De Gereformeerde Kerk te Maastricht

Op 2 november 1919 werd de Gereformeerde Kerk te Maastricht geïnstitueerd.

Kaart: Google.

Inleiding.

Al eerder berichtten wij op deze website over de gang van zaken bij de instituering en de verdere geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Heerlen en  Treebeek en het werk van evangelist (later dominee) H. Dekker (1866-1936) en ds. G.J. Pontier (1888-1976) en anderen. Het streven was er op gericht de ressorten van de achtereenvolgens  gestichte Gereformeerde Kerken kleiner te maken, zodat de zelfstandige kerken de kerkelijke arbeid, waaronder ook de evangelisatie van de eigen omgeving, makkelijker ter hand konden nemen.

In het hierna volgende artikel gaan we de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Maastricht na.

De eerste contacten in Maastricht.

Al ver voor de instituering in 1919 had evangelist H. Dekker in 1902 contacten gelegd met gereformeerden die in Maastricht, in de diaspora, vertoefden. Twee jaar later huurde hij daar een bovenkamer waar hij catechisatie gaf aan enkele van hun kinderen. Door Dekkers werkzaamheden kwamen al gauw meerdere gereformeerden bij elkaar om huisgodsdienstoefeningen te houden. Ook richtte evangelist Dekker  een zondagsschool op. De bovenkamer werd al snel te klein!

Geregeld maakten de provinciale ‘Deputaten voor de Evangelisatiearbeid in Noord-Brabant en Limburg’ een reis door het donkere zuiden om de situatie te verkennen, daarover  aan de particuliere synode te rapporteren en om her en der advies te geven. Ze hadden ook de geluiden gehoord  hoe het werk in Maastricht eigenlijk meer ruimte nodig had. Twee deputaten-predikanten kwamen  naar die zuidelijke Maasstad om een onderzoek in te stellen. Terug van een ‘plezierreisje in Valkenburg’ spraken de broeders ’s avonds in Maastricht met evangelist Dekker. Ook belangstellende gereformeerden in de stad waren op die bijeenkomst welkom. Van hen verschenen er slechts zeer weinigen. Dat wekte bij de deputaten kennelijk de indruk dat het werk in Maastricht niet veel voorstelde en ze besloten daarom geen steun te geven voor het huren of kopen van een geschikter en groter onderkomen dan de zolderkamer, die toch écht te klein werd!

Ds. H. Dekker reisde als evangelist en bijbelcolporteur heel Limburg door en werd in 1911 gereformeerd predikant te Venlo.

Evangelist Dekker was slecht te spreken over het gesprek, ‘dat niet zo aangenaam verlopen schijnt te zijn’. Hadden de deputaten hem dan niet duidelijk horen zeggen dat de orthodoxe hervormden kort daarvoor een heel huis gekocht hadden en van daaruit nu een bloeiende evangelisatie dreven? Hadden ze hem niet horen zeggen dat ook enkele belangstellenden uit zijn evangelisatie weggezogen werden van die muffe gereformeerde bovenkamer naar dat grote frisse hervormde huis? Toch…  hoe groot en fris ook, het aantal belangstellenden viel daar na verloop van tijd ook tegen en het hervormde werk moest op een gegeven moment zelfs worden stilgelegd. Des te meer mogelijkheden voor de Gereformeerde Kerken!

Van hot naar her.

Ondertussen ‘sukkelde het bovenkamerwerk door’. Maar toen de huurders van het huis verhuisden moest ook evangelist Dekker met zijn catechisatie, zijn evangelisatiewerk, zijn huisgodsdienstoefeningen daar weg. Zo dreigde het werk te stranden. Natuurlijk zocht Dekker meteen een nieuw onderkomen. Zo kwam men  in 1905 terecht in de woning van een gezin aan de Meerssenerweg. Daar mocht men in het vervolg de ruimere woonkamer gebruiken voor het evangelisatiewerk. Maar ook dát gastvrije gezin vertrok. Gelukkig kon men terecht in een woning aan de Akerstraat. En toen ook dát niet langer mogelijk was, in een kamer aan de Heugemerweg.

