De Gereformeerde Kerk te Wartena-Warstiens

Inleiding.

Op 9 april 1890 werd nabij Leeuwarden de kleine Gereformeerde Kerk te Wartena geïnstitueerd als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’. Deze voegde zich in 1892 bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Die Friese Gereformeerde Kerk bestaat nog steeds en noemt zich op haar website de ‘Gereformeerde Kerk te Warten, Wergea en Warstiens’.

Kaart: Google.

De hervormde kerk in het dorp Wartena was in het begin van de negentiende eeuw vrijzinnig, of zo men wil ‘liberaal’ van karakter. Rechtzinnige hervormden uit Wartena kerkten indien mogelijk in het nabijgelegen rechtzinnige Garijp, waar sinds 1878 ds. J. Wisse (1844-1904) predikant was. Op 7 februari 1887 gingen hij en zijn kerkenraad en het overgrote deel van de gemeente met de Doleantie mee.

De Vereniging voor Christelijke Belangen opgericht (1878).

Op 14 december 1878 besloten enkele inwoners van Wartena – op aandringen van ds. Wisse van Garijp – een  ‘Vereeniging Vrienden der Waarheid’ op te richten, die in Wartena ‘Vereeniging tot Bevordering van Christelijke Belangen’ genoemd werd. Dat hield verband met het feit dat de plaatselijke Hervormde Gemeente vrijzinnig van karakter was. Zij wilden door deze ‘Vereeniging’ in Wartena en omgeving het ’onversneden Woord Gods’ verkondigen en daartoe t.z.t. een evangelist benoemen. De initiatiefnemers waren bakker Hendrik Roelofs Walda, landbouwer Meine Eizes Weima, koopman Willem Rypkes Paulusma en veenbaas Ulbe van Keimpema. Ze vroegen de Koning, Willem III, om erkenning van hun vereniging, die op 14 december 1878 werd verleend. Als mede-pioniers in het dorp werden genoemd veldwachter Meerema en koopman Wietse Feenstra. Nog een behoorlijke kring voor het kleine dorp!

Een evangelisatelokaal (1879).

Het evangelisatielokaal aan de Hoofdstraat, dat in 1879 in gebruik genomen werd.

In 1878 kochten ze aan de Hoofdstraat in Wartena voor fl. 400 een stuk grond voor het bouwen van een evangelisatielokaal. Maar de toestemming werd door Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Idaarderadeel geweigerd, omdat het gebouwtje te dicht bij de hervormde kerk zou staan;  de hervormde kerkenraad had namelijk tegen de plannen geprotesteerd. Maar de broeders in Wartena lieten het er niet bij zitten en gingen in beroep bij Gedeputeerde Staten van Friesland, en deze oordeelde op 3 april 1879 dat het besluit van de gemeente Idaarderadeel nietig was.

Zo konden de broeders beginnen met de bouw van het ‘eenvoudig, maar stevig’ lokaal. De bouw verliep vlot. Al op 14 september 1879 kon het lokaaltje in gebruik genomen worden. Het stond een klein eindje van de Hoofdstraat af, zodat er later misschien nog een evangelistenwoning vóór kon worden gebouwd. De ingebruikneming vond plaats onder leiding van ds. J. Wisse van Garijp, die zich met de doelstellingen van de ‘Vereeniging’ geheel kon verenigen. Het gebouwtje werd druk gebruikt! Er werden bijbellezingen gehouden, een zondagsschool werd opgericht en op zondag werden leesdiensten gehouden. Ook de in die omgeving wereldbekende en geliefde meester Lub uit Garijp trad er geregeld als oefenaar op.

Eigen evangelisten (1884-1890).

Het duurde tot oktober 1884 tot de ‘Vereeniging’ van Wartena een eigen evangelist kon benoemen in de persoon van  P. van der Kam. Zijn eerste toespraak ging over Psalm 122 vers 8 (“Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken, vrede zij in u!”). Toen Van der Kam al snel naar Amerika vertrok – hij werd daar predikant in de Reformed Church – werd hij opgevolgd door evangelist Stap, over wie we helaas nauwelijks iets weten. Vermoedelijk gaat het hier om de hervormde evangelist A. Stap, die volgens J. de Jager in diens boek ‘Inwendige Zending’, in die tijd in deze omgeving actief was. Hoe dan ook, na Staps vertrek kwam in 1888 de catechiseermeester-evangelist Feike J. Drost (1863-1928) naar Wartena. Drost was godsdienstonderwijzer en nadat hij door de classis Leeuwarden van de Dolerende Kerken ‘onderzocht’ was, kon hij in die kerken ook als ‘oefenaar’ optreden, ‘om hier en daar een stichtelijk woord te spreken’. Drost ging in 1888 in Wartena wonen. Daar had het bestuur van de evangelisatievereniging juist een woning voor hem gebouwd, vlak voor het kerkje, direct aan de Hoofdstraat.

