De Gereformeerde Kerk te Rijnsburg vanaf 1939 en verder (2)

Inleiding.

Zoals in deel 1 van dit artikel al opgemerkt, deed ds. C.M. van der Loo (1904-1981) als opvolger van ds. J. de Waard (1888-1959) in 1934 intrede in de kerk te Rijnsburg en kwam ds. H. Post (1900-1982) in 1939 naar Rijnsburg als opvolger van ds. E.H. Broekstra (1874-1955), die het jaar daarvoor  met emeritaat gegaan was.

Kaart: Google.

Ds. Van der Loo vertrok in 1946 naar Dordrecht, terwijl ds. Post nog lange tijd, tot 1965, aan de kerk te Rijnsburg verbonden bleef. Deze nam in dat jaar afscheid wegens vertrek naar Leiden, waar hij aan de slag ging bij de ‘Stichting De Jeugdhaven’. In het nu volgende verhaal een overzicht in hoofdlijnen van de rest van de eerste 150 jaar Gereformeerde Kerk te Rijnsburg.

De Tweede Wereldoorlog.

Zowel ds. Van der Loo als ds. Post maakten in Rijnsburg de oorlogstijd mee. Uiteraard vroegen de bombardementen op Rotterdam al snel de aandacht van de kerkenraad. In de kerk werd een collecte gehouden voor het herstel van de verwoestingen daar aangericht.

De bezetters vaardigden allerlei verordeningen uit, waarvan één was dat de kerkgebouwen, zodra het donker werd, goed verduisterd moesten worden om het daarmee voor geallieerde piloten moeilijk te maken zich op het landschap te kunnen oriënteren voor hun bombardementsvluchten naar Duitsland.

Het Rapenburg met de Rapenburgkerk.

Omdat dit in de Rapenburgkerk en in de (houten) kerk aan de Voorhouterweg moeilijk kon worden gerealiseerd werden de kerkdiensten ’s winters niet meer om 6 uur in de avond gehouden, maar naar 3 uur in de middag verplaatst. Avondmaalsbrood ging op de bon en de klokken uit de toren van de Rapenburgkerk werden op bevel van de Duitsers gevorderd. Die konden worden gebruikt voor het maken van wapentuig. Kerkelijke verenigingen werden verboden en werden dus – net als op zoveel andere plaatsen in het land – als informele bijbelstudiekringen voortgezet, die meestal bij de leden thuis vergaderden.

De Voorhouterwegkerk van achteren gezien.

Dominee Post, woonachtig in de pastorie naast de kerk aan het Rapenburg, raakte al snel betrokken bij het verzet tegen de Duitsers. Spoedig werkte de predikant in dat opzicht samen met de arts Edzard E. van der Laan en zijn vrouw Jobien P. van der Laan-Boelens (de ouders van burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam). Zij gaven al gauw leiding aan een groepje mensen in Rijnsburg dat zich onder meer bezighield met het opvangen en uitwisselen van onderduikers. Honderden onderduikers vonden een schuiladres  in Rijnsburg, waarbij de pastorie van dominee Post als ‘doorgangshuis’ fungeerde.

Ds. H. Post (1900-1982).

Het aantal gemeenteleden groeide ondertussen onverstoorbaar door; het ledental stond in 1940 op ruim 2.700 en steeg tot het eind van de oorlog naar 2.900. De beide kerkgebouwen puilden uit, zodat de kerkenraad besloot om ook kerkdiensten te gaan houden in het in 1907 aangekochte verenigingsgebouw Concordia aan de Kerkstraat.

Gebouw Concordia.

Daartoe werd de inrichting enigszins aangepast en werd een orgeltje gekocht. Op 4 mei 1941 werd daar de eerste dienst gehouden, maar vanaf 1942 konden er gedurende de wintermaanden geen diensten gehouden worden omdat er te weinig brandstof beschikbaar was. In 1946 werden de diensten in Concordia gestaakt.

De Vrijmaking (1945).

