De instituering van de Gereformeerde Kerk te Helpman

‘Helpman’.

Helpman heeft een eigen historie. Ook al werd het in 1845 slechts een ‘gehucht’ genoemd, het had zijn eigen geschiedenis.

Het werd ook Helpen genoemd en lag ‘in het Gooregt op een half uur gaans ten zuiden van Groningen en drie kwartier ten noordwesten van Haren, aan den straatweg van Groningen op Assen, op de afhelling van den Bisschopsrug, thans ook Hondsrug genoemd’. Er stonden toen slechts drieënzeventig huizen, dicht op elkaar gebouwd. Ze werden bewoond door vijfennegentig huisgezinnen, met samen ongeveer vierhonderdvijftig bewoners.

Maar Helpman bestond al veel langer, want in brieven uit het jaar 1245 was het al bekend onder de naam Helmen en dertig jaar later werd het Helemer genoemd. Omdat we nu toch bezig zijn, kunnen we ook nog wel even melden dat in 1285 de naam Helmerchiamen gebruikt werd om Helpman aan de duiden. In 1309 heette het Helkman, in 1396 gebruikte men de naam Heltman en in het jaar 1422 duiken voor het eerst de namen Helpman en Helpen op.

Het (kerkelijk) leven in Helpman.

Een kaart van de stad Groningen emt ten zuiden daarvan het dorp Helpman. De situatie in 1937.
Een kaart van de stad Groningen met ten zuiden daarvan het dorp Helpman. De situatie in 1937.

Kerkelijk hoorde Helpman bij de stad Groningen en was het dorpje onder meer vermaard vanwege de ‘Hilghe Stede’ (heilige plaats): een dief, die aan het eind van de vijftiende eeuw ergens in het gewest uit een kerk een hostievaas gestolen had, begroef de daarin geborgen hosties (die hij niet durfde weggooien) langs een sloot, ergens in het zuiden van het Helper gebied. Nadat de dief opgespoord was én bekend had, werden de hosties door de priesters van de Sint Maartenskerk met grote eerbied in optocht opgehaald. Sindsdien trok men jaarlijks vanuit die kerk naar Helpman, naar de ‘Hilghe Stede’, die al heel gauw werd bezocht door vele zieken, die daar genezing hoopten te vinden. De weeskinderen van het Roode en Groene Weeshuis in de stad waren gewoon om jaarlijks in een plechtige optocht op die plaats ‘eenen vrolijken feestdag’ te vieren!

Natuurlijk was Helpman ook bekend door het oude kasteel van de Heren Coenders van Helpen. Als je op de hoogste gedeelten van Helpman naar het noorden keek, kon je de vestingwerken van de stad Groningen zien liggen. De stad werd daardoor weliswaar tegen aanvallers beschermd, maar Helpman viel met enige regelmaat ten prooi aan optrekkende vijanden, zoals in 1504, toen de Saksen het plunderden. En een jaar later kwamen soldaten van de Oostfriese graaf Edward het kasteel zelfs verwoesten. Maar het werd weer hersteld, zodat in 1506 de Saksen er opnieuw konden huishouden, evenals in 1514, toen ze wéer tot de poorten van de Stad kwamen en tot in Helpman strooptochten ondernamen. Vele Saksen kwamen daarbij trouwens ‘door het grof geschut der stad’ om het leven. Desondanks werd het slot nogmaals opgeknapt en was het daarna nog lange tijd eigendom van de Heren Coenders. Dat geslacht stierf in de tweede helft van de achttiende eeuw echter uit en ook het kasteel verdween op een zeker moment; in 1845 stond op de plaats van het slot een ‘herberg of lustplaats‘, eigendom van een landbouwer.

Rondom Helpman trof men weilanden aan, die zich aan weerszijden van de Hondsrug uitstrekten (met hield dus vee). Ook verbouwden de Helpenaren op de hoge vruchtbare zandgronden rogge, haver, vlas, cichorei, aardappelen en ‘smakelijke knollen’. Maar velen leefden dus van de zuivel, ‘of, zoals men het hier te lande noemt, van het koemelken’. In het dorpje stond al lang geleden een school, die gemiddeld door honderdvijftig leerlingen bezocht werd, waaronder ook enkelen uit de stad.

