Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Hemelum (Fr.)… en daarna

De Gereformeerde Kerk in het Friese Hemelum vond haar oorsprong in het ontstaan van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’, die daar op 31 januari 1889 ontstond.

Kaart: Google.

De Afscheiding.

De Afscheiding van 1834 heeft in Hemelum nauwelijks sporen nagelaten, ondanks  het feit dat de hervormde predikanten in Hemelum in die tijd, zelfs tót 1892, van de ‘liberale’, ‘verlichte’ richting waren. Daartegen, én tegen de hiërarchische organisatie van de kerk, waardoor de vrijzinnigheid op de kansel kon postvatten, kwamen de Afgescheidenen juist in het geweer. De hervormde predikant ds. H.G. Cannegieter, die van 1827 tot 1849 in Hemelum stond, had voor zover bekend als enige enigszins met de Afscheiding te maken.

Op 19 september 1841 kwam bij de hervormde kerkenraad namelijk een schrijven binnen van Hidde Douwes Sikkes en Gooits Gooikes Huisman, waarin bezwaren werden geuit tegen de Nederlandse Hervormde Kerk van die dagen. In de brief gaven beiden ‘Ulieden vrijwillig en duidelijk te kennen, dat zij volgens art. 32 der Chr. Geref. Geloofsbelijdenis [waarmee ze de in 1561 door ds. Guido de Bres opgestelde  ‘Nederlandse Geloofsbelijdenis’ bedoelden] verwerpen alle menselijke vonden en alle wetten, die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor de consciëntie [het geweten]  te binden en te dwingen (…)’. In de brief werd ook verwezen naar het ‘Algemeen Reglement’ van 1816, dat destijds door de koning ‘op onwettige wijze’ ingevoerd was ter vervanging van de aloude Dordtse Kerkorde die in 1618-1619 door de Synode van Dordrecht van kracht verklaard was. De hervormde kerkenraad ‘nam van het schrijven met leedwezen kennis, maar heeft besloten het voor notificatie aan te nemen’.

[Artikel 32 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis luidt als volgt: “De orde en de tucht in de kerk – Wij geloven dat, hoewel het nuttig en goed is dat de regeerders van de kerk onderling een vaste orde instellen en handhaven om het lichaam van de kerk in stand te houden, zij zich er toch voor moeten wachten af te wijken van wat Christus, onze enige Meester, ons geboden heeft. Daarom verwerpen wij alle menselijke bedenksels en alle wetten die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor het geweten te binden en te dwingen, op welke wijze dan ook. Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren, en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God. Hiervoor is vereist de uitsluiting uit de gemeenschap van de kerk overeenkomstig Gods Woord, en wat daarmee verbonden is.]

Het eerste gereformeerde kerkje (1841) te Koudum, waar de Afgescheidenen uit Hemelum en omgeving de diensten bijwoonden (foto: H. de Jong in 1970).

Langzamerhand kwamen in en rond Hemelum toch wel meer Afgescheidenen te wonen, maar nooit voldoende om in het dorp een Christelijke Afgescheidene Gemeente te stichten. Ze kerkten in het nabij gelegen Koudum, waar op 23 september 1838 een Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd was. In 1841 hadden zij aan de Kninebuert (nu Verlengde Hoofdstraat) een kerkje laten bouwen, dat in 1874 vervangen werd door een grotere kerk, naast het oude gebouwtje.

De Doleantie.

In het begin van de jaren ’80 van de negentiende eeuw verhuisde Bauke Bajema vanuit het dorp Heeg naar Hemelum, en hoorde daar in de hervormde kerk in de prediking van ds. Cannegieter ‘de kille adem van het Christus verwerpend evangelie’. Daarom stelde hij op een zondag aan een aantal vrienden voor in zijn huis aan ’t Fort, net buiten Hemelum, in het vervolg bij elkaar te komen om daar samen over ‘de Waarheid te spreken die in Hemelum zo deerlijk gemist werd’. Zijn vrienden zagen er wel wat in en zo werd de woonkamer van Bajema geregeld omgebouwd tot vergaderplaats.

De kring van belangstellenden groeide en het duurde niet lang of de woonkamer werd te klein. Omdat in de openbare school geen ruimte aan hen werd afgestaan vatte men het plan op een evangelisatielokaal te bouwen. Het plan werd gerealiseerd. Niet alleen christelijke gereformeerde maar ook rechtzinnig-hervormde predikanten gingen in het lokaal voor, waar bovendien zondagsschool gehouden werd en waar al gauw ook een christelijke jongelingsvereniging bij elkaar kwam.