In dit huis woonde oefenaar Drost.

In die tijd was het in de hervormde kerk overal in het land erg onrustig. Op veel plaatsen werden Dolerende Kerken geïnstitueerd, net als in Garijp. Daar gingen, zoals opgemerkt, in februari 1887 de hele kerkenraad en een groot deel van de hervormde gemeente onder leiding van ds. Wisse in Doleantie.

Brieven aan de hervormde kerkenraad (1890).

Op 20 februari 1890 richtten Drost, B.D. Visser en J. van der Zee een schrijven aan de hervormde kerkenraad, waarvan ds. H. Cannegieter preses was. Ze schreven dat in Wartena ‘sinds eenige jaren naast de Nederlandsche Hervormde (Gereformeerde) Kerk een gering hoopje volk’ bestond dat zich gelukkig prees ’s zondags te kunnen optrekken naar het evangelisatielokaal. Maar, zo schreven ze, dat kon niet langer zo. Gods gemeente diende bestuurd te worden door opzieners en diakenen, ‘mannen vol des Heiligen Geestes’. Helaas – zo schreven ze verder – verkeerde de hervormde kerk, sinds haar bevrijding uit de macht van de paus, in een ‘treurige toestand’. Door het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’, dat de overheid in 1816 op onwettige wijze aan de hervormde kerk had opgedrongen, was Jezus verworpen geworden.

‘Maar de Héere was het die ons in dezen toestand de oogen deed opengaan, waarvan wij ons verplicht gevoelen U hierop te wijzen’. Daarom vroegen de briefschrijvers aan de kerkenraad ‘om te breken met de verderfelijke organisatie van 1816. ‘Er worde weer gehandeld naar den Woorde Gods; onze belijdenisgeschriften en de Dordtse Kerkorde  worde weder gehandhaafd’.

Het antwoord.

Op 2 maart 1890 kregen de broeders antwoord, waarbij ze ongetwijfeld het hoofd geschud hebben: ‘Daar gelaten al den onzin in uwen brief van den 20sten februari vervat, en al de geestelijke hoogmoed, die door de gaten van het bedelaarsgewaad gluurt’, deelde de hervormde kerkenraad mee dat hij niet gewoon was zijn eed te breken die hij bij zijn benoeming had afgelegd. Kortom, de kerkenraad peinsde er niet over aan het verzoek gehoor te geven.

Op 7 maart beantwoordden de briefschrijvers de reactie van de kerkenraad. Ze verweten hem dat hij niet rekende met het Heilig Woord van God. ‘De kerkenraad neme dan nogmaals in rijpe overweging onder aanroeping van den name onzes Gods hetgeen wij hem in onze brief van den 20sten februari jl. verzocht hebben’. Op dit schrijven ontvingen de broeders geen antwoord meer.

De hervormde kerk te Wartena.

Ds. Wisse in Wartena (1890).

Terwijl de broeders vergeefs op antwoord van de hervormde kerkenraad wachtten, kwam ds. Wisse van Garijp – als consulent van de ‘Vereeniging’  – op 27 maart 1890 naar Wartena. Meerdere bezoekers van het evangelisatielokaal hadden te kennen gegeven graag belijdenis van het geloof te willen afleggen. Ze hadden dat nooit kunnen doen, omdat de hervormde gemeente in het dorp vrijzinnig was en zij daar niet wilden beloven dat ze zich zouden scharen onder de leer die ‘door de christelijke kerk alhier geleerd wordt’. De leeftijden van de zeven broeders en zusters varieerden van 38 tot 77 jaar. Zo vermeerderde die dag ‘het kleine hoopje’ in Wartena met zeven leden.

Alvast een kerkenraad gekozen.

