet! De Dolerende Kerk kreeg op grond van de wettelijke regels vooralsnog geen officiële erkenning, had dus geen rechtspersoonlijkheid. Maar voor een ongestoord kerkelijk leven was dat wél van groot belang. Men moest immers een kerkgebouw oprichten; daarmee gingen financiële transacties gepaard. Vandaar dat de kerkenraad ook daarover sprak met vijftig van de broeders en zusters die zich hadden aangemeld als lid van de Dolerende Kerk. Besloten werd, op advies van het eerder genoemde ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ een Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ op te richten. Deze vereniging kon wél officiële erkenning krijgen en kon dus namens de kerkenraad, als een soort van Commissie van Beheer, de financiële aangelegenheden regelen. De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ was verantwoording schuldig aan de kerkenraad. Niet voor niets werden ook twee kerkenraadsleden in het bestuur van de Vereeniging benoemd: F. van den Bos en J.J. Hieminga.

Een eigen kerk (juli 1889).

De vroegere Bolswarderweg.

Voor de Dolerenden zou in elk geval ander onderdak gezocht moeten worden. Er vond overleg plaats tussen de kerkenraad, de Kerkelijke Kas en het bestuur van de Christelijke School – dat inmiddels op de hand van de Dolerenden was. Goedgevonden werd dat de school aan de Bolswarderweg vooralsnog dienst zou doen voor het houden van de kerkdiensten. De eerste officiële kerkdienst in de school vond op zondag 1 april 1888 plaats. Net als destijds ook elders de gewoonte was, konden de kerkgangers een zitplaats huren. Het geld moest érgens vandaan komen en kerkelijke bijdragen zoals wij die tegenwoordig hebben, kende men op veel plaatsen niet. Ongeveer negentig stoelen werden gekocht, die meteen al bijna allemaal verhuurd werden.

De kerk werd in 1889 in gebruik genomen.

De kleine gemeente wist van wanten. Hoewel de kerkdiensten in de school naar behoren gehouden konden worden, was het geen ideale situatie. Men besloot in augustus 1888, toen het kerkelijk leven enigszins gestabiliseerd was, een kerk met pastorie te bouwen, tegenover de christelijke school aan de Bolswarderweg. J. Bootsma had een stuk grond in de aanbieding dat voor fl. 700 kon worden aangekocht en D. Wijma maakte alvast de bouwtekeningen. De aanbesteding leverde als laagste inschrijver op dat R. van der Weide uit Wons de bouw mocht uitvoeren.

De gedenksteen in de voorgevel boven de hoofdingang van de kerk.

De nieuwe kerk kon in juli 1889 in gebruik genomen worden. Boven de hoofdingang werd in een gedenksteen de tekst ‘2 Kron. 6 : 40‘ aangebracht, die luidt: “Nu, mijn God, laat toch Uwe oogen open en Uwe ooren opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats”.

Op zoek naar een dominee.

Het viel niet mee om een eigen predikant te vinden. ‘Na veel teleurstellingen’ lukte dat pas op 21 september 1890. Voordien waren verscheidene beroepen uitgebracht. Allereerst op kandidaat H.J. Allaart (1864-1923), maar die nam een beroep naar Deventer aan. ‘Zulks te hooren was voor de kerkeraad verpletterend en ontmoedigend’, zo citeert H.T. Bokma de kerkenraadsnotulen. Er volgden echter nog méér bedankjes: ds. K. Fernhout van Zwartsluis bedankte (men kende hem nog van de tijd dat hij als hervormd predikant in Tzum stond), ds. J.D. van der Velden (1859-1947) van Buitenpost nam een beroep naar Maasland aan, kandidaat O. de Roos (1865-1951) uit Amsterdam ging naar Oudega (gemeente Wymbritseradeel), ds. R.J.W. Rudolph (1862-1914) van Heinenoord, bevriend met dr. A. Kuyper, ging naar Leiden. Ook kandidaat H.H. Kuyper (1864-1945) (zoon van dr. A. Kuyper) kreeg een beroep, maar ging naar Baarn, en ds. C.M.W. Plet (1858-1907) van Sexbierum wilde ook niet en bleef vooralsnog waar hij was.