De prediking in het lokaal.

Dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) die in Heeg de Doleantie leidde.

In de prediking in het lokaal van deze ‘Vrienden der Waarheid’ werd vaak in een bepaalde richting gewezen: zo sprak daar in  de zomer van 1887 ds. T.H. Woudstra (1854-1931) van Maassluis over de tekst uit Jeremia: ‘De breuk is zo wijd als de zee’; ds. L.H. Wagenaar (1855-1910) van Heeg preekte op een zondag over ‘Die Mij liefheeft bewaart Mijne geboden’ en enkele weken later over: ‘En Ik zal u  een andere trooster zenden, dat Hij bij u blijve in der eeuwigheid’. Ds. M. Brouwer (1828-1904) van Lemmer, ds. Th.D. Prins (1862-1929) van Wons en ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) van Reitsum spraken er ook geregeld. Al deze predikanten gingen met de Doleantie mee. Ook godsdienstonderwijzer Drost uit Lemmer kwam geregeld in het lokaal in Hemelum.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895), die met zijn gemeente van Reitsum in Doleantie ging.

Hoewel de prediking door de meeste bezoekers van het lokaal op prijs gesteld werd, was er toch een behoorlijk aantal dat weliswaar instemde met rechtzinnige prediking, maar die er bezwaar tegen hadden met de hervormde kerk te breken. En dat was juist de oproep die in veel preken doorklonk: ‘Breek toch met de hervormde kerk’. Al eerder was ds. Prins door hen verzocht niet meer te spreken over ‘de Reformatie der kerk’, maar zich te beperken tot ‘het winnen van zielen voor Christus’, want dát was de taak van het evangelisatiegebouw. Ook aan ds. Sikkel (1855-1920) van Hijlaard was die eis gesteld. maar deze antwoordde: “Gij wilt dat ik alleen zal spreken over: ‘Ik zal U tot een God zijn’, maar ik zál spreken over: ‘Gij zult Mij tot een volk zijn’. Gij zult mij niet de helft van mijn Bijbel afscheuren”.

Ds. J.C. Sikkel (1855-1920), die op 17 januari 1887 met zijn gemeente te Hijlaard in Doleantie ging.

Kort daarop eisten de tegenstanders de sleutels van het lokaal op. Dat werd door de voorstanders van ‘de Reformatie der kerk’ geweigerd. Om opstootjes bij het lokaal te voorkomen vroegen de voorstanders van de Doleantie begin november 1888 het lokaal te mogen blijven gebruiken voor het preken door predikanten of voor preeklezen. De tegenstanders weigerden toestemming te geven. Het evangelisatiegebouwtje werd later ‘het Lokaal’ van de hervormde kerk.

‘Verzoek tot Reformatie’.

Kort daarop, op 11 november 1888, werd in de hervormde kerkenraad een ingekomen schrijven behandeld van A.G. Visser, R.H. Visser en W.S. Bouma. Het begin van de brief luidde: ‘De ondergeteekenden wenden zich met ernstige aandrang tot de kerkeraad hunner gemeente om te verzoeken dat de kerkeraad de Reformatie hunner kerk ter hand neme. In de 16de eeuw is hunne kerk juíst door haar protest en verzet tegen de hiërarchie gereformeerd geworden. Wéér een hiërarchie dulden [die van de hervormde synode] is alzoo het werk der vaderen te niet doen en ons langzamerhand en ongemerkt op paden te leiden van on- en bijgeloof’.

De kerkenraad antwoordde snel. In het antwoordschrijven werd er op gewezen dat de ondertekenaars zich lieten leiden ‘door invloeden die de opbouw dezer gemeente komen verstoren en zich laten gebruiken voor doeleinden die tegen het welzijn van onze Hervormde Kerk gericht zijn’. De kerkenraad weigerde medewerking ‘aan deze revolutionaire daad’. De rest van het antwoord volgde kort daarna: veertien gemeenteleden werden als ‘orde- en rustverstoorders‘ vervallen verklaard van hun lidmaatschap van de Hervormde Kerk.

De hervormde kerk te Hemelum.

De Dolerende kerk geïnstitueerd (1889).

