Oproer in Leiderdorp (1886)

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk te Leiderdorp ontstond oorspronkelijk door de instituering van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’ op 15 juli 1886. In 1892, het jaar waarin de landelijke samenvoeging tot stand kwam tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, ontstond ook in Leiderdorp de ‘Gereformeerde Kerk’.

Kaart: Google.

Ds. Vlug in Leiderdorp.

De centrale figuur bij de Doleantie te Leiderdorp was ds. G. Vlug (1843-1912), die op 11 april 1886 als hervormd predikant vanuit Nijkerk naar Leiderdorp kwam. Hij was echter eensgeestes met ‘de tachtig benauwde broederen te Amsterdam’, onder wie dr. A. Kuyper, die door het hervormd kerkbestuur intussen geschorst waren. Aangekomen in Leiderdorp werd hij daar op 11 april 1886 door ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913), directeur van het Christelijk Gymnasium te Zetten, in het ambt van hervormd predikant bevestigd.

Twee jonge dames.

Ds. Vlug had zijn nieuwe kerkenraad al meegedeeld dat hij het met de broederen te Amsterdam geheel eens was,  en dat hij zelf in Doleantie zou moeten gaan. De kerkenraad verklaarde daaraan te zullen meewerken. De problemen dienden zich al meteen aan, want – nog vóór de komst van ds. Vlug – wilden twee jonge dames (Maria Kors en Johanna Roos), behorende tot de hervormde gemeente te Leiderdorp, belijdenis van het geloof afleggen, niet in Leiderdorp, maar bij de ‘moderne’ (vrijzinnige) predikant te Voorhout, ondanks vermaningen van de kerkenraad te Leiderdorp. De kerkenraad van Voorhout vroeg dus de benodigde verklaring (attest) van goed zedelijk gedrag. Maar de kerkenraad van Leiderdorp wilde die niet verstrekken omdat hij niet wilde meewerken aan het toelaten van aspirant leden die de belijdenisgeschriften niet wilden ondertekenen. Desondanks werden ze in Voorhout ingeschreven.

Ds. G. Vlug (1843-1912).

De kerkenraad van Leiderdorp berichtte de beide jongedames bij voorbaat dat hij hen in Leiderdorp niet tot het Avondmaal zou toelaten. De kerkenraad van Voorhout diende vervolgens een klacht in bij het classicaal bestuur. De classis vroeg de kerkenraad van Leiderdorp uiteraard om een toelichting op de handelwijze. De kerkenraad antwoordde op 24 mei onder meer (ds. Vlug was toen inmiddels ruim een maand predikant te Leiderdorp) dat het avondmaal ontheiligd zou worden wanneer het gebruikt werd door personen die ‘bijvoorbeeld niet belijden de waarachtige Godheid onzes Zaligmakers, Zijn schuldverzoenend lijden en sterven en Zijne lichamelijke opstanding uit de dooden’.

De classis zond een afvaardiging naar Leiderdorp, bestaande uit twee predikanten, ds. A. Keers van Hazerswoude en J.G. Verhoeff van Bodegraven en jurist-ouderling Bredius. Ze trachtten tevergeefs de kerkenraad tot andere gedachten te brengen.

In Doleantie (15 juli 1886).

In Amsterdam waren de dolerenden, onder wie dr. A. Kuyper, inmiddels afgezet. Voor de kerkenraad van Leiderdorp was dat aanleiding nu ook zelf in Doleantie te gaan. Op zondag 18 juli 1886 werd het drie dagen eerder genomen besluit door ds. Vlug in een stampvolle kerk van de preekstoel afgekondigd, waarop hij een preek hield naar aanleiding van psalm 124 de verzen 7 en 8: ‘De Strik gebroken’ en ‘Onze Hulp is in den Naam des Heeren’, nog hetzelfde jaar door uitgeverij J. Wierema te Brielle uitgegeven.