Bijna twee weken later, op 9 april 1890 ’s middags om 12 uur, werd in het evangelisatielokaal opnieuw een bijeenkomst gehouden. Behalve elf broeders uit Wartena (allen lid van de ‘Vereeniging tot Bevordering van Christelijke Belangen’) waren ook ds. Wisse en ouderling Kooistra van Garijp present. Het doel van de bijeenkomst was de verkiezing van ouderlingen en diakenen. Voordat men daartoe overging werden aan de aanwezigen door ds. Wisse zeven vragen gesteld. Deze hadden alle betrekking op de wens om te komen tot de instituering van een Dolerende gemeente. De zevende vraag die door ieder met ‘ja’ beantwoord werd, luidde: ‘dat zij zich gedrongen voelen, onder inroeping van de leiding en verlichting des Heiligen Geestes, zonder eenige eigenwilligheid in den Naam des Heeren, andere [dan de Hervormde] opzieners en armenverzorgers aan te wijzen, als door de Heere geroepen en gegeven tot Zijnen dienst in de Nederlands Hervormde (Gereformeerde) Gemeente te Wartena en Warstiens’.

Wartena lang geleden….

Na het ‘ja’ van de aanwezigen en het inleidende gebed door de predikant werden nieuwe ambtsdragers gekozen. Als ouderlingen werden aangewezen ‘oefenaar’ Feike J. Drost en Jelle Nijdam en als diakenen B.D. Visser en Wietse Feenstra. Alleen Nijdam antwoordde dat hij niet de vrijmoedigheid had zijn benoeming aan te nemen. Daarom werd Jurre van der Zee in zijn plaats gekozen.

In Doleantie (9 april 1890).

Dezelfde middag, maar nu om 2 uur, werd een kerkdienst gehouden in het evangelisatiegebouwtje. Ook ds. Wisse was er weer. De verkozen ambtsdragers werden toen in het ambt bevestigd. En een paar uur later, diezelfde middag om 5 uur, werd de eerste kerkenraadsvergadering gehouden. Daar werd door de pas in het ambt bevestigde kerkenraad van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Wartena en Warstiens officieel besloten de synodale organisatie van 1816 af te schaffen en de kerkenorde van Dordrecht van 1619 ‘weder kracht en geldigheid te verlenen’.

Ook werd de naam van de nieuwe kerk officieel vastgesteld: ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Wartena en Warstiens’. Besloten werd bovendien enige broeders uit te nodigen om de ‘Vereeniging De Kerkelijke Kas te Wartena en Warstiens’ op te richten. Dat gebeurde op 28 april 1890. Omdat volgens de wettelijke regels in die tijd een Dolerende kerk geen rechtspersoonlijkheid kon verkrijgen, moest men voor het kunnen verrichten van rechtsgeldige handelingen als koop en verkoop, een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging achter de hand hebben. Deze werd dus ‘De Kerkelijke Kas’ genoemd, die voor de Dolerende kerk in het vervolg alle rechtspersoonlijkheid vereisende handelingen zou kunnen verrichten.

Men ondertekende bovendien  de volgende verklaring: ‘Wij ondergeteekenden, allen leden van de Vereeniging tot Bevordering van Christelijke Belangen te Wartena, verklaren door onderteekening dezes dat wij, nu de Vereeniging de Reformatie heeft ter hand genomen, niet meer de bezwaren en lasten, die aan bovengenoemde Vereeniging verbonden waren, op ons willen nemen. De eigendommen der Vereeniging met al de daaraan verbonden bezwaren wenschen wij niet meer voor onze rekening te houden, maar dragen die over aan de Vereeniging De Kerkelijke Kas, ten behoeve van de Nederd. Geref. Kerk te Wartena en Warstiens (…)’.

Nog dezelfde dag deelde de kerkenraad aan de kerkvoogden van de Hervormde Gemeente van Wartena en Warstiens mee dat hij besloten had aan het Reglement, dat in 1816 door de toenmalige regering was ingevoerd, ‘voortaan voor zijne kerk alle kracht en geldigheid te ontzeggen en als nu wederom tot geldigheid te laten komen de [Dordtse] kerkenorde van 1619’. Ook verzocht de kerkenraad de kerkvoogden ervoor te zorgen dat de goederen onder hun beheer (zoals de kerk, het archief en de gelden) niet aan hun bestemming onttrokken zouden worden, maar ter beschikking bleven van de dolerende kerkenraad.

Watersnood in Wartena in 1910…

Oefenaar Drost naar Amerika (1895).

