Ds. J.W. Tunderman (1903-1942) in Dachau omgekomen

1940 – “Opdat wij niet vergeten” – 1945

Een kaart van de stad Groningen met ten zuiden daarvan het dorp Helpman. De situatie in 1937.

Na het vertrek van ds. E.Th. van den Born (1900-1982), van 1934 tot 1938 predikant bij de Gereformeerde Kerk in het dorp Helpman, direct ten zuiden van de stad Groningen, vatte de kerkenraad  het beroepingswerk ’zonder overhaasting, rustig en met de nodige bedachtzaamheid’ aan.

Men nodigde dus predikanten uit om te ‘spreken en de Catechismus te behandelen’, zodat de gemeente kon kiezen. De predikant die men zocht moest ‘spontaan zijn en graag ijverig studie maken van de Heilige Schrift en over voldoende voordracht- en spreekgaven beschikken’.

Ds. J.W. Tunderman (1903-1942) van Vrouwenpolder preekte op 11 april 1938 in de Coenderswegkerk en naast hem werden nog vier anderen gevraagd om eens te ‘proefpreken’. Uiteindelijk rolde er op 20 mei 1938 een ‘tweetal’ uit: ds. F. Guillaume (1905-1972) van Klundert en ds. J.W. Tunderman (1903-1942) van Vrouwenpolder. De manslidmaten brachten de beslissing: 133 van de 206 stemmen werden uitgebracht op ds. Tunderman, zodat deze werd beroepen.

Ds. J.W. Tunderman (1903-1942).

Toen hij op kennismakingsbezoek in Helpman kwam waarschuwde de kerkenraad hem, dat ‘wij van u begeren de hechte band aan het Woord, de belijdenisgeschriften en de Orde der Kerken’. Daar had de predikant geen enkel bezwaar tegen, integendeel: ‘Dezelfde Christus wordt door mij gepredikt als mijn voorganger; toch zal de vorm anders zijn’, zo zei hij. ‘De predikant wenste dezelfde dingen op eenvoudige wijze te zeggen en een enkele maal soms ook een zogenaamde praktische preek te houden’. Toen ook mevrouw Tunderman nog binnenkwam, werd het natuurlijk pas echt gezellig en werd koffie geschonken. Ds. Tunderman nam het beroep aan. De bevestiging vond plaats op 18 september 1938 door ds. Van den Born met als tekst Hebreeën 12 vers 25 en 26. De predikant deed intrede met de woorden van 2 Cor. 2 vers 14 tot 17.

Groninger Kerkbode, 24 september 1938.

Ds. Joh. Francke (1908-1990) herinnerde zich later dat ‘als stedeling ds. Tunderman zich dadelijk thuis voelde in Helpman. Hij en zijn vrouw stonden midden in het stadsleven, dat hen boeide in zijn veelzijdige mogelijkheden en ontplooiing. Maar als bedienaar des Woords moest hij zich ‘inwerken’. De accenten lagen in zijn prediking en in geheel zijn ambtelijk optreden wel wat anders dan bij zijn voorganger. Dat bemerkte de gemeente ook. Vandaar dat er vaak over en weer geworsteld moest worden om intense aansluiting’.

De bezetting.

De Coenderswegkerk in Helpman.

Al vóor de Tweede Wereldoorlog had ds. Tunderman het nationaal-socialisme als een groot kwaad bestreden. Net als de generale synode al in 1936 had verklaard, achtte ook hij het lidmaatschap van de NSB niet verenigbaar met dat van de Gereformeerde Kerken. Toen de mobilisatie in 1939 werd afgekondigd was de predikant van vakantie teruggekomen en had de families van de opgeroepen soldaten opgezocht om hen te bemoedigen; een gebaar dat door velen hun leven lang onthouden is. Ds. Francke: ‘De bezetting, die in mei 1940 begon, heeft er ook toe bijgedragen, dat dienaar en gemeente al meer één werden. Want tóen kwam hij, vooral in zijn prediking, in al zijn gaven en krachten uit. En met een diepe blijdschap kon hij ervan vertellen, dat de gemeente hem in de geestelijke strijd tegen het totalitaire nazi-systeem begreep. Het heeft hem gestimuleerd in zijn ambtswerk, dat de gemeente vroeg naar het Woord, dat in die donkere en droeve dagen meer dan ooit een helder en vertroostend licht bleek te zijn!’