De geëigende procedures werden gevolgd: door ds. Vlug en de ouderlingen W. Bos, Cs. Roest en G. van Dommelen en de diakenen D. Samson, J.W. Koning en J. Moraal, deelden de synode mee dat de kerkenraad het juk van de synodale hiërarchie had afgeworpen, en dat hij daarom de kerkelijke besturen niet meer erkende. De synode op haar beurt ontzette toen de kerkenraadsleden uit het lidmaatschap van de hervormde kerk en dus ook uit hun ambt. De classis moest nu doen ‘wat des kerkeraads is’ en bepaalde dat hervormde predikanten uit de omgeving (de ‘ringpredikanten’) in het vervolg in de hervormde kerk te Leiderdorp zouden voorgaan in de kerkdiensten. De eerste predikant die de vacaturebeurt zou vervullen was ds. H. Wildeboer Jzn. van Benthuizen.

De preek die ds. Vlug op 18 juli 1886 hield, in de dienst waarin hij de Doleantie aan de gemeente meedeelde.

De kerkvoogden.

De beslissing wie op de preekstoel zou worden toegelaten, de ringpredikanten of ds. Vlug, lag in handen van de vijf kerkvoogden. Eén van hen was afgezet, omdat hij ook lid van de kerkenraad was; vandaar dat de overige vier kerkvoogden over de voorliggende vraag vergaderden. De president-kerkvoogd, dr. W.P. van Rhijn, was niet op de hand van de dolerende (afgezette) kerkenraad, de overige drie kerkvoogden wél. Toen het op stemming aankwam vertrok dr. Van Rhijn zonder de stemming te laten plaatsvinden, en dus zonder dat een bepaald besluit genomen was. Hij gaf bij zijn vertrek de koster opdracht de sleutels van de kerk alleen af te geven als hij van hem daartoe opdracht had verkregen. Toen vertrok de president-kerkvoogd rechtstreeks naar de burgemeester, A. Parmentier.

De overige kerkvoogden vroegen toen de bekende jurist jhr. mr. A.F. De Savornin Lohman om advies. Stonden zij gedrieën in hun recht om ds. Vlug op de preekstoel in de kerk toe te laten in plaats van de door de classis aangewezen ringpredikanten? De Savornin Lohman adviseerde geen stennis te maken als de koster op zondagochtend de sleutel van de kerk niet aan hen wilde afgeven, maar zich dan te begeven ‘naar een particulier stuk land op een verafgelegen punt, waar geen burgemeester het recht heeft u te bemoeilijken; preekt daar onder den blooten hemel en laat ons hopen dat het schoon weder zij’.

De president-kerkvoogd had ondertussen op eigen houtje, zonder een besluit van de kerkvoogdij, een gesprek met de burgemeester gehad. De burgervader koos partij voor de president-kerkvoogd. Zijn besluit maakte hij, als hulpofficier van justitie, op zondagochtend om acht uur schriftelijk aan ds. Vlug bekend. Daarin werd meegedeeld dat ds. H. Wildeboer in de kerkdienst zou voorgaan ‘en dat iedere kerkbezoeker verplicht zal zijn, de voor hem bestemde plaats onmiddellijk in te nemen’. Geen gedoe van boze kerkgangers voor de preekstoel dus. Alle bevelen moesten zonder meer worden nagekomen. Dr. Rullmann schreef: ‘Zoo werd de beslissing over de vraag, wie in het kerkgebouw zou optreden, hier niet genomen door de kerkvoogden, ook niet door de rechterlijke macht, maar door de politie’.

Het strijdtoneel begint.

De niet afgezette, maar nog steeds in functie zijnde kerkvoogden, die ooit aangesteld waren om het beheer van het kerkgebouw te regelen, stonden zondagochtend 25 juli 1886 om 9 uur bij de kerkdeur. Dr. Van Rhijn, ds. Wildeboer en ouderling Bredius (lid van de classis) kwamen eveneens rond negen uur aanlopen. Twee politieagenten hadden zich al bij de hoofdingang van de kerk geposteerd. De koster opende de deur voor dr. Van Rhijn, en deze zorgde dat ds. Wildeboer op de  preekstoel kwam. Dr. Van Rhijn en mr. Bredius stelden zich voor de preekstoel op en de burgemeester met de politieagenten hielden de trap van de preekstoel bezet.