Het was mooi dat de Dolerende kerk te Wartena een eigen oefenaar had! Maar de kerk moest wel zijn traktement (fl. 600 per jaar) en andere bijkomende kosten betalen, en daardoor had de kerk een schuld van fl. 700. De classis Leeuwarden zocht op 1 februari 1893 naar een oplossing: ‘Is het niet mogelijk dat oefenaar br. Drost eene andere voor hem passende werkkring krijge?’ En in november bedacht de classis dat een combinatie tussen Wartena en Eernewoude misschien een oplossing zou zijn. Sámen betalen voor br. Drost! Probleem was, dat in Eernewoude weliswaar misschien wel een kerkinstituering op kómst was, maar die lag nog ver in het verschiet (dat zou pas op 21 februari 1900 gebeuren). Ook waren de verbindingen tussen beide dorpen slecht: ‘De reisgelegenheid is van dien aard, dat er geen publiek vervoermiddel is, en men over water moet’.

In februari 1894 had de classis het nog steeds over het vinden van een andere betrekking voor oefenaar Drost. ‘Men spreekt opnieuw over de vraag of er geen mogelijkheid is om voor br. Drost eene andere werkkring te vinden. (…) De deputaten wijzen er op dat er wellicht nu een weg open is: zij menen dat het eiland Terschelling een geschikt arbeidsveld voor br. Drost zou zijn. Dit zal met de kerkenraad van Wartena besproken worden’.

En toen loste de moeilijkheid zich zelf op: oefenaar F.J. Drost had vanuit Amerika brieven gekregen van vroegere geëmigreerde inwoners van Wartena, die er bij hem op aandrongen naar Amerika te komen. Ook de classis had het er met hem over en stimuleerde hem geregeld die kant toch vooral op te gaan. ‘Zij menen hiermede in de geest der classe gehandeld te hebben’. Dat deed hij in 1895. Hij had namelijk van de Christian Reformed Church in Whitinsville een beroep gekregen.

Warga lang geleden…

Drost was echter niet zo erg te spreken over de handelwijze van veel classiskerken. Op de bijeenkomst van 7 augustus 1895 van de classis Leeuwarden werd namelijk een brief van Drost voorgelezen. In het schrijven deelde hij mee waarom hij het beroep naar Whitinsville had aangenomen. Ook vertelde hij dat hij bij de classiskerken financiële hulp had gevraagd om de overtocht te betalen, want deze werd maar gedeeltelijk uit Amerika vergoed. En dat de classicale hulp hem tegengevallen was, ‘wijl maar enkele kerken hem iets gezonden hebben, omtrent welk wedervaren hij zijne klacht uitstort’. Toch dankte hij de classis voor alle steun in de afgelopen jaren. Hij wilde graag gauw zijn bewijs van goed gedrag ontvangen én fl. 50 uit de classicale kas. Ook dat laatste werd – zij het na enige discussie – toegestaan.

Hoe het Drost in Amerika verging.

In het tweede deel van het bekende standaardwerk ‘Nederlanders in Amerika’ door J. van Hinte, vonden we het volgende verhaal over ‘het Amerikaanse avontuur’ van oefenaar Drost:

“Door toevallige omstandigheden, het overzenden van eenig geld voor een Afgescheiden kerkje in Wartena [het evangelisatiegebouwtje aan de Hoofdstraat], geraakte men in correspondentie met den leider van dat Gereformeerde kerkje, met F.J. Drost, hetgeen ten slotte in 1895 leidde tot dienst overkomst naar Whitinsville, waar hij een deel zijner voormalige dorpsgenooten terugvond. Drost was het, die zijn nieuwe parochianen wist te bewegen hun oorspronkelijke voornemen, een geheel onafhankelijke gemeente in Amerika te vormen, te laten varen en zich aan te sluiten bij de Christelijke Gereformeerde Kerk [Christian Reformed Church] aldaar.  Drost zelf, die vroeger catechiseermeester in de Hervormde Kerk was geweest, werd na eenigen tijd door de classis Hudson der Chr. Geref. Kerk als geestelijke geordend, na eerst als ‘onderwijzend ouderling’ de nieuwe gemeente te hebben gediend. Dertien gezinnen sloten zich aanvankelijk bij deze Chr. Geref. Gemeente aan. In 1898 verkreeg de gemeente een eigen kerkgebouw, in hetwelk Drost tot 1902 zijn ‘ambt’ vervulde, in welk jaar hij naar Eastmanville, Mich., beroepen werd” (einde citaat).