De eerste predikant: ds. S. Bosma (1890-1898).

Maar de aanhouder wint en zo bracht men op 2 april 1890 een beroep uit op kandidaat S. Bosma (1858-1936) uit IJlst. Hij nam de roeping van Wommels aan en werd op 21 september 1890 door ds. J.J. Bajema (1844-1927) van Sneek in het kerkje aan de Bolswarderweg in het ambt bevestigd. Hij diende de kerk van Wommels iets meer dan acht jaar en vertrok in oktober 1898 naar Buitenpost.

Ds. J.J. Bajema (1844-1927) van Sneek bevestigde ds. Bosma in het ambt.

Al in november 1889 – nog voordat ds. Bosma beroepen was – waren problemen ontstaan over de gemeenteleden in het aanpalende dorp Hidaard, die ressorteerden onder Wommels. Consulent dr. Wagenaar tikte de kerkenraad op de vingers omdat zij in dat dorp nog helemaal geen huisbezoek hadden gedaan. Volgens de predikant kon Hidaard zich beter bij de nabijgelegen kerk van Oosterend aansluiten, wat de Hidaarders wel wilden (Oosterend was vanuit Hidaard beter bereikbaar), maar de kerkenraad van Wommels níet. En toen ds. Bosma in 1892 in Hidaard preekte bleek dat daar nóg steeds geen huisbezoeken waren gebracht. Uiteindelijk stemde de kerkenraad er in januari 1892 mee in dat de gemeenteleden in Hidaard toch bij Oosterend ingedeeld werden.

In 1891 werd de kerk voorzien van een kachel en ook ging men in die tijd op zoek naar een orgel, waarvoor men het land doorreisde. In 1894 werd het instrument in de kerk geplaatst. Voorts werd geregeld gesproken over het verhuren van zitplaatsen, om op die manier geld binnen te krijgen voor het ‘draaiende houden’ van het kerkelijk leven. De banken die als vaste plaatsen verhuurd werden hadden een deurtje. Voorin de kerk waren de zitplaatsen meer waard dan achterin, zodat de kerkenraad besloot de deurtjes van de achterste banken te verplaatsen naar de voorste. Dan brachten die zitplaatsen meer op! Op de galerij kostten de plaatsen fl. 3 (‘beneden’ fl. 1); die hoge prijs was bepaald omdat het op de ‘kreake’ vaak rumoerig was door de activiteiten van de jeugd. Op die manier probeerde men het kwaad te keren.

Ds. S. Bosma (1858-1936).
  • Met zevenmijlslaarzen gaan we nu door de geschiedenis tot 1967, waarbij we ons beperken tot enkele hoofdzaken.

Ds. G.P. Oberman (1899-1903).

Ds. G.P. Oberman (1869-1915) volgde ds. Bosma op. Hij was van 1899 tot 1903 aan de kerk van Wommels verbonden. De predikant voerde in januari 1900 de afzonderlijke vergaderingen van diakenen in, die daarvóór altijd samen met de ouderlingen bijeenkwamen, waar ook de tuchtoefening aan de orde kwam, volgens de kerkorde een taak van de ouderlingen. Bovendien werd in 1900 de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ omgezet in de Commissie van Beheer.

In 1902 werden de verhuurde plaatsen vrij gegeven, waarbij echter bepaald werd dat de getrouwde vrouwen op de stoelen in het midden van de kerk zouden zitten (mannen en vrouwen zaten toen nog gescheiden).

Ds. J.P. Klaarhamer (1904-1919).

Ds. J.P. Klaarhamer (1873-1933) diende de kerk van Wommels maar liefst vijftien jaar lang. Hij stond er van 1904 tot 1919 en drukte door zijn optreden en invloed een groot stempel op de gemeente. Op 13 maart 1904 werd een nieuw orgel in gebruik genomen. Het instrument uit 1894 voldeed kennelijk niet meer. Maar het nieuwe instrument lokte vooralsnog niet meer kerkgangers. Misschien (!) omdat ds. Klaarhamer lang preekte, raakte de middagdienst minder bezet, zo werd door iemand geklaagd.