Evangelist Dekker was in 1911 intussen predikant van de op 8 maart dat jaar geïnstitueerde Gereformeerde Kerk te Venlo geworden, maar bleef zich bezighouden met het werk in Maastricht. Voortdurend drong hij er bij de deputaten  op aan dat in Maastricht  iets moest gebeuren. Uiteindelijk kon op 19 november 1911 een huis gehuurd en in gebruik genomen worden aan de Wilhelminasingel 52. Dit huis werd bewoond door de heer Van der Windt. Daarvan heeft men ongeveer zes jaar lang, tot 1917, gebruik kunnen maken. In de Wilhelminastraat konden weer geregeld godsdienstoefeningen gehouden worden, en andere activiteiten plaatsvinden.  Ds. Dekker bleef daar, ondanks zijn eigen werkterrein in Venlo, geregeld werkzaam, ook voor de bediening van de doop en van het avondmaal.

De stand van zaken in 1913.

De ‘Deputaten voor de Evangelisatie in Noord Brabant en Limburg’ schreven in hun jaarverslag over 1912/1913 het volgende over het werk in Maastricht:

Het pand aan de Wilhelminasingel.

“In deze stad is een kleine kern van geloovigen. Daar had ondergeteekende [deputaat H.W. Knol] heerlijke ontmoetingen. Wie hoort, hoe daar zielen zuchten in hunne eenzaamheid en vragen om hulp voor zich en hunne kinderen, leert het waardeeren te mogen wonen, waar God Zijn een dienaar gaf, om met het volk in en uit te gaan. En hij gevoelt zich gedrongen met klem te roepen: Gereformeerden van Nederland, gedenkt uwe broeders en zusters in het donkere Zuiden! En ook: plant uwe banieren in ‘t Zuiden opdat zij gezien worden, want daar zijn zielen te winnen”.

“De lokaliteit te Maastricht [aan de Wilhelminasingel] voldoet best. Daar komt men samen onder de lezing eener predikatie. Er komen menigmaal 28 àa 30 menschen bijeen. Zij vormen een kring, waar liefde woont en saamhoorigheid wordt gevoeld. De Zondagsschool werd te Maastricht goed bezocht. Helaas, zij kon niet voortgezet worden omdat zwakte van lichaam den onderwijzer den arbeid verbood en niemand hem vervangen kon” .

“Maar de vraag naar Zondagsschoolonderwijs blijft. Men moet de broeders en zusters in ’t Zuiden gesproken hebben en hunne klachten gehoord, om ook maar eenigszins te kunnen beseffen wat ze missen en te verstaan hun bede om hulp. Men verplaatse zich eens in den toestand van de vrouw, die met tranen in ’t oog kwam vragen, dat haar kinderen toch Zondagsscholonderwijs mochten ontvangen, anders vervreemdden ze geheel van God en Zijn dienst, zoo zei ze, en dat smartte haar aan heur hart”.

“Eene wijze en vrome vrouw, afkomstig uit ’t midden des lands klaagde dus zélf over haar en haar gezin. Ze had gedacht zélf Zondagsschool te houden, zoo geen bijzondere bezwaren haar dit verhinderden. Maar ’t was haar eene hartelijke wensch het te kunnen doen. Op die wijze, kon ze nog wat doen, sprak ze, voor kinderen, die bij hun ouders nooit iets van de Waarheid hooren. Zóo roept Maastricht. En met een aandrang, die aandoening wekt, wordt gezegd: ‘Geef Heerlen een predikant en laten dan Venlo, Heerlen en Eindhoven ieder een zondag in de maand ons hun leeraar geven, dan zijn we gered! Wie weet, welke groote dingen God hier in Maastricht nog doet!“

Vanaf 2015 kwam ds. G.J. Pontier van de op 28 februari dat jaar geïnstitueerde kerk te Heerlen geregeld in Maastricht. Aan hem was de zorg over de gereformeerden in Maastricht toevertrouwd. Het ressort van Limburg was door de instituering van Heerlen weer een stuk kleiner geworden. Bovendien werd de heer Van der Windt, die het door de Deputaten gehuurde huis aan de Wilhelminasingel in Maastricht bewoonde, in 1915 benoemd als uitwonend ouderling van de kerk te Heerlen. Zo was de kerk van Heerlen officieel vertegenwoordigd in Maastricht. Op zondag ging Van der Windt – als er althans geen predikant voorging – tweemaal in een leesdienst voor.