In die toestand kwamen de kerkgangers onder groot rumoer de kerk binnen. Ze schreeuwden ds. Wildeboer toe dat hij niet op de preekstoel hoorde. Hij moest er af komen! De predikant was zélf ook al, ‘bleek als een doek’, tot die slotsom gekomen: ‘Ik wil eraf’ en hij voegde de daad bij het woord. In ontredderde toestand verliet hij de kerk. Ds. Vlug trachtte de rust in de rumoerige kerk te herstellen. De kerkgangers vroegen hem de preekstoel op te gaan. De burgemeester en de agenten stonden echter nog steeds op de kanseltrap en zouden het niet toelaten. Ds. Vlug maakte daar geen probleem van en trok zich, zij het onder protest, terug.

De burgemeester gaf hem echter wel toestemming vanaf de plaats van de voorlezer een kalmerend woord tot de kerkgangers te spreken. Ds. Vlug begon echter met het laten zingen van psalm 62 de verzen 4 en 5  en ging vervolgens voor in gebed. Daarna las hij psalm 2, waarna hij weer een psalm liet zingen. ‘Het kalmerende woord’ duurde de burgemeester kennelijk lang genoeg, want hij trok ds. Vlug aan zijn jas onder de mededeling dat hij het kort moest maken. Het moest immers geen kerkdienst worden! Zijn aanwezigheid had immers juist ten doel dat te voorkomen. Ds. Vlug wilde vervolgens laten collecteren, waarop de burgemeester zei ‘dat dat eigenlijk niet mocht’. Maar ds. Vlug ging verder en het vervolg van de kerkdienst verliep zonder rumoer, zodat de agenten niet als ordehandhavers hoefden op te treden. ’s Avonds zou men wel weer voor de tweede kerkdienst terugkomen.

De synode wilde dat echter onder geen voorwaarde toestaan. Vanuit Leiden gingen die zondagmiddag twee afdelingen van het Nederlandse leger richting Leiderdorp. De wegen naar de kerk in Leiderdorp werden geblokkeerd, zodat niemand bij de kerk kon komen. Om tien uur ‘s avonds keerden de soldaten weer naar hun kazerne in Leiden terug.

De zaak in de Tweede Kamer.

Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman.

Mr. A.F. de Savornin Lohman, lid van de Tweede Kamer, stelde de gebeurtenissen te Leiderdorp aan het Binnenhof aan de orde. Hij vroeg minister van Binnenlandse Zaken, mr. Heemskerk, of het de regering bekend was dat de politie in opdracht van de burgemeester, zonder een uitspraak van de rechter af te wachten, in Leiderdorp een besluit van de hervormde synode had uitgevoerd, en of de regering bereid was mee te delen op grond waarvan dat ingrijpen had plaats gehad. Want, zo stelde hij, alleen de kerkvoogden hadden de bevoegdheid te beslissen voor wie de kerk toegankelijk was, en niet burgemeester of de politie. De burgemeester, zo zei mr. De Savornin Lohman, had de president-kerkvoogd destijds moeten vragen wat de kerkvoogden, als het bevoegd gezag, besloten hadden. Dat had de burgemeester niet gedaan.

De minister van Binnenlandse Zaken verklaarde echter dat de burgemeester gelijk had om te luisteren naar de president-kerkvoogd, omdat de synode had verklaard dat de hervormde gemeente vacant was. De kerkenraad was immers afgezet. Mr. De Savornin Lohman daarentegen stelde dat de minister toch moest toegeven dat de hervormde synode en de door haar aangestelde besturen niets over de gebouwen te zeggen hadden, omdat het beheer daarover was toevertrouwd aan de kerkvoogden. Waarmee de behandeling van de zaak afgelopen was.

De classis dreigt…

Op de donderdag dat jhr. mr. De Savornin Lohman zijn rede in de Tweede Kamer had gehouden werd onder leiding van ds. Vlug in de christelijke school een kerkdienst (een ‘weekdienst’) gehouden. De overheid had gezorgd dat twee politieagenten aanwezig waren. De vraag was of de gemeente met ds. Vlug de komende zondag weer in de kerk zouden bijeenkomen. Hoewel de burgemeester de synode had voorgesteld de kerkdiensten op zondag voorlopig op te schorten om onrust te voorkomen, meende de synode dat daarvan geen sprake kon zijn. Ringpredikant ds. J. van Walsum te Alfen werd opgedragen de classisbeurt te vervullen. Deze had echter enkele dagen eerder al te kennen gegeven tegen die opdracht gewetensbezwaren te hebben; ook nam hij ontslag als lid van de classis, daar hij bezwaren had tegen het feit dat de classis in Leiderdorp de taak van de kerkenraad had overgenomen (‘om te doen wat des kerkeraads is’, zoals dat heette).