Al eerder, in de jaren ’30, waren in de Gereformeerde Kerken problemen ontstaan over onder meer bepaalde kerkelijke leerstukken, zoals over de betekenis van de Doop en het Verbond. De meningsverschillen werden behalve op de preekstoelen en in de landelijke, regionale en plaatselijke kerkbladen, ook door middel van dikke of dunne brochures en vaak felle strijdschriften uitgevochten. Daaraan namen niet alleen theologen, maar ook gemeenteleden van harte deel.

De brochure van de Heemskerk en de zijnen.

In Rijnsburg waren het bijvoorbeeld ouderling W.L. Heemskerk en de drie diakenen W. Bouwman, C. van der Gugten en Jac. Ouwersloot, die op 22 april 1945 de ‘Acte van Vrijmaking’ ondertekenden en daarmee het verband met de ‘meerderheid van de kerkenraad’ verbraken. In juni 1945 stuurden zij een brochure van 32 pagina’s de Rijnsburgse wereld in, waarin zij hun handelen uitvoerig uiteenzetten en van argumenten voorzagen.

De brochure van ds. Post.

De kerkenraad oordeelde het zinvol om ‘de zondige dwalingen’ van de vier ambtsdragers duidelijk in het licht te stellen, en gaf ds. Post opdracht een en ander kort en bondig te onder woorden te brengen. Deze schreef toen de brochure ‘De Gereformeerde Kerk en -weg verlaten’, die bij alle (vrijgemaakte en niet-vrijgemaakte) gereformeerden bezorgd werd.

De eerste pagina van het boekje van ds. Post.

Op 22 april 1945 werd in zaal Vliethof de vrijgemaakt-gereformeerde kerk geïnstitueerd. Daar werd toen ook de eerste dienst gehouden onder leiding van ds. A. Veldman (1911-1997) van Leiden. De zaal werd gehuurd voor fl. 25,- per week. In totaal verlieten 29 belijdende- 112 doopleden de Gereformeerde Kerk. Twee jaar later werd aan de Langevaart (hoek Katwijkerweg) een stuk grond met twee woningen, een paar schuren en een kas gekocht.

De Langevaart.

Een gedeelte werd doorverkocht aan een gemeentelid, maar er bleef ruimte genoeg over om daar later een kerk te kunnen bouwen. Op 20 juli 1947 werd ds. Joh. Van der Wal (1907-1975) uit het Friese Noordbergum als Rijnsburgs vrijgemaakte predikant in het ambt bevestigd. In 1951 kon aan de Katwijkerweg een kerk gebouwd worden.

Voortgaande groei.

Ds. C.M. van der Loo (1904-1981).

Ds. Van der Loo vertrok zoals al opgemerkt in 1946 naar Dordrecht, waar hij op 23 juni in het ambt bevestigd werd. Slechts enkele maanden later – op 1 augustus – deed zijn opvolger, ds. L. van der Linde (1909-1996) van Fijnaart, intrede in Rijnsburg. Hij bleef tot 1974 aan de kerk van Rijnsburg verbonden. Ondertussen bleef de kerk doorgroeien, wat tot gevolg had dat de kerkenraad besloot in de Rapenburgkerk dubbele diensten te houden, en wel per 1 maart 1949.

Dat wilde echter niet zeggen dat daarmee de problemen opgelost waren. De groei zette door, zodat nagedacht moest worden over uitbreiding van het aantal kerkgebouwen zowel als van het aantal predikanten. Wel werd als noodoplossing de nieuwe zaal achter Concordia op 15 juli 1947 in gebruik genomen, zodat de problemen althans even verlicht werden, maar de noodzaak van uitbreiding van het aantal kerken was daarmee niet van de baan.

Ds. L. van der Linde (1909-1996).