In 1906 kwam een merkwaardig probleem aan de orde. Een van de ouderlingen had bij een avondmaalsviering eens opgemerkt dat een der gemeenteleden niet van de wijn gedronken had, om welke reden dan ook. Toen deze geheelonthouder in 1905 tot ouderling gekozen werd, maakte de opmerkzame ouderling daartegen bezwaar. Men mocht, vond hij – om welke reden dan ook – niet nalaten ook de avondmaalswijn tot zich te nemen. De ‘geheelonthoudende broeder’ gaf later dan wel toe, maar anderzijds waren er ook broeders die er van beschuldigd werden tijdens de avondmaalsviering juist  tevéél wijn te hebben gedronken.

Ds. J.P. Klaarhamer (1873-1933).

Ds. Klaarhamer had veel te stellen met de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra, die ook onder gemeenteleden van de kerk te Wommels aanhang leek te winnen door diens strijd tegen de slechte sociale omstandigheden. ‘Schenke de Heere ons Zijn genade om dit in de kracht des Heeren te bestrijden’. Ongetwijfeld bedoelde ds. Klaarhamer daarmee in ieder geval ook de strijd tegen de slechte sociale omstandigheden.

Toen in 1911 de ‘bijdragenboeken’ gecontroleerd werden bleek dat ook ds. Klaarhamer nog niet aan zijn ‘verplichtingen’ voldaan had. Toen de kerkenraad hem daarover aansprak reageerde de predikant met de opmerking dat ‘diegene die het Heilige dient, ook van het Heilige moet leven’, met andere woorden: de predikant was van de jaarlijkse bijdrage vrijgesteld. Ds. Klaarhamer  was ‘not amused’ over het feit dat hij daarop aangesproken werd, maar toen de kerkenraad zich uitputte in excuses, aanvaardde hij die grootmoedig.

In 1911 mocht aannemer Tj. Wijma de consistorie verbouwen. Er moest meer ruimte komen. De kerkenraad had daarbij de Commissie van Beheer echter enigszins buiten spel gelaten. De commissie achtte de ingreep namelijk te duur; maar de opdracht was al gegeven, dus de verbouw ging door. Een enige tijd enigszins verstoorde verhouding tussen kerkenraad en Commissie van Beheer was het gevolg…

In hetzelfde jaar plaatste timmerman Wijma ook een regenbak bij de kerk en zorgde – natuurlijk in opdracht van de kerkenraad en de Commissie van Beheer – dat het regenwater uit de dakgoten daarin terecht kwam. De reden van de ingreep was het feit dat in die tijd grote droogte heerste.

De gereformeerde kerk met de oude pastorie.

Mocht in de kerk eigenlijk wel een bioscoopfilm gedraaid worden? Die vraag kwam in 1912 in de kerkenraad aan de orde. De kerkenraad had daar in meerderheid geen problemen mee, maar de predikant meende dat het voor de jeugd niet bevorderlijk zou zijn en een verderfelijke invloed kon hebben. Besloten werd toen het bedrijf, dat de film graag had willen draaien, mee te delen dat de kerkenraad niet op het verzoek inging.

In 1913 werd natuurlijk aandacht besteed aan het vijfentwintigjarig bestaan van de kerk te Wommels. In de herdenkingstoespraken klonken sombere woorden door: over toenemende ontkerkelijking en over het ‘verminderde gebed’ omdat ‘de monden der ouderen’, de trouwe bidders, nu gesloten waren.

Ds. A.B.W.M. Kok (1920-1926).

Ds. A.B.W.M. Kok (1888-1979) werd in 1920 aan de kerk van Wommels verbonden en bleef daar tot 1926, vanaf 1924 in combinatie met de kleine kerk van Kubaard, waarover later meer.

Ds. A.B.W.M. Kok (1888-1979) op latere leeftijd.

De vervulling van de vacature na het vertrek van ds. Klaarhamer ging niet van een leien dakje. Verscheidene vergeefse beroepen werden uitgebracht. Zo had het beroep op ds. C.W.E. Ploos van Amstel (1864-1938) van Delft geen succes en ook ds. Tj. Petersen (1878-1941) van Anjum kwam niet (maar dan omdat de kerkenraad hem bij nader inzien toch maar niet beriep). Uiteindelijk nam ds. A.B.W.M. Kok van Velsen het beroep aan. Het traktement was inmiddels opgekrikt naar fl. 3.500 per jaar. Op 14 oktober 1920 deed de predikant intrede.