Vandaar dat op last van de classis in Leiderdorp aanplakbiljetten werden verspreid waarin werd duidelijk gemaakt dat de kerkenraad door de classis was afgezet, dat de hervormde gemeente te Leiderdorp dus vacant was en dat de ringpredikanten de predikbeurten zouden waarnemen. ‘Geen andere predikanten zullen gedurende de vacature in uw bedehuis optreden, dan die de beproefde waarheid verkondigen’. Men hoopte dat die verzekering de rust zou kunnen terugbrengen. Men voegde er wel aan toe dat de gemeenteleden zich rustig moesten houden, en zich gewillig onder het gehoor van de ringpredikant zouden begeven. ‘Elk verzet kan de schromelijkste gevolgen met zich meeslepen’, zo dreigde de classis tenslotte.

De geruchten waren daarna niet van de lucht: ‘een politiemacht dubbel zoo groot als den vorigen rustdag zou Leiderdorp bezetten; uit Leiden en uit Den Haag zouden 200 man cavalerie komen!’ Een ander gerucht had te maken met de president-kerkvoogd, mr. Van Rhijn. Deze zou tot het inzicht zijn gekomen dat hij ongelijk had en dat hij ds. Vlug toestemming had gegeven op zondag de preekstoel te bestijgen.

Karabijnen en infanterie…

De hervormde kerk te Leiderdorp (ansicht uit 1978).

Toen de gemeenteleden zich op zondag 1 augustus 1887 naar de kerk spoedden ontwaarde men bij de hoofdingang  – terwijl de kerkklok de mensen opriep om ter kerke te gaan – vijftien met karabijnen gewapende veldwachters en vier marechaussees. Wat een opluchting toen bij binnenkomst men ds. Vlug waarnam en deze inderdaad de kansel besteeg. Hij liet de gemeente een bevrijdingslied zingen: psalm 126 vers 2. Zonder enige wanklank verliep de dienst in de overvolle kerk. Wat een verschil bij acht dagen geleden, toen ds. Wildeboer zou optreden.

De hoop vestigde zich in de harten van de mensen dat alles nu zo zou blijven als op deze zondag. Dat de dolerende gemeente in het vervolg zonder problemen in de hervormde kerk bijeen zou kunnen komen. De classis stond echter op een geheel ander standpunt. Allereerst had de classis de weigerachtige ds. Van Walsum een boete aan de broek gehangen en hem bij de synode voorgedragen voor een stevige berisping.

Ook had zij intussen ds. W. Klercq van Koudekerk aan den Rijn opdracht gegeven op zondag 8 augustus de ringbeurt in de hervormde kerk van Leiderdorp te vervullen. Deze piekerde er niet over voor de eer te bedanken, want hij werd door dertien soldaten van huis gehaald en naar de kerk gebracht. ’s Morgens vroeg had een afdeling infanterie voor de kerk postgevat, samen met enige marechaussees en een paar dienders. Dr. Van Rhijn, president-kerkvoogd kwam om half negen de nog gesloten kerk binnen en pas toen ds. Klercq om negen uur in een koetsje onder bewaking van zijn begeleiders het dorp binnenreed en voor de kerk stopte, zwaaiden de deuren open en kon de predikant tussen twee rijen soldaten naar binnen, gevolgd door dr. Van Rhijn en de loco-burgemeester. De hoofdingang van de kerk werd door soldaten bewaakt. Ook in het kerkportaal, in de tussenpaden en onder de preekstoel stonden in totaal zo’n tachtig agenten op wacht. Evenveel als er kerkgangers waren, want het overgrote deel van de toegestroomde gemeente bleef buiten; zette geen stap in de kerk. Wel verdedigde ds. Klercq bij het begin van de dienst zijn aanwezigheid, en wel hield hij een korte preek, en toen de dienst afgelopen was kon de predikant de kerk weer onder begeleiding van vele bewakers verlaten en zijn koets bestijgen. Twaalf soldaten te paard voorop, 1 marechaussee links, een huzaar rechts van de koets, en twee man er achter. Zo vertrok de stoet weer uit het dorp.

Ds. Vlug voor de rechter.