De voorstanders van ‘de Reformatie’ hielden de volgende twee zondagen hun kerkdiensten in de keuken van A. Visser, tót die ruimte te klein werd om het aantal belangstellenden te kunnen bergen. Hendrik Keulen aan de Nieuwburen (Nybuorren) stelde toen echter per 17 november 1888 zijn schuur beschikbaar, die als stal gebruikt werd. Daar kwamen nu dus de Dolerende schapen bijeen. Geregeld stonden daar op zondag predikanten op de ‘kansel’, zoals ds. W. Kapteyn (1857-1903) van Workum en ds. J.C. Balhuizen (1854-1939) van Scharnegoutum. Als geen predikant beschikbaar was las een van de ouderlingen een preek voor. De Amsterdamse Dolerenden gaven een eigen prekenserie uit, ‘Uit de Diepte’ genaamd, waarvan ook de broeders in Hemelum ongetwijfeld gebruik gemaakt zullen hebben.

Een preek van ds. J.J. Bajema van Sneek in de serie ‘Uit de Diepte’. Ds. Bajema leidde de dienst waarin de kerk van Hemelum in gebruik genomen werd (1889).

Nadat de hervormde kerkenraad in december 1888 antwoordde niet met de Doleantie mee te zullen gaan, werd besloten een eigen Dolerende kerkenraad te kiezen. Als ouderlingen werden gekozen Ruurd H. Visser en Cornelis O. de Jong en tot diakenen A.G. Visser en Hidde D. Sikkes. Ze werden op 31 januari 1889 in het ambt bevestigd. ‘De kerkenraad van Hemelum’, zo schreef de (Dolerende) Friesche Kerkbode, ‘heeft in zijn vergadering van 13 februari 1889 alle gehoorzaamheid en kracht ontzegd aan de Kerkverwoestende en Christus verwerpende organisatie van 1816, om weder de nimmer afgeschafte Kerkenorde van 1618 te aanvaarden’. Vandaar dat 13 februari 1889 als institueringsdatum van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ te Hemelum wordt beschouwd, al werd – zoals opgemerkt – de kerkenraad reeds op 31 januari 1889 in het ambt bevestigd.

Het vertrek uit de hervormde gemeente om in Doleantie te gaan had voor sommigen  nare gevolgen: ouderling Visser had een kruidenierszaak en moest ervaren dat de ‘liberale’ boeren uit het dorp niet meer bij hem kochten; anderen werd de huur van hun woning opgezegd.

In 1943 kreeg de kerk van Hemelum dit kerkzegel (ontworpen door onderwijzer T. Corporaal).

Een eigen kerk (1889).

Het verkrijgen van een stuk grond voor kerkbouw viel niet mee. Veel grond was eigendom van ‘liberale’ boeren die er niet over piekerden het af te staan aan de Dolerende ‘onruststokers‘. Van A. Visser kon echter door de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ aan de Buorren voor fl. 600 een appeltuin worden gekocht. Deze vereniging behoorde tot en handelde namens de Dolerende kerk van Hemelum. De vereniging had namelijk rechtspersoonlijkheid gevraagd en gekregen, welke status voor de Dolerende kerk niet weggelegd was. Later werd ’De Kerkelijke Kas’ omgezet in de Commissie van Beheer.

Hoe dan ook, nu de grond kerkelijk eigendom was konden bestek en tekening van de toekomstige kerk gemaakt worden; aan timmerman Van Randen werd, als laagste inschrijver, de bouw gegund. De hele kerk – het orgel dat in 1906 werd aangeschaft niet meegerekend – kostte bijna fl. 3.300, zij het dat de kerk destijds kleiner was dan het gebouw tegenwoordig is. Het geld voor de kerkbouw werd door kerkcollecten in de schuur (in 1889 bedroeg de opbrengst fl. 186) en door giften vanuit het hele land (met als eindbedrag bijna fl. 460) bijeengebracht. Er moest ruim fl. 2.800 geleend worden.

De kerk aan de Buorren te Hemelum, die in 1889 in gebruik genomen werd. Het achterste stuk werd er tijdens de verbouwing van 1930 aangebouwd (foto: ‘Elk nieuw geslacht …’).