Tijdens de bezetting toonde hij zich onverschrokken: al waarschuwend tegen de demon uit het Oosten sprak de predikant op illegale bijeenkomsten, in zijn preken en op voorlichtingsvergaderingen. Hij weigerde inlevering van koper en tin toen dat door de bezetter verplicht gesteld werd. In een illegaal geschrift waarschuwde hij de ouders tegen de grote geestelijke bedreiging van de Duitse Arbeidsdienst. De predikant kwam dus op de zwarte lijst van de Duitse bezetters terecht. Zo kwam de Sicherheitsdienst (SD) aan huis om hem te arresteren. Hij was er op dat moment niet, maar de heren zouden wel terugkomen. Toen ds. Tunderman daarvoor gewaarschuwd werd liet hij zich niet afschrikken: hij bleef gewoon thuis. Zaterdag 9 januari 1942 werd hij alsnog van huis gehaald en door de bezetters overgebracht naar het Huis van Bewaring in Groningen.

‘Hij kwam steeds op voor de eer van Zijn Koning; hij heeft nimmer gezwegen als hij het plicht achtte te spreken. Hier willen wij hem met sympathie gedenken en bidden hem Gods zegen toe’, zo sprak de preses in januari 1942. Moest de kerkenraad ook stappen ondernemen om te proberen een eind te maken aan de gevangenschap van de predikant, en zo ja hoe? Men kwam in april tot de conclusie dat het vergeefse moeite zou zijn.

Ds. Tunderman overleden.

Rouwkaart ds. J.W. Tunderman.

Het kwam als een klap toen bleek dat ds. Tunderman eind 1942, een jaar na zijn gevangenneming, in het concentratiekamp Dachau bezweken was. In de kerkenraad werd een ontroerende toespraak gehouden die door alle leden staande werd aangehoord. Dezelfde woorden werden ook in de Coenderswegkerk uitgesproken op zondag 10 januari 1943, door de gemeente eveneens staande aangehoord.

De preses herdenkt de predikant.

‘Wij hadden het zo graag anders gezien. De Heere verantwoordt Zijn daden niet en wij hebben te zwijgen. Nu staan wij hier verslagen bijeen, als gewone menschen die wij zijn en wij treuren. Hoe zou het ook anders kunnen? Want het was onze herder en leeraar die ons is ontvallen. Hij was onze voorman. Door God geplaatst aan het hoofd dezer gemeente. (…) En toch zouden wij onze broeder Tunderman niet goed hebben verstaan als wij thans bij zijn dood slechts de rouw wisten te vertolken, die wij allen in ons dragen. Ik sprak vanmorgen hierover met mevrouw Tunderman en wij bespraken met elkaar in enkele woorden het vraagstuk van leven en dood. Hoe bedroefd zij ook was, toch was het niet het verlies dat voor haar woog, maar het was de liefde van Christus waarvan zij wist te gewagen’.

‘(…) Want dát was de inhoud van de prediking van ds. Tunderman: het Woord en het Woord alleen, dat ons de Liefde Gods verkondigt. (…) Zo spraken wij ook nog een ogenblik over de laatste preek die hij in Helpman heeft gehouden, over de tekst: ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid en alle deze dingen zullen u worden toegeworpen’. (…) Slechts in het licht van de eeuwigheid heeft het werk van ds. Tunderman betekenis. Slechts in dát licht wenschte hij dat werk ook zélf geplaatst te zien. Nu heeft God er een einde aan gemaakt. (…) Het is Gods bemoeienis in het leven van ons allen, die den dag bepaalt van onzen dood: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. De Heere trooste zijn weduwe, de gemeente en ons allen’.

Ds. en mevrouw Tunderman.

Preses De Jong sprak nog lang door. Na nog gewaagd te hebben van de omstandigheden waaronder ds. Tunderman in Dachau om het leven gekomen was (er werden op hem medische experimenten uitgevoerd), liet hij de verzamelde kerkenraadsleden psalm 118 vers 3 zingen: ‘Ik werd benauwd van alle zijden en riep de Heer ootmoedig aan. De Heer verhoorde mij in ’t lijden en deed mij in de ruimte gaan…’.

Ten huize van mevrouw Tunderman werd op 14 januari 1943 een rouwdienst gehouden. Mevrouw Tunderman werd begrijpelijkerwijs door de gevangenschap en het overlijden van  haar man diep aangegrepen. Ook háár gezondheid wankelde en zij stierf op 4 april van hetzelfde jaar. Enkele gemeenteleden hielden een inzameling onder de kerkleden in Helpman, bestemd voor de plaatsing van een grafsteen. De collecte bracht maar liefst fl. 771 op.

Bron:

Archief Gereformeerde Kerk Helpman. Groninger Archieven, Groningen.

Zie ook:

Het offer van het leven. In memoriam ds. J.W. Tunderman – door ds. J.H. Spier

Over ds. J.W. Tunderman