De Eerste Wereldoorlog.

In 1916, de Eerste Wereldoorlog was bezig, kwam een groot aantal militairen aan de grens met België te liggen, in verband met de oorlogstoestand daar (de neutraliteit van ons land moest worden gehandhaafd!). Onder hen waren ook veel gereformeerden. Vanwege het grote aantal gereformeerden zorgden de Deputaten er nu voor dat elke zondag een predikant in de dienst voorging. Toen deze militairen uiteindelijk weer teruggingen naar hun eigen woonplaats, vertelden ze daar over het kerkelijk werk in Maastricht. Dat had een groot aantal giften vanuit het hele land tot gevolg. Ondertussen was het huis aan de Wilhelminasingel echter veel te klein geworden en bovendien moest voor de recreatieve activiteiten ten behoeve van de militairen een Militair Tehuis ingericht worden. Dat was problematisch omdat door de vele Belgische vluchtelingen de beschikbare woonruimte in Maastricht zeer beperkt was. Aan het Vrijthof nummer 23 kon men echter tóch een grote kamer op de kop tikken. Maar ondertussen was men aan een eigen gebouw gaan denken; reden waarom begonnen was met het vormen van heen bouwfonds.

Het gehuurde pand aan het Vrijthof 23.

Toch een eigen onderkomen gekocht.

Dat wilde niet zeggen dat ‘de kerk’ er snel kwam. Meningsverschillen doken op tussen de deputaten en de gereformeerden in Maastricht, zodat de plannen in de ijskast bleven. De diensten gingen ondertussen gewoon door; preeklezers C. Pellicaan en H.J. van Es leidden de diensten vaak.

Maar toen br. Van der Windt in 1917 ging verhuizen was het gehuurde in zijn woning niet meer beschikbaar en moest men wéer verkassen, ditmaal naar het pand in de Lyonetstraat 11. De benedenkamer werd ingericht als vergaderzaal en de ruimten er boven als de woning van br. Pellicaan. En intussen kon overeenstemming met de deputaten bereikt worden over een eigen kerkruimte. De kerk van Klundert, zo werd afgesproken, zou voor fl. 5.900 als koopster optreden van het pand in de Lyonetstraat. Daar kwam nog eens fl. 2.290 overheen voor de verbouwing en zo kon het zaaltje op 16 december 1917 in gebruik genomen worden en de woning er boven in de maand februari van het jaar daarop.

Het gekochte pand aan de Lyonetstraat 11.

Het gereformeerd kerkelijk leven van Maastricht kon zo een geregelder aanvang nemen. Het was weliswaar nog steeds een afdeling van Heerlen (en dus geen zelfstandige kerk), maar wel onder leiding van br. Pellicaan. ‘Door hen die deze periode hebben meegemaakt is meermalen opgemerkt dat dit de mooiste jaren uit de geschiedenis van de kerk te Maastricht zijn geweest’.

Instituering (1919).

Geen wonder dan men tijdens een vergadering op 12 februari 1918 begon na te denken over instituering van de Gereformeerde Kerk te Maastricht. Ds. Pontier van Heerlen steunde de Maastrichtse gereformeerden daarin. Het voorstel werd in de classis op tafel  gebracht waar het aanvankelijk echter geen steun vond, maar toch werd in de daarop vólgende classis het groene licht gegeven en werd aan ds. J. de Vries (1879-1952) van Tilburg en ds. S. Doornbos (1883-1968) van ’s-Hertogenbosch opdracht gegeven een en ander te regelen.

Ds. G.J. Pontier (1888-1976), predikant van Heerlen.