Het probleem van het gebrek aan vergaderruimte werd echter het eerst aangepakt. Ds. Post stelde namelijk voor de pastorie bij de Rapenburgkerk bouwkundig aan te passen om als vergaderruimte voor de jeugd te dienen en dan een nieuwe pastorie te bouwen. Nog vóór de winter van 1951 kon het ‘jeugdhuis’ in gebruik genomen worden en al daarvóór, in december 1950, was de nieuwe pastorie gebruiksklaar. En ondertussen was voor de bouw van de derde kerk-met-pastorie een stuk grond aan de Burgemeester Hermansstraat gekocht. De pastoriebouw werd het eerst aangepakt en die was eind 1951 gereed. Intussen beriep de kerkenraad achtereenvolgens een aantal predikanten, waarop enkele bedankjes binnenkwamen. Maar op 6 november 1952 kon ds. J. Bijleveld (1913-1977) van het Groningse Aduard in het ambt bevestigd worden.

Ds. J. Bijleveld (1913-1977).

De Maranathakerk in gebruik genomen (1954).

De besprekingen over de plannen voor de bouw van de derde kerk waren ondertussen gewoon doorgegaan. De Commissie van Beheer ondernam ter bredere oriëntering een tocht langs enkele kerken elders in het land, om zich op de hoogte te stellen van de mogelijkheden. Het Architectenbureau Kraan & Van Nieuwkoop uit Oegstgeest maakte vervolgens de plannen, waarna de aannemerscombinatie Van Egmond-Den Haan-Iterson de nieuwe kerk voor ongeveer fl. 150.000 bouwde, voorzien van 814 zitplaatsen. Deze ‘Maranathakerk’ werd op 6 mei 1954 in gebruik genomen. Ter herinnering daaraan werd in de hal van de kerk een marmeren gedenksteen geplaatst met als opschrift: ‘Welzalig zij die in Uw huis wonen, zij loven u gestadig. Psalm 84 : 5. 6 mei 1954’.  ‘Concordia’ kon toen althans voor de kerkdiensten buiten gebruik gesteld worden.

De Maranathakerk, die in 1954 in gebruik genomen werd.

Aan het begin van de ingebruiknemingsdienst van de kerk – die geleid werd door ds. J. Bijleveld – werd als intochtslied psalm 89 vers 1 gezongen. De predikant zei onder meer: ‘Ook dit gebouw zal eenmaal voorbijgaan, maar de christen mag na dit leven het onvergankelijke verwachten. Het ware christelijke leven heeft dit kenmerk, dat het leeft in de verwachting van de wederkomst van Christus. De kerkenraad heeft daarom gemeend aan deze verwachting uitdrukking te moeten geven in de naam van dit kerkgebouw, ‘Maranatha’, wat bekekent ’Here Jezus, kom!’’ In de eigenlijke Dienst des Woords, die direct na de officiële ingebruikname plaatsvond, ging ds. H. Post voor. Het thema van deze dienst was naar aanleiding van de intochtspsalm: ‘Gods huis een feesthuis!

Koster Van der Mey, die met zijn vrouw gedurende tweeëntwintig jaar lang (tot 1976) aan deze kerk verbonden was, herinnerde zich later onder meer: ‘In het begin trok de nieuwe Maranathakerk heel wat bezoekers. We kwamen dan plaatsen tekort. Om alle mensen een plaats te kunnen geven moest ik dan ook meermalen stoelen bij mij thuis gaan halen’.

Het orgel van de Maranathakerk te Rijnsburg (foto: Reliwiki, Henk Brussee).

In de Maranathakerk was veel te zien. Allereerst het ‘mooie romantische orgel’ dat 26 stemmen telde, verdeeld over twee klavieren, met 1602 pijpen. Ook het houtsnijwerk op de preekstoel trok de aandacht net als de versieringen die aan de uiteinden van de kerkbanken waren aangebracht met allerlei christelijke symbolen, zoals onder meer het ‘schip der kerk’ en een ‘brandende kaars’ als het symbool van het Woord van God. ‘Bovendien is heel de Bijbelse geschiedenis van Schepping tot Voleinding afgebeeld, en wanneer je op de volgorde let, dan kun je zien dat bij een schilderbeurt de banken niet meer in de juiste volgorde zijn teruggeplaatst’.