De nieuwe kerk werd (zes maanden na het begin van de bouw) op 20 augustus 1889 in gebruik genomen. Ds. J.J. Bajema (1844-1927) van Sneek leidde die dienst. Zowel zijn preek als de aanvangspsalm getuigden van schuld en bekering. De tekst van de preek was Hosea  12 vers 7: ‘Gij dan bekeer u tot uwen God; bewaar weldadigheid en recht en wacht gedurig op uwen God’ (een tekst die later ook in het door onderwijzer T. Corporaal ontworpen kerkzegel van Hemelum in 1943 zou terugkomen). Psalm 65 vers 2 werd als inleiding op de dienst gezongen. De gemeente bestond toen uit 46 zielen.

Ds. J.J. Bajema (1844-1927).

Gereformeerde Kerk (1892).

Zoals al eerder opgemerkt woonden sinds de Afscheiding van 1834 in en nabij Hemelum leden van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Koudum. De naam van deze gemeente werd in 1869 veranderd in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’, vanwege de landelijke kerkenfusie van ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. De laatstgenoemde groep had zich in 1838 losgemaakt van de hoofdstroom van de Afscheiding. Als oorzaken daarvan werden genoemd onenigheid over de vraag of de Afgescheidenen vrijheid van godsdienst bij de overheid mochten vragen, de vraag of predikanten wel of niet ambtskledij moesten dragen en over de vraag welke kerkorde de Afgescheiden kerk zou moeten aannemen. In 1869 kwamen beide groepen weer bijeen (de angel was inmiddels verwijderd) onder de nieuwe naam ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Toen in Hemelum de Doleantie plaatsvond, en in 1892 de landelijke fusie tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ een feit werd, sloten zich ook de in en rond Hemelum woonachtige Christelijke Gereformeerden zich bij de plaatselijke ‘Gereformeerde Kerk te Hemelum, Mirns en Bakhuizen’ (zoals de kerk aanvankelijk heette) aan. De kerk in Hemelum groeide dus.

Het interieur van de kerk na de verbouwing in 1930 (foto: ‘Elk nieuw geslacht…’).

De eerste ‘gezamenlijke’ predikanten.

De Dolerende Kerk te Hemelum c.a. had aanvankelijk nog geen predikant. Maar in 1891 kwamen de kerkenraad van Hemelum en die van de kerk van Warns en Scharl (tegenwoordig Skarl) overeen gezamenlijk een predikant te beroepen. De keus viel op kandidaat R. van Giffen (1859-1938), die beide gemeenten van 11 oktober 1891 tot 15 maart 1893 diende. Van hem wordt verteld dat hij soms niet kon preken. Hij beklom dan wel de kansel, echter alleen om mee te delen dat hij deze keer de Heilige Geest niet had ontvangen en dat de gemeente na het zingen van een psalm huiswaarts kon gaan.

Na diens vertrek kwam ds. J. Voerman (1877-1948) van het Groningse Westerlee (opnieuw in combinatie de Gereformeerde Kerk van Warns en Scharl). Deze predikant diende er van 1911 tot 1918 en van 1919 tot 1924. In de tussentijd, half november 1918 tot half januari 1919, was hij predikant in Enschede, maar kon ‘wegens huiselijke omstandigheden’ niet blijven en keerde met instemming van beide kerkenraden terug naar Hemelum en Warns. Vijf jaar later waren de huiselijke omstandigheden kennelijk gewijzigd, want op 20 april 1924 nam de predikant afscheid en vertrok hij naar de kerk te Joure. Hemelum bleef toen ongeveer twee jaar vacant.

Een nieuwe pastorie.

Na het vertrek van ds. Voerman (in 1919) besloot de kerkenraad tot de bouw van een pastorie. Maar aanvankelijk leek het tot bóuwen niet te zullen komen, want men besloot de hervormde pastorie te kópen. Die koop ging echter niet door, zodat toch een nieuwe predikantswoning moest worden opgetrokken. Naast de kerk lag een stuk grond te koop voor fl. 1.300. Dat kon in eigendom verkregen worden, zodat de pastorie daar kon worden gebouwd. Eerst moest echter de op die grond staande woning steen voor steen worden afgebroken en naar elders getransporteerd om daar weer te worden opgebouwd. Ondertussen brachten de gemeenteleden geld bijeen voor de pastoriebouw. De pastorie kon in 1925 in gebruik genomen worden.

De nieuwe pastorie die in 1926 door ds. Oosterhoff in gebruik genomen werd (foto: ‘Elk nieuw geslacht…’)..

De eerste ‘eigen’ predikant.