Al in 1422 werd in Helpman het ‘Jurgens Gasthuis’ gesticht, bestemd voor melaatsen, opgericht door het ‘Heilige Geestgasthuis’ van Groningen. Later werden daar eveneens armen opgenomen. Aan het ‘Jurgens Gasthuis’ was ook een kerk verbonden. De Helpenaren beschouwden dat zo’n beetje als hun eigen parochiekerk, omdat de Sint Maartenskerk in de stad te ver weg was. Ook stond in Helpman een klooster voor nonnen die de regel van Fransiscus volgden. Het kloosters heette ‘Maria op den Hoorn’. Het ‘lag digt aan de Aa, van waar die stroom nog bekend is onder de benaming van het Hoornsche Diep’. Het land er om heen werd Horne genoemd.

De Hervorming.

In 1517 begon Maarten Luther vanuit Wittenberg met zijn hervormingswerk. Hij bestreed de dwalingen van de Roomse Kerk en ook verscheidene Heren Coenders in Helpman waren ijverige voorstanders van de Hervorming.

Menso Alting (1541-1612). Hij werd geboren in Eelde en stierf in Emden. Predikant en kerkhervormer.
Menso Alting (1541-1612). Hij werd geboren in Eelde en stierf in Emden. Predikant en kerkhervormer.

In het geheim werd op het kasteel of in het open veld, op de Geuzenkamp, door velen geluisterd naar de hagepreken van onder meer predikant Menso Alting (1541-1612), waar (naar verluidt) eens zelfs 8.000 mensen bij aanwezig waren. Helpman was dorstig naar het Woord! Maar in het jaar van de Beeldenstorm, 1566, verbrak Menso Alting het openbare stilzwijgen en trad hij, met toestemming van de burgemeesters van de Stad, openlijk op als protestants prediker. Het was misschien wel de eerste officiële openbare prediking in de Nederlanden! Twee jaar later kwam de Spaanse hertog van Alva naar Groningen, waar hij de protestanten zwaar vervolgde. Maar na Alva’s vertrek staken de protestanten de kop weer op en predikten onbevangen het evangelie.

‘Brood en bier’…

Veel later, in 1840, werd door Helpenaren aan Koning Willem II – hij regeerde van 1840 tot 1849 – een oude glazen avondmaalsbeker geschonken. Dat gebeurde nadat hij in Appingedam op bezoek geweest was. Het was gemaakt van een groot bierglas. In het glas waren tekeningen, namen, een couplet van psalm 116 en het jaartal 1581 gegraveerd. Het glas werd in de hervormingstijd waarschijnlijk nog door Menso Alting als avondmaalsbeker gebruikt, omdat men niets anders had! In oude documenten staat namelijk, dat het glas ‘nu uit nood tot ‘s Heeren tafel gebezigd’ werd. Het gedenkwaardige glas werd sindsdien steeds bewaard, tot één van de nakomelingen van Menso Alting het dus aan de Koning schonk.

Uit de oude doos’…

De heer J. Stellingwerff schreef in de jaren ’70 van de vorige eeuw over zijn eerste belevenissen in Helpman, daterend uit 1912: ‘Over de smalle Natte Brug kwamen we Helpman binnen, een buurtschap [toen] deel uitmakend van de gemeente Haren. Wát een verschil met nu! Langs de Heereweg stonden aan beide zijden zware iepen met daarachter modderpaden. Aan die paden lagen de huizen, meestal éénhoog, met af en toe eentje van tweehoog, waaronder de winkel van Bügel. Ook was er een groot gebouw, het deftige hotel ‘De Passage’. En even verder torende boven de huizen de bierfabriek ‘Barbarossa’. Tussen elk tweetal huisjes was een brandgang, breed genoeg om in geval van nood de brandspuit, getrokken door de vrijwillige brandspuitgasten, door te laten. Er waren maar enkele zijstraten van de Heereweg: de Helper Oost- en Westsingel, de Molenstraat (met een molen in vol bedrijf), de Kerkstraat en de Emmastraat. Helpman was bekend door zijn vele kroegjes, een tiental. De Brink was een weiland met enkele boerderijtjes. Waar nu de Van Iddekingeweg begint, stonden een paar huisjes, waarvan één een kogel in de noordmuur had, blijkbaar afgeschoten door de Groningers in het rampjaar 1672, in de richting van het leger van Bommen Berend’, de bisschop van Münster, die de stad belegerde.

‘Op de plaats waar nu [in 1972] het [inmiddels verdwenen] Rooms-Katholieke Ziekenhuis staat was een oud tolhuis, bewoond door de enige politieman van het dorp, veldwachter De Waard. Daar vandaan zag men over de weilanden ‘Villa Gebria’ en ‘Hilghe Stede’. De Coendersweg was een zandweg met aan weerskanten walletjes met struikgewas’. Eens reed vanuit Groningen de paardentram richting Haren, tot aan het Sterrenbos, omdat de heuvels daar te hoog werden. En de eerste electriciteitscentrale van Nederland stond in Helpman, aan de Emmastraat’!