Ook de gebrandschilderde ramen trokken de aandacht. ‘Op een manier die rijk is aan symbolen wordt in tien ramen het hele Onze Vader uitgebeeld, met talrijke Bijbelse taferelen. Met recht een pronkstuk in de kerk. En de kerk via de hoofduitgang verlatend, ziet men aan weerskanten van de deuren te letters Alfa en Omega, het begin en het einde’.

De kerkenraad besloot bij de ingebruikneming van de Maranathakerk trouwens om in de erediensten in het vervolg gebruik te maken van de in 1951 verschenen ‘Nieuwe Vertaling’ van het Nederlands Bijbel Genootschap. Daarmee kwam een eind aan het gebruik van de oude Statenvertaling.

Van Voorhouterwegkerk naar Petrakerk (1959).

De (houten) gereformeerde kerk aan de Voorhouterweg, die in 1931 in gebruik genomen en in 1959 buiten gebruik gesteld werd.

Intussen werd het ook voor de kerkenraad en de Commissie van Beheer ‘pijnlijk duidelijk’ dat de in 1931 door Egbert Reitsma gebouwde (houten) Voorhouterwegkerk – bedoeld als noodkerk – nodig ingrijpend verbouwd moest worden. Daartoe werd door het architectenbureau Verloop & Van der Mey uit Katwijk een plan gemaakt. Op zondag 28 december 1958 werd in de ‘houten kerk’  de laatste dienst gehouden, waarna met de zeer ingrijpende herbouw kon worden aangevangen. In de Maranathakerk werden gedurende die tijd dubbele diensten gehouden. Bijna een jaar later – op 24 november 1959 – kon de verbouwde Voorhouterwegkerk opnieuw in gebruik genomen worden, maar nu onder de naam ‘Petrakerk’. Het houten gebouw was verdwenen en herbouwd als stenen kerk.

De Petrakerk in Rijnsburg.

Tijdens de avond van de ingebruikneming sprak ds. Post het inleidende woord, terwijl ds. Van der Linde voorging in de dankdienst met een preek naar aanleiding van 1 Corinthiërs 3 vers 11 (‘Want een ander fundament dan er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen’). De nieuwe kerk kreeg ook een nieuwe koster: G. van der Mey Albzn. had zijn kosterstaak gedurende 28 jaar lang in Voorhouterwegkerk uitgeoefend; hij werd opgevolgd door de heer J. Monster.

Veranderingen.

In de jaren ’50 en ’60 vonden allerlei veranderingen plaats zowel in de landelijke Gereformeerde Kerken als in de plaatselijke kerk te Rijnsburg. Voor wat Rijnsburg betreft kan gedacht worden aan de verbetering van de geluidsinstallaties, het verzorgen van bandrecorderopnamen van kerkdiensten ten behoeve van kortstondig zieke gemeenteleden, terwijl in 1963 bij wijze van proef de zitplaatsen in de drie kerkgebouwen werden vrijgegeven, zodat aan de plaatsenreservering een eind kwam.

Landelijk was de uitbreiding van de bundel ‘Eenige Gezangen’ een opvallende verandering. Bestonden in de Gereformeerde Kerken oorspronkelijk bezwaren tegen het zingen van gezangen, langzamerhand besloten achtereenvolgende synodes tot uitbreiding van het aantal gezangen, zoals in 1957, toen de 29 gezangen met dertig werden vermeerderd. Enkele jaren later vond de bekende blauwe (of rode) bundel ‘Honderdnegentien gezangen’ haar weg in de kerken. In Rijnsburg werd die bundel op zondag 4 januari 1965 ingevoerd.

Op 13 december van datzelfde jaar nam ds. Post afscheid van Rijnsburg om als emeritus in Leiden te gaan werken ten dienste van de ‘Stichting Jeugdhaven’.

Voortdurende groei en uitbreiding.