Op zondag 2 november 1919 kon de Gereformeerde Kerk te Maastricht onder leiding van consulent ds. G.J. Pontier geïnstitueerd worden. Zijn preek hield hij naar aanleiding van Psalm 121: ‘Onze hulpe is in den Name des Heeren, die hemel en aarde gemaakt heeft ’. De Commissaris van de Koningin in Limburg (Baron van Hövell tot Westerflier) en burgemeester mr. L. van Oppen van Maastricht waren bij de plechtigheid aanwezig. De ouderlingen, die op die dag in het ambt bevestigd werden, waren C. Pellicaan, H.J. van Es en A. de Boer en de diakenen J. Bonga en W.F. v.d. Berg. Op verzoek van ds. Pontier werden de catechisaties in het vervolg door ds. Dekker van Venlo gegeven.

Grote veranderingen.

Ds. K. Winkelman (1880-1940).

Op 25 oktober 1922 besloot de kerkenraad van Maastricht een eigen predikant te gaan beroepen in de persoon van ds. K. Winkelman (1880-1940) van Eindhoven, met een traktement van fl. 3000, vrij wonen en vrijdom van belastingen, met een kinderbijslag van fl. 100 per kind en met een maandelijkse vrije zondag. De predikant nam het beroep aan, ook al zou hij er in traktement op achteruitgaan. Hij deed op 11 maart 1923 intrede. Dat gebeurde in de Lutherse kerk die men voor die gelegenheid huurde.

Op zoek naar een andere kerk.

Het gehuurde zaaltje aan het Vrijthof begon ondertussen veel te klein te worden. Men ging dus op zoek en ontdekte dat het kerkgebouw van de Evangelisch Lutherse Kerk van Maastricht te koop was voor een bedrag van fl. 70.000. Het bedrag dat de gereformeerde kerkenraad aanbood was de helft, zodat de koop niet doorging. Daarom had zich te Amsterdam onder leiding van de predikanten S. Doornbos en J.C. Sikkel (1855-1920) een comité  gevormd dat geld bijeenbracht voor de bouw van een eigen gereformeerde kerk. Ook ds. Winkelman zou voor dat doel op allerlei plaatsen (s)preekbeurten vervullen, in de tijd tussen zijn vertrek uit Eindhoven en zijn intrede in Maastricht. Nu de kerk van Maastricht een eigen predikant had was aan het vele werk van ouderling Pellicaan een eind gekomen. Op 23 maart 1923 nam br. Pellicaan afscheid van de gemeente.

Ondertussen ging de zoektocht naar een kerkgebouw gewoon door. Toen de koop van de Evangelisch Lutherse kerk niet doorgegaan was (ook huur bleek trouwens te duur), ontdekte men dat het grote kerkgebouw van de Waalse Gemeente aan de Sint Pieterstraat 6 te huur was. Er werden slechts weinig Waalse kerkdiensten gehouden, zodat men overeenkwam de kerk te huren voor fl. 10 per zondag. Twee weken na het afscheid van ds. Winkelman (op 4 maart 1923) werd de kerk op 25 maart 1923 in gebruik genomen. Van deze kerk werd tot 1926 gebruik gemaakt, toen de gemeente van Maastricht de beschikking kreeg over een eigen kerk.

De Waalse kerk, waar de gereformeerden van 1923 tot 1926 kerkdiensten hielden.

Met een zwart gezicht.

De schrijver van ‘De zeven gemeenten’ maakt melding van het feit dat het in de kerk vooral in de winter erg koud was; er was namelijk geen verwarming. Op een gegeven moment besloot men het idee van een van kerkenraadsleden op te volgen: het stoken van vuurpotten achter de houten betimmering. Zo gezegd zo gedaan. Men zette de vuurpotten klaar, stortte ze vol met de destijds in advertenties zeer aangeprezen brandstof ‘Gloed’, stak die aan en de dienst kon beginnen. Men had nog geen besef van de walm en de roet die het spul verspreidde. Ds. Winkelman had de gewoonte tijdens de preek zijn handen op de preekstoelrand te laten steunen. Tijdens de eerste gloeddienst moest hij echter vaak met zijn hand over zijn gezicht wrijven (mogelijk doordat het toch wat te warm werd), maar het gevolg was dat zijn gezicht na enige tijd zwart was als roet, wat vooral door de jeugd – maar vast en zeker ook door de anderen – met nauwelijks onderdrukt vermaak werd aangezien. Dat zal de laatste keer zijn geweest dat men ‘gloed’ gebruikte.