Op de galerij was het er intussen niet rustiger op geworden, zeker niet toen de zitplaatsen niet meer verhuurd werden. Vandaar dat besloten werd toezichthouders aan te stellen die de jongelui af en toe eens even boos moesten aankijken, of – indien gewenst – hen van de galerij moest verwijderen. Maar afdoende bleek vooralsnog de maatregel om de galerij in het vervolg alleen toegankelijk te verklaren voor volwassen belijdende leden. Daar knapte het in elk geval voorlopig van op.

In 1923 besloot de kerkenraad in het vervolg ook vrouwelijke gemeenteleden toe te laten tot de gemeentevergadering, al kregen ze nog geen stemrecht. Want het ‘regeerambt’, zoals dat heette, was en bleef nog steeds voorbehouden aan de mannenbroeders, de manslidmaten.

De financiën van de kerk werden er ondertussen trouwens niet rooskleuriger op. In 1920 was er een tekort van bijna fl. 1.100. De kerkenraadsleden namen daarvan toen gezamenlijk de helft voor hun rekening terwijl de andere helft door de gemeenteleden moest worden opgebracht. Dat lukte dat jaar allemaal prima. Maar in Wommels waren het ‘niet allen rijken en edelen’, dus zon de kerkenraad op nadere maatregelen, zoals het intrekken van de reisgeldregeling van de predikant en de verlaging van diens traktement. Ds. Kok was het daar natuurlijk niet mee eens en ook ouderling Zandstra sprak zijn afkeuring over het voorstel uit: ‘Zolang de gemeente van Wommels in zulk een goede financiële conditie verkeert, kan hier geen sprake van zijn’, zo meende hij.

Het interieur van de gereformeerde kerk omstreeks 1910.

Overigens bedroegen de totale kerkelijke uitgaven in die tijd ongeveer fl. 5.600. Aan inkomsten ontving de kerk aan kerkelijke bijdragen fl. 3.575 en aan collectegeld fl. 1.200, en nog fl. 400 uit andere bronnen.

In 1924 kwam een schrijven binnen van de kerkenraad van de nabijgelegen kleine kerk van Kubaard. Men wilde graag met Wommels samenwerken omdat de financiën eigenlijk geen uitgaven voor een eigen predikant toestonden. Tot die samenwerking werd uiteindelijk met ingang van 1924 besloten, zodat ds. Kok twee gemeenten te bewerken kreeg (in deel 2 van dit verhaal gaan we nader in op het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Kubaard en de latere samenvoeging met Wommels).

In 1925 sprak de kerkenraad geregeld over het vergroten van het aantal zitplaatsen. Het kerkje werd eigenlijk te klein. Konden de stoelen niet beter vervangen worden door banken? Daar konden meer kerkgangers een plaats vinden. Sommigen vonden trouwens dat uitbreiding van het aantal zitplaatsen alleen maar tot gevolg zou hebben dat méér plaatsen léég bleven. Uitbreiding vonden zij niet nodig. Verscheidene oplossingen werden besproken. Uiteindelijk werd besloten tot de invoering van familiebanken, zodat in ieder geval de gezinnen bij elkaar konden zitten, terwijl bovendien de stoelen vervangen werden door banken.

Ds. C.J. de Kruijter (1927-1940).

De opvolger van ds. Kok was ds. C.J. de Kruijter (1882-1944), die in 1927 naar Wommels kwam en daar tot 1940 bleef, tot 1938 in combinatie met de kerk van Kubaard.

Ds. C.J. de Kruijter (1882-1944).

Ook in Wommels was de economische crisis van de jaren ‘30 van de twintigste eeuw duidelijk merkbaar. Er was een toenemende werkloosheid en daarmee gepaard gaande groeiende armoede. Daarmee in verband vond ds. De Kruijter het in 1931 logisch dat zijn traktement verlaagd werd met 5%. En voor 1932 stelde hij voor zijn traktement met fl. 250 naar beneden bij te stellen.