Maandagochtend 27 september 1887 stond ds. Vlug voor de rechter in Den Haag. Veel belangstellenden volgden de rechtszitting. Niet alleen ds. Vlug was opgeroepen, ook ds. Wildeboer was er. Hem werd door de rechter gevraagd of ds. Vlug de mensen in de kerk op 25 juli – toen hij zou preken – inderdaad vroeg rustig te blijven, of dat hij hen opgezweept had. Ds. Wildeboer ontkende het een en hield zich wat het andere betreft op de vlakte. Hij had ds. Vlug in elk geval geen geweld zien gebruiken. Anderen die tegen ds. Vlug moesten getuigen erkenden hem geen geweld te hebben zien gebruiken, ook al was hij om half tien op eigen initiatief met een kerkdienst begonnen.

Burgemeester Parmentier werd ook verhoord. Hij zei ds. Vlug te hebben afgeraden zondag naar de kerk te gaan en had gedreigd met militair ingrijpen. Een ander die tegen ds. Vlug moest getuigen, zei gehoord te hebben dat iemand hem buiten de kerk vroeg samen psalm 68:1 te zingen, waarop ds. Vlug gezegd zou hebben dat ‘buiten’ daarvoor de plaats niet was, maar dat dat íin de kerk wel gebeuren zou; anderen ontkenden echter dat gehoord te hebben.

Er waren ook getuigen a décharge, met ontlastende verklaringen. Een veldwachter verklaarde gehoord te hebben dat ds. Vlug de mensen inderdaad tot kalmte had gemaand. Anderen zeiden dat de kerkgangers ds. Wildeboers angstige glimlach, toen hij de kerk uitging, waarschijnlijk hadden aangezien voor ‘uitlachen’ en daar kwaad om waren geworden. Ds. Wildeboer schreef later in zijn boekje over de gebeurtenissen te Leiderdorp dat dit geen uitlachen was, maar ‘een glimlach van medelijden met die arme gemeente, en – ook – een glimlach van heilige verontwaardiging. Anderen zeiden dat als de politie weggebleven was er niets aan de hand zou zijn geweest. Veel oproer en rumoer voor niks!

Het boekje van ds. Wildeboer.

De rechter had het ook over de vraag of de president-kerkvoogd dr. Van Rhijn in zijn uppie besluiten kon nemen, of dat voor het nemen van een besluit ook de ándere kerkvoogden nodig waren. Het eerste werd ontkend: Van Rhijn kon in zijn eentje zo’n eigenmachtig besluit niet nemen, want de gemeente had ‘vrij beheer’ (waardoor de kerkvoogden uitmaakten voor wie ze de kerk open deden), en met het laatste werd ingestemd.

Eis en verdediging.

De officier van justitie bleef echter bij zijn eis: een gevangenisstraf van vijfenveertig dagen en acht gulden boete. Bij het horen van de eis ontstond verontwaardigd rumoer in de rechtszaal.

De verdediger van ds. Vlug, mr. C.A. Vaillant, kwam na een half uur schorsing aan het woord. Hij ontleedde de gebeurtenissen van de 25ste juli en onderscheidde daarin drie tonelen: Het voorspel, het feit zelf en het naspel. De advocaat herinnerde er aan dat buiten de kerk op die dag inderdaad allerlei beledigingen geroepen waren, maar dat ds. Vlug daar geheel buiten stond. Bovendien had ds. Vlug alles gedaan om de mensen buiten de kerk kalm te houden. ‘Houdt u toch stil!’, ‘Vrienden, blijf kalm!’, of woorden van gelijke strekking. En was het vreemd dat de kerkgangers niets van ds. Wildeboer moesten hebben? Ds. Vlug was toch hun geliefde prediker? Wat had die buitenstaander in Leiderdorp te maken? En trouwens, zowel burgemeester Parmentier als ds. Wildeboer hadden er alle vertrouwen in dat ds. Vlug de rust zou herstellen, want beiden verdwenen uit de kerk.