De bouw van de eigen kerk.

De plannen om een eigen kerk met pastorie te bouwen waren voorzeker nog niet in de ijskast beland. Maar de uitvoering ervan viel tegen: al snel bleek dat ten behoeve van de fundamenten van de kerk vier meter dieper gegraven moest worden (kosten: fl. 4.000 extra); de obligatielening van fl. 20.000 verliep veel minder vlot dat men gedacht en in ieder geval gehoopt had; doordat alles zo lang duurde en de belangstelling bij de gemeenteleden achteruitging, werden ook  de bijdragen voor de bouw minder; ook de rest van de kerkelijke financiën verliepen niet florissant. Maar gelukkig waren er ook meevallers: de gemeente Maastricht gaf fl. 5.000 subsidie; het kerkzaaltje in de Lyonetstraat (dat men nog steeds in eigendom had) kon voor fl. 5.700 verkocht worden; de Deputaten voor Evangelisatie schonken fl. 2.000 voor schuldaflossing; de architect van de te bouwen kerk berekende mildere prijzen; een geldlening van fl. 20.000 kon uiteindelijk worden  geplaatst tegen aantrekkelijke renten; en zo kon de bouw van de nieuwe kerk toch doorgang vinden. Op 30 juli 1926 kon het kerkgebouw aan de Louis Loyensstraat 1 (hoek Sterreplein) in gebruik genomen worden! De kerk werd al snel Sterrepleinkerk genoemd.

De gereformeerde kerk aan de Louis Loyensstraat 1 te Maastricht kort na de ingebruikname in 1931.

Een nieuwe predikant.

Nog geen drie maanden later nam ‘bouwpastor’ ds. Winkelman per 1 mei  1927 afscheid van Maastricht, na een beroep van de kerk te Ede te hebben aangenomen. De Deputaten voor de Evangelisatie beloofden dat ze een extra oogje in het zeil zouden houden en ondertussen  werd de pastorie verhuurd. Ook werd in die tijd een orgel gekocht en in de kerk geplaatst.

Natuurlijk ging ook het beroepingswerk weer door. Uiteindelijk werd kandidaat  K.W. Dercksen (1903-1973) op 17 februari 1929 door zijn broer ds. A. Dercksen (1897-1963) van Klundert in het ambt bevestigd. Gedurende zijn ambtstermijn herdacht de hervormde gemeente haar driehonderdjarig bestaan (waarbij  overigens een omvangrijk gedenkboek gepubliceerd werd). Natuurlijk werd aan die herdenking in een hervormde kerkdienst aandacht geschonken, waarvoor ook de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk van Maastricht uitgenodigd was. De kerkenraad besloot echter zich te bepalen tot een schriftelijke uiting van dankbaarheid ‘dat de Gereformeerde Kerk zich driehonderd jaar geleden in Maastricht heeft geopenbaard’.

Ds. K.W. Dercksen (1903-1973) op latere leeftijd.

Oorlog.

En dan dreigt de oorlog. In augustus 1939 wordt ds. Dercksen  in verband met de voormobilisatie opgeroepen voor militaire dienst, en wel als reserve veldprediker. Ds. Pontier – zo werd afgesproken – zou de afwezige predikant als consulent vervangen. Op 10 mei vielen de Duitsers ons land binnen. De Maasbrug bij Maastricht werd opgeblazen en de verbindingen tussen Maastricht en het gedeelte Wijk, aan de andere kant van de Maas – waar ook de kerk stond – waren daarmee verbroken. Kerkdiensten konden gedurende enige tijd niet gehouden worden. Na verloop van tijd werd een noodverbinding aangelegd, zodat de kerk weer kon worden gebruikt voor de kerkdiensten.

Ds. Dercksen kreeg in september 1940 een beroep van de kerk te Maassluis, dat hij aannam. Op zondag 19 oktober nam hij afscheid van Maastricht. Gelukkig kon vrij snel een nieuwe predikant gevonden worden in de persoon van hulppredikant C. van Ommen (1914-1973) uit Leiden, die op 17 mei 19423 in het ambt bevestigd werd door prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van Kampen.