Ondertussen bleef de kerk van Rijnsburg groeien. Een vierde predikant werd noodzakelijk (de vierde pastorie was inmiddels in aanbouw). Daartoe besloot de kerkenraad in oktober 1965. Maar ook de vacature door het vertrek van ds. Post moest de nodige aandacht hebben; deze werd vervuld door ds. A.G. Baayen (1925-2000) uit Zuidland, die op 21 augustus 1966 in Rijnsburg intrede deed naar aanleiding van 1 Petrus 5 vers 10 en 11. En als vierde predikant kwam ds. E.P. Bosma (1933-2002) van Abcoude naar Rijnsburg. Hij deed op 20 november 1966 intrede naar aanleiding van Mattheus 14 vers 28b en 29a.

Ds. A.G. Baayen (1925-2000), die ongeveer 21 jaar in Rijnsburg stond.

Allerlei veranderingen c.q. vernieuwingen vonden ook in de kerk te Rijnsburg plaats. In 1971 werd het ambt van diaken in Rijnsburg voor vrouwelijke belijdende leden opengesteld; niet lang daarna konden de zusters der gemeente ook ouderling worden. Landelijk viel natuurlijk de invoering van het bekende Liedboek voor de Kerken op; in Rijnsburg werd de nieuwe bundel in 1974 in gebruik genomen. Het was een geheel nieuwe psalmberijming en ook het aantal gezangen was – na het ‘uitproberen’ van bundel ‘Honderdnegentien gezangen’ – opnieuw vermeerderd.

Ds. Bosma vertrok eerder dan verwacht was. Hij was in april 1969 door de generale synode namelijk benoemd tot docent aan de theologische opleidingsschool van de kerken op het gereformeerde zendingsveld op Soemba. De kerkenraad ging ermee akkoord en zo nam hij op 15 juli 1969 in de Maranathakerk afscheid van de gemeente naar aanleiding van de tekst: ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen; vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Here’. Overigens bleef de predikant tot 1973 officieel aan de kerk van Rijnsburg verbonden. Op 6 september 1970 volgde ds. P. Huisman (*1931) van Franeker hem op. Deze hield zijn intreepreek naar aanleiding van de tekst uit 1 Johannes 3 vers 1a (‘Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook’).

Van de Rapenburgkerk naar de Immanuelkerk (1969).

De kerk en de pastorie aan het Rapenburg.

De voortdurende groei van de gemeente was er de oorzaak van dat de kerkenraad al in 1961 begon aan voorbereidingen om het kerkgebouwenbestand kritisch door te lichten. De vraag was namelijk of de kerk aan het Rapenburg drastisch gerenoveerd en vergroot moest worden, of dat nieuwbouw gepleegd zou moeten worden. Berekeningen leerden dat er weinig prijsverschil was tussen de twee mogelijkheden, zodat de kerkenraad koos voor de bouw van een nieuwe kerk en de afbraak van de kerk aan het Rapenburg.

Gebleken was trouwens dat het onverantwoord was die kerk voor het houden van kerkdiensten te blijven gebruiken. ‘Gevaar voor instorting van de dakconstructie in het middenschip is hiervan de oorzaak’, zo deelde de kerkenraad aan de kerkelijke gemeente mee. Besloten werd daarom de kerk aan het Rapenburg  op donderdag 30 maart 1967 definitief te sluiten. De kerkgangers werden in het vervolg in de Maranathakerk verwacht, waar dubbele diensten gehouden werden. De Rapenburgkerk werd afgebroken; de toren ging op 6 juni 1967 tegen de vlakte. Koster Schoneveld mocht de torenhaan in ontvangst nemen.

De Immanuelkerk op de hoek van de Kerkstraat met het Rapenburg.

In maart 1968 werd de bouw van een nieuwe kerk aan de Kerkstraat (hoek Rapenburg) aanbesteed. De laagste inschrijver bleek de NV Ouwehand te Katwijk aan Zee te zijn. Op 29 april 1968 verrichtten vier kinderen uit de gemeente (uit elke wijk een, twee jongens en twee meisjes) de belangrijke daad van het heien van de eerste paal. De bouw verliep ook verder voorspoedig en zo kon de Immanuelkerk op 8 oktober 1969 in gebruik genomen worden. ‘Het kerkelijk centrum is zo opgebouwd dat alle onderdelen zelfstandige eenheden zijn maar één geheel vormen, doordat alle ruimten door een ontmoetingshal met elkaar verbonden zijn’. Het werd een multifunctioneel gebouw met 750 zitplaatsen, maar met de mogelijkheid dat aantal tot 900 uit te breiden. De Immanuelkerk was de derde kerk die binnen een tijdsbestek van 15 jaar gebouwd was.