In datzelfde jaar had de kerkenraad inmiddels een ander standpunt ingenomen ten aanzien van de vertoning van films in de kerk. Nu werd het toegestaan, maar dan wel de film ‘De klokken luiden’, een zeer ingetogen en verantwoorde rolprent.

Wegens langdurige ziekte van ds. De Kruijter verving kandidaat J.S. Greidanus (1908-1973) uit Tzum de predikant gedurende 1933 en 1934 door het verlenen van hulpdiensten.

Ter gelegenheid van zijn 25-jarig predikantsjubileum – in 1935  – schonk ds. De Kruijter  fl. 100 voor het toonbaar maken van de voorgevel van de kerk. De kerkenraad had daarover al eens eerder gepraat, maar de kosten van de renovatie vormden telkens een barrière. Er kwam nu niet alleen een nieuwe deur in de voorgevel, maar ook werden daarin glas-in-loodramen geplaatst.

Andermaal ging de predikant in 1937 akkoord met een verlaging van zijn traktement, ditmaal met fl. 200, zodat het inmiddels naar fl. 2.800 gezakt was. In 1920 – 17 jaar eerder – bedroeg het nog fl. 3.500!

In juni 1939 moest een leesdienst gehouden worden. Niet omdat de predikant ziek was, maar omdat zijn ‘hulpgebit’ gebroken was. Ruim een jaar later werd de predikant echter ziek, waardoor hij twee maanden uit de running was. Uiteindelijk werd hem per 4 januari 1940 vervroegd emeritaat verleend.

Ds. W.J. Meister (1940-1945).

Gedurende de Tweede Wereldoorlog was ds. W.J. Meister (1907-1966) van 1940 tot 1946 aan de kerk van Wommels verbonden op een traktement van fl. 2.500. Op 1 december 1940 deed hij intrede.

Ds. W.J. Meister (1907-1966).

De predikant kwam met allerlei nieuwe voorstellen. Hij organiseerde een gezamenlijke vergadering van de Jongelings Vereniging en de Meisjes Vereniging, zodat de jeugd met elkaars manier van werken kon kennis maken. Ook introduceerde de predikant voor het eerst een eigen kerkblaadje en werd een ‘Verjaardagsfonds’ ingesteld, waaraan de gemeenteleden op hun verjaardag uit dankbaarheid voor een opnieuw geschonken levensjaar hun (kleine) bijdrage konden doneren. Je wist nooit waar de opbrengst in de toekomst nog eens goed voor was.

Over de oorlogstijd wordt in de notulen van de kerkenraad nauwelijks melding gemaakt. Men was voorzichtig. Alles wat op papier stond kon door ‘onbevoegden’ worden ontdekt! In navolging van het besluit van de generale synode van 1936 moest de kerkenraad een broeder, die zich had aangesloten bij de NSB, van het Avondmaal afhouden.

Brandstofschaarste hoorde bij de oorlog. Het leidde in Wommels tot het houden van gezamenlijke diensten tussen hervormden en gereformeerden, een soort van Samen op Weg ‘avant la lettre’. De kerkenraad wilde trouwens niets weten van de door de Duitsers opgelegde verplichting om het bordje ‘Verboden voor Joden’ op te hangen in de kerkenraadskamer. Het kerkelijk verenigingswerk werd – met 450 gemeenteleden en bijna 80 catechisanten – door het Duitse verbod vergaderingen te houden zeer bemoeilijkt, al trachtte men daarvoor andere oplossingen te vinden.

Ds. J.A. van Netten (1947-1952).

Ds. van Netten (1922-1987) op latere leeftijd.

De opvolger van ds. Meister was kandidaat J.A. van Netten (1922-1987), hulppredikant te Weesp, die van 1947 tot 1952 als predikant in Wommels stond. Op 31 augustus 1947 werd hij in Wommels in het ambt bevestigd, bijgewoond door een vertegenwoordiger van de plaatselijke hervormde gemeente!