Daar, in Eastmanville, was hij tot 1905 predikant. Vervolgens stond hij in Byron Center, Michigan (van 1905-1910), in Leighton, Iowa (1910-1913), in Los Angeles, California (1914-1917), in Oak Harbor, Washington (1917-1920) en  in Otley, Iowa van 1920 tot 1928. Ds. Drost overleed daar in 1928.

Weliswaar had de kerk van Wartena vanaf 1895 dus geen grote onkosten meer aan de oefenaar, maar dat wilde niet zeggen dat er geen problemen waren. Integendeel. Geen oefenaar, geen predikant! Hoe moest ‘dat kleine hoopje’ het ooit redden? Geen wonder dat de kerkenraad op de classis van 7 augustus 1895 dringend vroeg om ‘raad en hulp om in deze omstandigheden hun kerk te behoeden voor de ondergang’. Ook verzocht men om meer classisbeurten, dus om predikanten uit de classis die in Wartena zouden voorgaan. De classis zou er over nadenken.

De christelijke school (1896).

De meester woonde in het huis. De kerk werd ook als school gebruikt.

Na het vertrek van oefenaar Drost gingen classispredikanten in Wartena voor. Ondertussen was daar een schoolcommissie opgericht. Deze stelde zich ten doel een christelijke school te stichten. Vandaar dat in mei 1896 in de pastorie in Garijp een vergadering  gehouden werd onder leiding van ds. Wisse om uit te zoeken op hoeveel kinderen men kon rekenen en hoeveel ouders schoolgeld konden betalen. De christelijke school werd in die tijd niet gesubsidieerd, maar moest door de ouders bekostigd worden. Een school bouwen kon vooralsnog niet betaald worden. Vandaar dat afgesproken werd de kerk door de week als school te gaan gebruiken. Wel drong de classis er in februari 1896 bij de kerkenraad ‘sterk op aan, de school zooveel mogelijk te bevorderen, maar te zorgen, dat kerk en school elk op haar gebied zelfstandig blijven, bij name dat kerkgebouw en pastorie aan de school wel worden ter léen gegeven, maar op behoorlijk omschreven voorwaarden’.

Een jaar later was de school in kannen en kruiken en werd het schoolhoofd, H. Westra, gekozen tot ouderling, preeklezer en catecheet. Bovendien verzorgde de schoolmeester de zondagsschool. De installatie van meester Westra gebeurde op 2 november 1896 met een feestelijke dienst in het kerkje.

Het was voor de koster een heel werk om te zorgen dat de school voor de zondag geheel schoon gemaakt werd. Alle banken moesten dan uit de school verwijderd worden en stoelen voor de kerkgangers teruggeplaatst. En maandagochtend vroeg moesten de koster en zijn echtgenote op tijd uit bed om te zorgen dat de kerk weer werd omgetoverd tot schoollokaal…

Meester Wittermans.

Meester Westra werd in 1902 opgevolgd door J. Wittermans, die ook voorzitter van de kerkenraad en preeklezer werd. Het schoolhoofd woonde in die tijd in de pastorie vóór de kerk. In 1917 ging het leerlingental van de school echter kennelijk achteruit, want op de classis van 18 april werd daarnaar gevraagd: ‘Ds. H.Ph. Ingwersen [(1878-1950) van  Berlikum] vraagt nadere inlichtingen omtrent de achteruitgang van het getal leerlingen van Wartena’s school. Br. Wittermans wijst op vertrek en gebrek aan jonge gezinnen als oorzaken. Aan de kerkvisitatoren wordt opdracht gegeven om in deze een onderzoek in te stellen en naar middelen te zoeken tot behoud van de school en de kerk’.

Ds. H.Ph. Ingwersen (1878-1950).

Evangelisatiewerk en een predikant?

Op de classis van 8 oktober 1913 kwam de kerkenraad van Wartena met een voorstel. ‘De classis besluite met het oog op de evangelisatie in de gemeente Idaarderadeel [waarvan Wartena deel uitmaakte] de kerken Wartena en Eernewoude een dusdanige financiële steun te verlenen dat zij samen een Dienaar des Woords kunnen beroepen die zich tevens aan het werk der evangelisatie zou kunnen wijden, of voor die arbeid een bijbelcolporteur te benoemen, indien het eerste niet uitvoerbaar mocht blijken’.