De eerste plannen voor een eigen Kerk.

De Parklaankerk zoals deze er voor de verbouwing van 1925 uit zag.
De Parklaankerk te Groningen, zoals deze er voor de verbouwing van 1925 uitzag.

In de jaren waarover de heer Stellingwerff schreef, het begin van de twintigste eeuw, kerkten de gereformeerde Helpenaren meestal in de stad Groningen, en wel in de Parklaankerk (behorende tot de Gereformeerde Kerk A) en in de Zuiderkerk (van Kerk B). Maar Helpman breidde uit. Er waren in 1923 plannen om daar driehonderd arbeiderswoningen te bouwen. Enkele gereformeerde Helpenaren vonden het mede daarom hoog tijd worden in Helpman een eigen Gereformeerde Kerk te stichten. ‘In de toekomst komt het er toch van’, zo vonden ze. Daarom belegden ze een vergadering ten huize van A.W. Spiering aan de Verlengde Heereweg 131, om over de plannen te beraadslagen.

Br. Kooi had ondertussen al berekend dat een kerkje van zevenhonderd zitplaatsen ongeveer fl. 50.000 zou kosten (de grond daarbij inbegrepen). Als de Gereformeerde Kerk in de Stad nou eens fl. 30.000 zou willen geven (want men kon daar dan immers fors bezuinigen op de uitbreidingsplannen van de Parklaankerk, omdat Helpman zelfstandig zou worden!). Met een aanvullende hypotheek van ongeveer  fl. 20.000 zou dan het benodigde geld binnen zijn. De gereformeerde Helpenaren zouden jaarlijks zélf wel de fl. 4.500 voor het traktement van een predikant kunnen opbrengen.

Maar niet iedereen was het met broeder Kooi eens. Die uitbreiding van de Parklaankerk was sowieso nodig! En als Helpman een zelfstandige Kerk zou worden, verloor de Kerk van Groningen daardoor een aanmerkelijke som geld aan kerkelijke bijdragen! En lag er al niet een verzoek klaar om de kerkeraden van ‘A’ en ‘B’ te vragen in Helpman avondgodsdienstoefeningen te mogen houden? Dus nog even geduld alstublieft! Tenslotte meende br. Van Deursen dat het aantal gereformeerde gezinnen in Helpman te klein was om de plannen te kunnen uitvoeren. Ook een gebouw voor ‘algemeen christelijke doeleinden’ zou door de kerkenraad volgens hem echt niet gesticht worden wanneer in Helpman niet meer kerkelijk werk werd verricht dan nu het geval was.

De vergadering in café ‘Helpman‘.

De uitnodiging voor de vergadering van 6 december 1923 in 'Cafe Helpman'.
De uitnodiging voor de vergadering van 6 december 1923 in ‘Cafe Helpman’.

Daarom besloot men een ‘Voorlopig Comité’ te vormen en de gereformeerde bewoners van Helpman maar eens te vragen wat ze zélf wilden. Op 6 december 1923 kwam een aantal gereformeerden in Café Helpman bijeen. Daar werd door bijna alle zeventig gezinnen een dubbel verzoekschrift ondertekend, gericht aan de beide kerkenraden (A en B) in de Stad. Ze schreven dat het vooral ’s winters voor de Helpenaren, en speciaal voor hen die slecht ter been waren, steeds moeilijker, zo niet onmogelijk, werd om de Parklaankerk en de Zuiderkerk in de stad te bezoeken. Door het ontbreken van lokaliteit, zo stelde het verzoek aan de kerkenraden, had Helpman voor alle christelijke arbeid steeds geheel braak gelegen. En werd het werk van de Stadsevangelisatie niet steeds duidelijker bemoeilijkt omdat in Helpman geen (kerk-)gebouw was?