Portret van mr. dr. C.A. Vaillant (bron: http://beeldbank.amsterdam.nl/afbeelding/ANWL00352000001)

En hoezo, ds. Vlug veroordelen omdat hij een kerkdienst verstoord zou hebben? Mr. Vaillant merkte op dat er dán nog wel ánderen waren die tegen het toenmalige art. 261 van het Wetboek gezondigd hadden; in dat artikel was immers sprake van het strafbaar stellen van ‘het beletten, vertragen of afbreken van een geoorloofde godsdienstoefening’? De beklaagde in ieder geval niet! Vóór half tien wás er geen godsdienstoefening. Ds. Wildeboer was om half tien al weg. Ook had de beklaagde niets belet, tegengehouden: ds. Wildeboer had daarover immers helemaal niets gezegd; hij had ds. Vlug alleen gevraagd om de gemeente tot rust te brengen.

Mr. Vaillant ging vervolgens in op de vraag of de burgemeester eigenlijk wel het recht had in te grijpen zoals hij gedaan had: te bepalen hoe laat een kerkdienst zou moeten beginnen en wie er op de preekstoel kwam? Geen wonder dat de kerkgangers verontwaardigd waren. En waarom mocht ds. Vlug om half tien toen niet zélf de kerkdienst leiden?

Vrijspraak.

Had ds. Wildeboer het recht op de preekstoel te komen? Volgens mr. Vaillant niet. Dat de synode een predikant naar Leiderdorp zond, mocht. Maar wat níet mocht was die predikant in dit kerkgebouw, dat onder de verantwoordelijkheid van de niet afgezette kerkvoogden viel, te laten optreden. De Synode had in het kerkgebouw niets te zoeken. Zij had daar geen enkele macht. Sinds 1869 had de hervormde gemeente van Leiderdorp zogenaamd ‘vrij beheer’. Dat wilde zeggen dat kerkvoogden benoemd werden die gezag en macht hadden over de kerkgebouwen. De president-kerkvoogd, dr. Van Rhijn, had niet het recht te doen wat hij deed. De meerderheid van de kerkvoogden liet ds. Vlug immers voorgaan.

Het boekje van mr. Farncombe Sanders.

Het boekje van mr. Farncombe Sanders.Had mr. Farncombe Sanders in zijn ‘Rechtsgeleerde Adviezen’ niet duidelijk aangetoond dat de bevoegdheid om gezag te oefenen over het kerkgebouw, niet bij de synode lag maar bij de plaatselijke gemeente? Ds. Vlug was ‘als wettige predikant dus geweest op de wettige plaats’. Het toelaten van ds. Wildeboer was onwettig. ‘En’, zo pleitte mr. Vaillant, ‘door die reeks van onwettige handelingen is de tegenstand in Leiderdorp opgewekt’.

Mr. Pape, de officier van Justitie, bleef echter bij zijn (al eerder genoemde) eis. De rechtbank echter kon zich vinden in de pleitrede van mr. Vaillant, en sprak ds. Vlug vrij.

Hoe het verder ging.

De in 1891 in gebruik genomen gereformeerde kerk te Leiderdorp (foto: Reliwiki).

Het dolerende gebruik van de hervormde kerk duurde niet lang. Enkele jaren later, in 1891, na enkele jaren een houten noodkerk te hebben gebruikt, namen de dolerenden aan de Hoofdstraat 75 een eigen kerkgebouw met pastorie in gebruik. De noodkerk werd toen gesloopt. Een tweede kerk werd in 1965 aan de Van Poelgeestlaan in gebruik genomen, die de naam Scheppingskerk kreeg.

De Scheppingskerk te Leiderdorp (foto: Reliwiki)

Bijna honderd jaar later, in 1988, werd de Hoofdstraatkerk buiten gebruik gesteld, en overgenomen door de Gereformeerde Gemeente. De kerk aan de Van Poelgeestlaan wordt nog steeds als kerkgebouw van de Protestantse Gemeente gebruikt, naast de voormalig hervormde Dorpskerk.

Bronnen:

Dr. A. Kuyper (red.), De Heraut,  juli en augustus 1886

J.C. Rullmann, De Doleantie in de Nederlandsche Hervormde Kerk der negentiende eeuw. Amsterdam, 1917

G. Vlug, De Strik Gebroken en onze Hulp is in den Naam des Heeren (…), Brielle, 1886

H. Wildeboer Jzn., Het kerkelijk conflict te Leiderdorp. Een woord van ernst en toelichting (…), eiden, 1886

© 2017. GereformeerdeKerken.info