Evangelisatie in de gemeente Idaarderadeel was nódig! Je hoefde alleen maar naar het aanpalende vrijzinnige dorp Warga te kijken! Als daar nu eens een predikant in deeltijd kon werken, die de rest van zijn ambtelijke diensttijd zou besteden aan het werk in de kerken van Eernewoude en Wartena. En als dat te duur was, zou misschien een bijbelcolporteur iets zijn. Dat men die laatste mogelijkheid óok naar voren bracht wijst er op dat de kerkenraad serieus bezorgd was over de toestand in Warga. Daar móest iets gebeuren! Dat de kerkenraad de evangelisatiearbeid daar inderdaad ook ter hand zou gaan nemen zal blijken uit een artikel dat binnenkort op deze website zal worden gepubliceerd.

Ds. H. Hangelbroek (1872-1941) van Wirdum (Frl.), toen consulent van Wartena, lichtte het voorstel nog nader toe, ‘waaruit blijkt dat de kerken van Eernewoude en Wartena plm. fl. 600 zullen kunnen bijeenbrengen en dat, naar het eerste voorstel, de classis hoeft te zorgen voor fl. 900. Een bijbelcolporteur zal financieel voordeliger zijn, maar een Dienaar des Woords, die tevens evangelisatiearbeid verricht, is te prefereren’.

Ds. H. Hangelbroek (1872-1941).

De classis besefte zelf ook wel dat evangelisatie in Warga van groot belang was, maar men schrok terug voor de hoge kosten. Jaarlijks fl. 900 ophoesten was voor de classiskerken niet niks! Dat zouden ze vermoedelijk niet kunnen opbrengen. Nadat gestemd was, bleken beide voorstellen dan ook te zijn verworpen.

Een nieuwe kerk (1924).

De dubbelfunctie van het evangelisatiegebouw als kerk en school was uiteindelijk niet goed werkbaar. Daarom verkocht ‘De Kerkelijke Kas’ de school met de woning in 1910 aan de ‘Vereeniging tot Stichting en Instandhouding van Scholen met den Bijbel te Wartena’. De prijs bedroeg fl. 2.970. De kerkenraad betaalde daarna fl.1 per gehouden kerkdienst aan het schoolbestuur.

De eerste steen voor de nieuwe kerk werd in 1923 gelegd door meester Wittermans.

In april 1914 werd overlegd over de bouw van een nieuwe kerk. De totale kosten voor de aankoop van grond en de bouw van een kerk zouden fl. 4.000 bedragen en hoewel de manslidmaten er mee instemden bleven de plannen toch nog jaren lang op de plank liggen, vooral omdat de Eerste Wereldoorlog met haar economisch instabiele gevolgen, roet in het eten gooide.

Na de oorlog ging men er echter mee verder en uiteindelijk werd in 1921 voor fl. 1.600 aan de Hoofdstraat een stuk grond gekocht, schuin tegenover de school. De gemeenteleden brachten vervolgens fl. 2.750 aan toezeggingen bij elkaar en de classiskerken collecteerden ook, net als veel Gereformeerde Kerken in den lande, want de kerkenraad had een circulaire bij de kerken langs langs gestuurd om financiële hulp te vragen voor ‘het kleine hoopje’ in Wartena. Later werd nog voor fl. 4.500 een hypotheek afgesloten.

De nieuwe gereformeerde kerk die in 1924 in gebruik genomen werd.

In juni 1923 kon aannemer Tj. Dijkstra uit Hallum met de kerkbouw beginnen. Hij had als laagste ingeschreven voor ongeveer fl. 11.500 en mocht de plannen van architect Schuitemaker uit Den Helder uitvoeren. Meester Wittermans, die preses van de kerkenraad was, legde op 14 augustus 1923 de eerste steen voor de nieuwe kerk. Ter gelegenheid van die feestelijke gebeurtenis schonk de kerkenraad fl. 25 aan de werklieden. En op 28 februari 1924 kwam ds. A.J. Bouma (1892-1955) van Wanswerd naar Wartena om de nieuwe kerk in gebruik te nemen.

Ds. A.J. Bouma (1892-1955).

Na veertig jaar de eerste ‘echte’ predikant  (1930).

Ondanks het feit dat de kerkbouw financieel gezien veel van de kleine gemeente had gevraagd, besloot de kerkenraad, na overleg met de manslidmaten, toch een predikant te beroepen. Het beroepen – zo werd afgesproken – zou gebeuren in samenwerking met de financieel ook zwakke Gereformeerde Kerk te Eernewoude. Gelukkig verleenden ook de provinciale ‘Deputaten voor Hulpbehoevende Kerken’ jaarlijks financiële steun. Verscheidene ‘kandidaten’ (goedkoper dan predikanten die al een gemeente gehad hadden) werden gevraagd in een dienst voor te gaan. Zo kon men de meest geschikte toekomstige predikant het best beoordelen.