Maar om de nieuwe pastorie in gebruik te kunnen nemen moest natuurlijk ook het beroepingswerk ter hand genomen worden. Verscheidene kandidaten werden gevraagd te komen ‘proefpreken’, en uiteindelijk werd kandidaat R. Oosterhoff (1899-1983) beroepen, die de roeping aannam en de gemeente van Hemelum diende van 1926 tot 1929. Het beroep werd nu alléén door de kerk van Hemelum uitgebracht; de kerk van Warns en Scharl kreeg in 1925 eveneens een eigen predikant. De gemeenten waren nu kennelijk groot genoeg om de kosten alléén op te brengen.

Ds. R. Oosterhoff (1899-1983).

De ‘kwestie-Geelkerken’.

In de tijd van ds. Oosterhoff speelde landelijk de kwestie Geelkerken. Ds. J.G. Geelkerken (1879-1960) van de Gereformeerde Kerk te Amsterdam-Zuid had in een preek in het midden gelaten of de bomen in het paradijs (Gen. 2 en 3) ‘zintuiglijk waarneembaar’ waren en of de slang werkelijk gesproken had. Uiteindelijk werd dr. Geelkerken in 1926 afgezet.

Maar ook de classis Workum, waartoe de kerk van Hemelum behoorde, kreeg met de zaak te maken. In het Friese Oudemirdum stond in die tijd namelijk ds. S.P. Vermeer (1893-1978), die kritiek had op de synodale veroordeling van dr. Geelkerken. De classis had hem toen onder meer gevraagd ‘of hij aanvaardt hetgeen de Synode heeft uitgesproken omtrent Gen. 2 en 3 en belooft dit tot grondslag te zullen leggen van hetgeen hij leert’. Daarop had de predikant echter niet bevestigend geantwoord.

De kennisgeving van beide kerkenraden aan de classes.

De kerkenraad van Oudemirdum én die van Hemelum (als genabuurde kerk) vergaderden over het besluit van de classis ‘om ds. Vermeer voor de tijd van drie maanden in zijn ambt als predikant bij de Geref. Kerk te Oudemirdum c.a. te schorsen’. De beide kerkenraden bleken het met het classisbesluit eens te zijn en besloten in november 1926 dat ds. Vermeer inderdaad geschorst zou worden tenzij hij binnen die tijd op bevredigende wijze aan de eis van de classis zou voldoen. Namens Hemelum waren ds. Oosterhoff  en scriba H. Keulen aanwezig.

Groei en krimp en nog wat.

De kerk groeide in die tijd. Dat had consequenties voor het kerkgebouw. Besloten werd daarom de kerk te vergroten door de achter de kerk gebouwde consistorie bij de kerkzaal te voegen en een nieuwe kerkenraadskamer te bouwen. De kosten bedroegen ruim fl. 4.000, waarvan de gemeente zelf fl. 2.800 bijeenbracht. De vergrote kerk werd, nu met 250 zitplaatsen,  in 1930 weer in gebruik genomen.

De gereformeerde kerk te Hemelum (1889-1999). Foto: Reliwiki, Andre van Dijk.

Sinds 1950 daalde het ledental van de kerk echter. De reden hiervan was dat de opgroeiende jeugd van Hemelum ter plaatse geen werk kon vinden en naar elders vertrok. De vergrijzing deed haar intrede.

In het kader van het Samen-op-Weg-proces met de hervormde gemeente werd de gereformeerde kerk in 1999 – na honderdtien jaar te hebben dienst gedaan – buiten gebruik gesteld. Momenteel wordt het gebouw aan de Buorren 18 gebruikt als Russisch-Orthodox klooster. De Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente te Hemelum zijn momenteel een ‘Protestantse Gemeente in wording’.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Hemelum.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Hemelum tussen 1905 en 2015.

Bronnen:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, dl. VI. Leeuwarden, 1958

J.W.G. Cornet, Hemelum. Kleine gemeente met goed kerkzegel. In: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 6e jrg. nr. 41, 18 oktober 1958

T. Corporaal en J. Wielenga-Zeldenrust, ‘Elk nieuw geslacht ervaart Zijn trouw’. Geschiedenis van 100 jaar Gereformeerde Kerk Hemelum en omgeving. 1889-1989. Hemelum, 1952/1981

T.W. Dekker, 800 jaar kerk in Hemelum. Balk, 1976

N.N., Aan de classes der Geref. Kerken. Nijemirdum, 1926

© 2017. GereformeerdeKerken.info