Interieur van de Sterrepleinkerk aan de Louis Loyensstraat hoek Sterreplein.

De Vrijmaking.

Dat ds. Van  Ommen door dr. Schilder bevestigd werd spreekt in dit geval boekdelen. Al snel bleek dat de predikant de zijde van dr. Schilder koos in de leergeschillen die de Gereformeerde Kerken in die tijd teisterden. De kerkenraad was het overigens niet eens met de schorsing van prof. Schilder; samen met ds. Van Ommen werd in een schrijven (gedateerd 18 maart 1944) aan de classis en de particuliere synode gevraagd er bij de generale synode op aan te dringen de schorsing ongedaan te maken. Tijdens zijn vakantie in het door de Duitsers bezette gebied richtte ds. Van Ommen een schrijven aan de kerkenraad waarin hij meedeelde dat in Voorburg een vergadering gehouden was in aanwezigheid van prof. Schilder. Deze had de aanwezigen op het hart gebonden in het vervolg niet meer naar de classis en de synode te gaan maar, net als Kampen, zich op te stellen achter de geschorste en afgezette predikanten, kerkenraden en individuele ambtsdragers. De kerkenraad van Maastricht wilde zich er voorlopig niet in mengen.

Sterrepleinkerk met pastorie (aan de Louis Loyensstraat).

Tijdens de kerkenraad van 5 maart 1945 was ds. Van Ommen weer aanwezig maar de kwestie van de Vrijmaking bleef enige tijd in de ijskast, omdat er veel werk te doen was met het oog op de zeer vele gerepatrieerden die in Maastricht aanwezig waren. Maar op 19 april dat jaar stelde ds. Van Ommen tijdens een bespreking over de schorsings-, afzettings- en leerbesluiten  voor, de Akte van Vrijmaking te tekenen. De kerkenraad ging daar niet mee akkoord. Ds. Van Ommen besloot echter om zich in juli 1945 vrij te maken en bijna de helft van de gemeente volgde hem. De Gereformeerde Kerk had in 1947 honderdzeventig leden; de vrijgemaakte kerk had in dat jaar honderddertig leden.

De strijd om de kerkelijke goederen.

Ds. E. de Jong (1900-1983).

De vrijgemaakten achtten zich eigenaar van de kerk en stonden niet toe dat de gereformeerden van de kerk voor hun diensten gebruik zouden maken. Vandaar dat dezen weer gingen kerken in de Waalse kerk, waar ze van 1923 tot 1926 ook waren samengekomen. De kerkenraad besloot een predikant te beroepen, die in de persoon van ds. E. de Jong (1900-1983) van Semarang (in toen nog Nederlands Oost-Indië ) het beroep naar Maastricht aannam en op 30 maart 1947 in het ambt bevestigd werd.

De tijdelijke pastorie aan de Pr. Bisschopsingel 8.

De pastorie was ook door de vrijgemaakten in beslag genomen, maar de burgemeester zorgde voor een huis aan de Pr. Bisschopsingel 8, dat als tijdelijke pastorie fungeerde. Ondertussen was de strijd om de kerkelijke goederen begonnen. De kerkenraad  stapte naar de rechter, en eiste kerk en pastorie terug, maar de eis werd door de president van de rechtbank verworpen. ‘Maar nadat de zaak opnieuw aanhangig gemaakt was wees de rechter de eis tot teruggave van de kerkelijke goederen toe’. Dat was niet naar de zin van de vrijgemaakte broeders die in hoger beroep gingen, maar deden tegelijk het verzoek een minnelijke schikking te treffen.

De kerkenraad  stemde daarin toe, maar op de vraag welk concreet voorstel men daarvoor wilde doen bleek dat dit voorstel voor de kerkenraad niet acceptabel was. De kerkenraad deed toen een tegenvoorstel: allereerst zou erkend moeten worden dat alle kerkelijke goederen ‘het rechtmatig eigendom van de Gereformeerde Kerk te Maastricht’ waren en dat het kerkgebouw voor een nader te bepalen  aantal jaren gratis ter beschikking gesteld zou worden aan de vrijgemaakte kerk terwijl de aanwezige bezittingen van de diaconie en de evangelisatiekas eerlijk verdeeld zouden worden.