De pastorie die in 1930 werd gebouwd (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Wartena’).

Met een eigen predikant was men echter niet klaar. Hij moest ook onder dak! Vandaar dat in 1929 een bouwterrein gekocht werd. Nadat met de classis en met de kerk te Eernewoude overeenstemming bereikt was werd de bouw van de pastorie ter hand genomen. Deze kon in 1930 door ds. G. Melles (1900-1985), betrokken worden. Deze had op 24 augustus 1930 intrede gedaan in de kerk van Eernewoude en Wartena. Voor het eerst sinds de instituering van de kerk te Wartena in 1890 had deze gemeente nu een eigen predikant, ook al was deze aangesteld in combinatie met Eernewoude.

Ds. G. Melles (1900-1985, de eerste ‘echte’ predikant van de Gereformeerde Kerk te Wartena na veertig jaar!

Een van de voorwaarden die de classis Leeuwarden stelde om te komen tot het beroepen van een predikant in combinatie met Eernewoude was, dat de predikant ook in het nabijgelegen vrijzinnige dorp Warga evangelisatiewerk zou gaan verrichten, natuurlijk in samenwerking met de kerkenraad. Het beviel ds. Melles kennelijk goed in Wartena (en Eernewoude), want hij was gedurende ongeveer 16 jaar aan beide kerken verbonden, tot hij in 1946 naar Voorst vertrok.

De tweede predikant kon door de kerk van Wartena zélf worden beroepen. Eernewoude was daarvoor niet meer nodig. Na een vacaturetijd van drie jaar werd die tweede predikant beroepen in de persoon van ds. H. Rabbers (1909-1983). Op 4 september 1949 werd hij in het ambt bevestigd. Ook hij stond lange tijd in de kerk te Wartena. Pas in 1964 nam hij afscheid wegens emeritaat.

De tweede gereformeerde kerk (1924) aan de Hoofdstraat in Wartena (rechts).

De school teruggekocht (1952).

Tijdens de ambtsperiode van ds. Rabbers ontwikkelde het kerkelijk leven van Wartena zich behoorlijk. Natuurlijk werd ook het verenigingsleven gestimuleerd. Er waren een Jongelings- en een Meisjesvereniging  en andere clubs, die hun vergaderingen in de consistoriekamer van de kerk hielden. Toch bleek na verloop van tijd dat de kerk niet geschikt was voor het houden van het groeiende aantal vergaderingen en voor grotere bijeenkomsten zoals gemeentevergaderingen. Vandaar dat men omzag naar meer vergaderruimte.

Ds. H. Rabbers (1909-1983).

Een mogelijkheid deed zich voor om het gebouw van de christelijke school terug te kopen! De school – schuin tegenover de kerk aan de Hoofdstraat – wilde namelijk nieuwbouw, en de kerk zou haar oude kerkgebouw met de bijbehorende woning opnieuw in gebruik kunnen nemen. Op 1 november 1951 werd de overeenkomst getekend. School en onderwijzerswoning werden met de inzet van veel vrijwilligers flink opgeknapt en op 13 februari 1952 kon het gebouw weer in gebruik genomen worden, nu als kerkelijk vergadercentrum. De kosten van de aankoop en de verbouw werden betaald uit allerlei acties.

De nieuwe christelijke school verving de oude, zodat die weer voor kerkelijke vergaderingen gebruikt kon worden.

Een nieuwe kerk (1966).

Toch moest ook het kerkgebouw aan de andere kant van de Hoofdstraat tegen de jaren ’60 opgeknapt worden. De kerk vroeg nogal wat onderhoud. Ook moest het gebouw nodig een schilderbeurt hebben. De opknapplannen werden met de gemeenteleden besproken en het bleek dat toen aan toezeggingen ruim fl. 10.000 binnenkwam. Dat was echter veel te weinig om de onderhoudsplannen tot uitvoering te kunnen brengen. Deze zouden zo’n slordige fl. 50.000 vergen.  Na overleg met een aannemer werd in 1962 geconstateerd dat het beter was over te gaan tot de bouw van een geheel nieuwe kerk met een vergaderlokaal en een keuken. De oude kerk en de voormalige school konden dan van de hand gedaan worden. Dat leverde geld op!