Ook deze kerk werd voorzien van een goed orgel, gebouwd door de Alkmaarse orgelfirma Pels & Van Leeuwen, waarbij het instrument het voordeel van de goede akoestiek van de kerkruimte had.

De Petrakerk uitgebreid (1976) en de kerk groeit door.

Toen de Immanuelkerk eind jaren ’60 gebouwd werd, waren de plannen voor de uitbreiding van de Petrakerk met een vergaderzaal-met-keuken nog even in de ijskast blijven liggen. Maar eind 1976 werd ermee begonnen en de nieuwe uitbreiding kon in maart van het jaar daarop in gebruik genomen worden.

Ondertussen was de groei van de Gereformeerde Kerk te Rijnsburg gewoon doorgegaan. Het werd zelfs nodig in de Immanuelkerk met ingang van half augustus 1979 dubbele ochtenddiensten in te stellen en bovendien werd in 1978 de vijfde predikant beroepen.

Dr. B. van Oeveren (1925-2011).

Maar al eerder, op 1 januari 1975, ging ds. J. Bijleveld met vervroegd emeritaat. Ook het emeritaat van ds. L. van der Linde was op komst. De kerkenraad besloot dus tijdig met de vervulling van de twee vacatures te beginnen, en zo werd op zondag 12 januari 1975 aan de gemeente voorgesteld over te gaan tot het beroepen van twee predikanten, resp. dr. B. van Oeveren (1925-2011) uit Haren (Gr.) en ds. A.J. Damsma (1940-1998) van Erica (Dr.). Beide pastorieën (die aan Korte Voorhouterweg en aan de Burgemeester Hermansstraat) werden vóór de komst van de nieuwe predikanten stevig opgeknapt.

Enkele jaren later werd de vijfde gemeentewijk ingelegd voor de noodzakelijk geworden vijfde predikant. Maar ook nu zag de kerkenraad zich voor een dubbele opdracht geplaatst. Ds. Huisman kreeg namelijk in 1979 een beroep van de Gereformeerde Kerk te Leeuwarden-West en nam dit aan. Op 24 juni 1979 werd afscheid van hem genomen. Ook voor hem moest dus een opvolger benoemd worden. Het beroepingswerk vlotte niet zo als men gehoopt had. Vandaar dat men tussentijds een pastoraal werker aanstelde in de persoon van de heer L. Donkersloot die in 1980 en 1981 in de gemeente werkzaam was. Eind 1980 kon echter een beroep uitgebracht worden op ds. G. Snel (*1938) van Coevorden, die het beroep aannam en op 17 mei 1981 intrede deed. Ook de in het vooruitzicht gestelde vijfde predikant werd beroepen. Ds. J. Cziria (1940-2013) van Wieringerwerf nam het beroep dat op hem werd uitgebracht aan, en deed op 26 september 1982 intrede als vijfde predikant. Dr. Van Oeveren vertrok in 1983 naar het Groningse Leek. Hij werd opgevolgd door ds. P.J. Ribberink (*1941) uit Vroomshoop, die op 8 juli 1984 intrede deed.

De Petrakerk gerenoveerd.

De Petrakerk.

De Petrakerk, die in 1959 in gebruik genomen was ter vervanging van de (houten) Voorhouterwegkerk, bleek in het begin van de jaren ’80 toe aan een stevige onderhoudsbeurt. Daarom werd in de gemeente een financiële actie gehouden die maar liefst bijna fl. 275.000 opbracht. Er werd gesloopt en gebouwd en zolang werden in de Maranathakerk dubbele diensten gehouden. Op 20 december 1985 kon de Petrakerk weer in gebruik genomen worden.

Hulp voor Rotterdam (1984).