De Sterrepleinkerk.

Met dat voorstel  waren de vrijgemaakte broeders het niet eens; ‘het tegenvoorstel wordt op bittere wijze door Art. 31 [waarmee de vrijgemaakte kerk bedoeld werd] afgewezen’.  Maar het Hof te Den Bosch bevestigde het vonnis van de Rechtbank te Maastricht. Op 15 mei kon de kerk weer in gebruik genomen worden, nadat de bijna een week eerder was overgedragen aan de gereformeerde kerkenraad.

Valkenburg.

In het vakantiedorp Valkenburg, tot de herderlijke zorg van de kerk van Maastricht behorende, kwamen ‘s zomers veel vakantievierders. De kerkenraad wilde ook dáar kerkdiensten houden. Vandaar het verzoek aan de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Meerssen of men het kerkje te Valkenburg voor dat doel mocht gebruiken. Na een aanvankelijke weigering werd het verzoek toegestaan. Afgesproken werd dat de Gereformeerde Kerk voor dat doel van Pinksteren tot eind september van de kerk gebruik mocht maken voor het houden van middagdiensten.

De hervormde kerk te Valkenburg (L.).

Ds. De Jong kreeg in oktober 1949 een beroep als evangelisatiepredikant van de kerk te Winterswijk. Dat beroep nam hij aan, maar afgesproken werd dat hij de kerk van Maastricht – ook omdat na de Vrijmaking nog veel geregeld moest worden – nog acht maanden zou blijven dienen. Op 16 juli 1950 nam de predikant afscheid. Drie maanden later werd zijn opvolger al in het ambt bevestigd: ds. H. Munnik (1916-1997) van Ter Aar. Deze werd op 22 oktober 1950 door zijn vader, ds. H.A. Munnik (1884-1969) te Zwolle in het ambt bevestigd. Ds. Munnik was gedurende tien jaar aan de kerk van Maastricht verbonden. Van 1960 tot 1981 werd hij echter afgestaan voor de geestelijke verzorging in de Inrichtingen van het Ministerie van Justitie. Ds. D. Kronemeijer (*1931) van volgde hem per 18 september  1960 op. Ds. J.J. Lamme (*1927) van Balkbrug bevestigde hem in het ambt.

Ds. H. Munnik (1916-1997) – met dank aan G. Kuiper te Appingedam.

Samen op Weg.

De langzamerhand ontstane samenwerking met de hervormden liep uiteindelijk op 13 september 1987 uit op een federatie van beide gemeenten te Maastricht. Met het oog op de samenvoeging van gereformeerden en hervormden waren de gereformeerden woonachtig in het ressort van de Hervormde Gemeenten te Valkenburg-Meerssen en Gulpen-Vaals al eerder losgemaakt van de Gereformeerde Kerk van Maastricht om in beide ressorten een Gereformeerde Kerk te stichten. Deze werden achtereenvolgens gefedereerd met de hervormde gemeenten (Valkenburg-Meersen op 28 juni 1987 met in 1990 tachtig leden, en Gulpen-Vaals op 30 augustus, met in 1990 drieëndertig leden).

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Maastricht van 1920 tot 2003.

De Sterrepleinkerk werd als gevolg van een herindeling van protestantse kerkgebouwen in Maastricht in 1990 gesloten en verkocht aan het Christelijk Centrum Maastricht.

Bronnen:

G. van Hoeven, De Zeven gemeenten. Beknopte geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Limburg, g.p., 1963

H.W. Knol, Overzicht van den  Evangelisatiearbeid der Gereformeerde Kerken in Noord-Brabant en Limburg, 1863-1913. in: Jaarverslag 1912/1913 van de Deputaten voor Evangelisatie in Noord Brabant en Limburg, Zevenbergen, 1913

T.L. Korporaal, Na Duisternis Licht. Protestanten in Zuid-Limburg op weg naar 2000. Eindhoven, 1994

© 2017. GereformeerdeKerken.info