De bouw van een nieuwe kerk zou echter fl. 190.000 vragen. Het duurde dus even voor de financiën geregeld waren, maar van verscheidene kanten kwam hulp. Zo schonk de Particuliere Synode van Friesland Noord tien jaar lang fl. 1.500 voor de bouw van een nieuwe kerk.  De Synode vermeldde ook een belangrijke reden voor die medewerking: ‘Gezien het aangevoerde motief dat Wartena in sterk toenemende mate recreatiegebied wordt en dientengevolge het evangelisatiewerk in omvang toeneemt, besluit de synode aan het verzoek te voldoen’.

De bouw van de nieuwe kerk aan de Meagere Weide (foto: ‘100 jaar Geref. Kerk Wartena’).

Ook de in gereformeerde kringen legendarische ‘Stichting Steun Kerkbouw’ schonk fl. 30.000 (hoewel met aanbeveling van de classis om fl. 40.000 gevraagd was!) en de classicale ‘Deputaten voor Hulpbehoevende Kerken’ betaalden de rente en aflossing van de af te sluiten hypotheek. Helaas bleek de bouw door onvoorziene omstandigheden duurder dan gepland (er moesten onder meer langere heipalen gebruikt worden); uiteindelijk bleef er nog een schuld van fl. 30.000 over. Ook daarmee – zo besloot de classis Leeuwarden in augustus 1965 – zou de kerk van Wartena geholpen worden.

Wel sprak de classis in juli 1964 nog uitvoerig over de aanstaande kerkbouw. Achteraf vond men het toch wel veel geld dat voor de bouw nodig was. ‘Spant de gemeente van Wartena zich zelf genoeg in om geld bijeen te krijgen?’, zo werd gevraagd. Waarop ‘de broeders van Wartena naar voren brengen dat hun kleine en zwakke groep wil doen wat mogelijk is, ook door het inzetten van mankracht bij de bouw’.

Ds. W.C. Huismans (1908-1970).

Hoe dan ook, op de hoek van de Hoofdstraat met de Meagere Weide – vlakbij de vroegere kerkgebouwen in de buurt – lag een bouwterrein dat geschikt leek. Vrijwilligers zetten zich ook nu weer schrap zodat de bouwkosten zo laag mogelijk gehouden konden worden. Op 20 oktober 1966 kon de nieuwe kerk door ds. W.C. Huismans (1908-1970) – die van 1965 tot 1970 predikant te Wartena was – in gebruik genomen worden. Tj. Hempenius onthulde de traditionele gedenksteen.

De derde kerk aan de Meagere Weide werd in 1966 in gebruik genomen.

En verder… de laatste jaren.

Na het vertrek van ds. Huismans (die trouwens in combinatie met het werk in Wartena-Warstiens  tevens predikant voor de ziekenhuizen te Leeuwarden was) werd kandidaat F. van der Veen beroepen, die de roeping aannam en op 29 oktober 1972 in het ambt bevestigd werd. Deze was tot 30 april 1977 aan de kerk van Wartena verbonden en werd toen legerpredikant in lang verband.

Hij werd achtereenvolgens opgevolgd door hulpprediker S.J. Stamhuis (1978-1985), pastoraal assistent F. Meijer (1986-1990), B. Hovinga (1991-1997) en C. van Wieren, die van 2003 tot 2006 aan de kerk te Wartena verbonden was. Sinds 1 oktober 2014 is ds. A. Bouman als emeritus predikant voor “structurele hulpdiensten” aan de gemeente verbonden.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Wartena-Warstiens-Warga

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Wartena Warstiens Warga van 1905 tot 2015.

Bronnen onder meer:

Archief Particuliere Synode der Gereformeerde Kerken in de provincie Friesland (Noordelijk Gedeelte). Tresoar, Leeuwarden

Archief Classis Leeuwarden der Gereformeerde Kerken. Tresoar, Leeuwarden.

A. Algra, De geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp, dl. III. Leeuwarden, g.j.

J. van Hinte, Nederlanders in Amerika, deel II, Groningen, 1928

Y. Schouwstra-Raap (e.a.), 100 jaar Gereformeerde Kerk Wartena Warga Warstiens. Leeuwarden, 1990

© 2017. GereformeerdeKerken.info

Naar: Het evangelisatiewerk van de Gereformeerde Kerk te Wartena