Toen de klachten over de wisselende kerktijden in 1949 verflauwd waren door een ingevoerde vaste regeling (half tien in de ochtend en half twee in de middag), ontdekte menigeen dat het orgel er niet te best voor stond. Het begon vals te klinken. Vandaar dat besloten werd het instrument op te knappen, zij het dat de kosten, die vooraf berekend werden, fl. 1.800, naar de mening van de kerkenraad wel erg hoog waren. Daarom werd er eerst een paar jaar voor gespaard. Begin 1951 kon men met de klus beginnen. En in april werd het orgel in gebruik genomen. Toen was nu ook een motor aangebracht, zodat de orgeltrapper althans voor déze functie werkloos werd.

Ds. W.P.H. Pouwels (1952-1959).

Ds. W.P.H. Pouwels (1927-2017).

Nadat ds. Van Netten het beroep van de kerk van Slootdorp had aangenomen werd ds. W.P.H. Pouwels (1927-2017) beroepen, die de roeping aannam en intrede deed, op een traktement dat inmiddels op fl. 5.000 per jaar was gebracht. De pastorie werd opgeknapt en de predikant trad in Wommels een langzaam veranderend kerkelijk leven binnen. De regel dat de mannenbroeders tijdens ‘het lange gebed’ gingen staan werd verleden tijd en ook de avondmaalsviering werd enigszins aangepast; het maken van foto’s in de kerk werd verboden: teveel afleiding.

Ds. Pouwels kreeg in maart 1954 van de Generale Deputaten voor de Geestelijke Verzorging van Zee-, Land- en Luchtmacht het verzoek zich beschikbaar te stellen voor de functie van legerpredikant. De kerkenraad gaf hem daarvoor gedurende een jaar verlof.

Halverwege de jaren ’50 werd de kerk grondig opgeknapt. De vloer werd geheel vernieuwd, kerkbanken werden van plaats veranderd, er werd flink geverfd, de banken van de ambtsdragers werden ruimer gemaakt, de galerij kreeg een grote beurt en er kwam een nieuwe verwarming. De totale kosten (fl. 30.000) vielen flink tegen, bijna twee maal wat men berekend had. Maar je had dan ook wat! In de restauratietijd werden de diensten gehouden in het hervormde evangelisatiegebouwtje aan de Hofkamp.

De Hofkamp.

Op 8 maart 1956 kon de verbouwde kerk weer in gebruik genomen worden. De predikant vertrok in 1959 naar de kerk te Nunspeet.

Ds. P.M. Brouwer (1959-1965).

Als opvolger van ds. Pouwels werd ds. P.M. Brouwer (1915-1986) van Schildwolde beroepen. Hij nam de roeping aan en werd op een traktement van inmiddels fl. 8.000 in het ambt bevestigd.

Hoewel het door de predikant voorgestelde ‘staande zingen van de geloofsbelijdenis’ nog ‘op wat praktische problemen stuitte’, werd in 1962 toch, net als in veel andere kerken, de nieuwe psalmberijming ‘beproefd’, zoals dat genoemd werd. In Wommels deed men dat door vóór de morgendienst die ‘nieuwe psalmen’ aan te heffen. Dat viel echter toch niet in goede aarde, zodat de proef in oktober beëindigd werd en men voor de zang vóór de dienst weer teruggreep op de oude, vertrouwde bundel ‘Stemmen des Heils’.

Ds. P.M. Brouwer (1915-1986) op latere leeftijd.

In 1963 werd het 75-jarig jubileum van de Gereformeerde Kerk te Wommels herdacht. Daarbij werd door de bekende schrijver Arend Algra de Doleantie van 1886 (in Wommels in 1887) verdedigd, ‘want zij hebben met de hoogste ernst gezocht naar de Waarheid Gods, Christus’ heerlijkheid en de heiligheid van het Sacrament’. En ‘waar het ware evangelie van Christus wordt verkondigd, daar lopen de kerken niet leeg’.

Eind 1964 besloot de kerkenraad ‘het ene offer’ in te voeren, in plaats van de drie kerkcollectes die men tot dan toe gewend was. In mei 1965 nam ds. Brouwer het beroep naar de kerk te  Staphorst/Rouveen aan, zodat de kerkenraad weer met het beroepingswerk kon beginnen.

* Naar deel 2 >

© 2017. GereformeerdeKerken.info