De in 1906 in Feijenoord in gebruik genomen ‘Laankerk’.

In Rijnsburg werd trouwens in de jaren ’80 nóg een financiële actie gehouden. En ditmaal niet voor de eigen kerk, maar voor de kerk van Rotterdam-Feijenoord. Daar was in 1906 de grote Laankerk gebouwd, maar deze was ondertussen dermate verzwakt dat de kerkenraad desgevraagd besloot de zusterkerk in Feijenoord te helpen, door een zgn. ‘Feijenoordweek’ met vele activiteiten te organiseren, waarmee men fl. 16.000 hoopte bijeen te kunnen brengen. De kerkenraad in Rotterdam wilde namelijk een nieuwe kerk bouwen; ditmaal een kerkzaal met bijruimten onder een wooncomplex.  De actie in Rijnsburg werd een doorslaand succes. De opbrengst was maar liefst fl. 28.000. De bouw van de nieuwe Rotterdamse ‘Koningskerk’ leidde op 2 december 1984 tot een feestelijke ingebruikneming.

De Koningskerk in Rotterdam (foto: Reliwiki, B. Stok).

De predikanten volgden elkaar ook daarna op.

De Gereformeerde Kerk te Rijnsburg bestond op 18 december 1989 honderdvijftig jaar. Nadat de kerk in 1939 haar honderdjarig bestaan herdacht had werd een mooi gedenkboek geschreven door de bekende schrijver L.J. de Rover, lid van de kerk te Rijnsburg. Vijftig jaar later kwam er een waardig vervolg op dat boek, dat onder de titel ‘Dankbaar gedenken, vertrouwend vooruitzien’ door meerdere schrijvers  werd samengesteld.

Tenslotte: twee kerken dicht… (2016).

De Petrakerk met de pastorie.

Problemen in de kerk te Rijnsburg bleven helaas niet uit. Vanaf 1995 begon het ledental van de Gereformeerde Kerk te dalen. Ook in verband met de plannen om de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente in het dorp t.z.t. samen te voegen achtte de kerkenraad het verstandig zowel de Petrakerk als de Maranathakerk op termijn te sluiten. In 2016 werden beide kerken te koop gezet. Dit alles veroorzaakte veel onrust en onbegrip onder een deel van de gemeenteleden.

De Maranathakerk.

Door een aantal gemeenteleden werd getracht vooral de Maranathakerk ‘van de ondergang te redden’. Bij enkele gemeenteleden bestond zoveel kritiek op de wijze waarop de kerkenraad de sluiting van de beide kerken volgens hen had aangepakt, dat zij daarover uitvoerig lieten berichten in het boekje  De Waarheid over de Maranathakerk te Rijnsburg‘, waarover wij op deze website eerder berichtten.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rijnsburg.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rijnsburg tussen 1895 en 2015.

Bronnen:

T. Brouwer de Koning, De Waarheid over de Maranathakerk. Rijnsburg, 2017

T. Kneve, Zeven ‘heilige huizen’ (7) – Immanuelkerk Rijnsburg, in: De nieuwe Kerkbode, 12 november 1999

W. de Mooy (e.a.), ‘Dankbaar gedenken, vertrouwend vooruitzien’. [t.g.v. 150-jarig bestaan Gereformeerde Kerk te Rijnsburg], Rijnsburg, g.p., g.j. [1989]

Jac. van Nieuwkoop, Van herders en schapen. Anderhalve eeuw gereformeerd Rijnsburg. Leiden, 1989

L.J. de Rover, Ik zal de daden des Heeren gedenken. 1839-1939. Gedenkboek der Gereformeerde Kerk te Rijnsburg. g.p., g.j. [1939]

C. Smits, De Afscheiding van 1834, deel 7, hoofdstuk 34. Dordrecht, 1986

B. Terpstra, ‘Zeven heilige huizen’ (5) – Maranathakerk, Rijnsburg, in: De nieuwe Kerkbode, 15 oktober 1999

© 2017. GereformeerdeKerken.info

(Met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam, voor het doorgeven van enkele jaartallen)