‘De in Helpman woonachtige gereformeerden hebben door de nog maar pas geëindigde  plaatselijke schoolstrijd met taaie en volhardende inzet bewezen, dat zij voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk geen lauwe voorstanders, doch actieve medewerkers zijn’. Daarom verzochten de gereformeerden in Helpman beleefd een eigen kerk te mogen bouwen om daar avondkerkdiensten te houden als voorlopige voorziening! Want de kerkenraad moest niet denken dat dat het laatste woord was. Natuurlijk wilde het ‘Voorlopig Comité’ graag op de kerkenraadsvergadering een toelichting geven. De heren van het Comité spraken van te voren af wat hun strategie op de kerkenraad zou zijn: het eerste voorstel was een kerk te mogen bouwen. Als de kerkenraad daar geen been in zag, zou worden voorgesteld een ‘gebouw voor algemeen christelijke doeleinden’ in Helpman te stichten. Maar hoe dan ook: in ieder geval moest er op aangedrongen worden alvast een stuk grond te kopen!

Naar de kerkenraad.

Op 24 maart 1924 mochten de broeders Turkstra, Fokkens en Bolt op de kerkenraad van Kerk B verschijnen. Ds. J. Gispen (1874-1935) was voorzitter van die vergadering. Hij had bewondering voor de ijverige Helpenaren. Hij verzocht hun daarom met uitgewerkte plannen te komen. Maar er wás een Ineensmelting van de beide Groninger Gereformeerde Kerken op komst! Dat was een moeilijk punt! En trouwens – zo vroeg ds. Gispen – had hijzelf als wijkpredikant niet van de plannen op de hoogte gesteld moeten worden? En – wilde Gispen ook weten – hadden de Helpenaren misschien onlustgevoelens over de dure verbouw van de Parklaankerk? En wilde Helpman zelfstandig worden of bij Groningen blijven? En wie moest eigenaar van de eventueel te kopen grond worden? Vragen te over! Uiteindelijk sloot de predikant de bijeenkomst af met het uitspreken van dank voor de warme belangstelling voor het gereformeerde leven in Helpman. De vergadering met kerkenraad A verliep ongeveer gelijk. Ds. D. van Dijk was sceptisch: lag Helpman niet veel te dicht bij de stad om daar een eigen kerk te gaan bouwen? En hoe zat het met de Helper financiën? Kon men dat allemaal behappen?

Ds. J. Gispen () met zijn gezin.
Ds. J. Gispen (1874-1935) met zijn gezin.

Grond gevonden.

Ondertussen gingen de broeders echter gewoon door. Ze spraken met architect Van Dijk, die juist in Helpman was komen wonen, en al gauw vonden ze een geschikt stuk grond, waar een kerk gebouwd zou kunnen worden. Maar wilde de kerkenraad in de Stad de grond later wel overkopen? De kerkenraad antwoordde daarop pas na het tot stand komen van de Ineensmelting tussen Kerk A en Kerk B in 1925: men zag geen mogelijkheden om er mee akkoord te gaan. ‘Helpman zal worden meegedeeld, dat voorlopig geen uitzicht bestaat op de bouw van een kerk daar, gezien de meer dringende voorzieningen die nodig zijn (de Parklaankerk moest immers verbouwd worden), en ook met het oog op het aantal kerkleden dat tot Helpman behoort (dat zou de Stad aanzienlijke inkomsten schelen; maar bovendien was er twijfel over de vraag of het aantal gereformeerden in Helpman voldoende was voor de instituering van een zelfstandige Kerk).

Na de teleurstelling van 1925 bleef het enkele jaren stil. Maar in maart 1929 stuurden de Helpenaren opnieuw een verzoekschrift naar  de kerkenraad om een eigen kerk te mogen bouwen. Ditmaal leek het verzoek meer succes te hebben. Met vijfenzestig stemmen voor en vierentwintig tegen besloot de kerkenraad akkoord te gaan met het voorstel om de Commissie van Beheer opdracht te geven ‘uit te zien naar een geschikt lokaal, bestaand of te stichten, waar eventueel de dienst des Woords zou kunnen worden gehouden; en om uit te zoeken of de financiële draagkracht toereikend is om tot de dienst des Woords in Helpman over te gaan’. Het werd weer niets….

De Vereniging ‘Gereformeerd Kerkelijk Leven te Helpman’.

Persbericht, 21 maart 1932.
Persbericht, 21 maart 1932.

Nu waren de Helpenaren er zat van. Daarom werd op 27 januari 1932 een vergadering gehouden ‘in het evangelisatielokaal van de heer Fokkens in de Emmastraat’. Men wilde een vereniging oprichten die zou trachten het gestelde doel te bereiken. Op de vergadering werd trouwens beseft dat vanwege de sterke groei van de Stadskerk en vooral van de Oosterwijk vooralsnog geen medewerking van de kerkenraad te verwachten was. Toen werd door de gereformeerde Helpenaren ‘met algemeene stemmen besloten tot de oprichting van de Vereeniging ‘Gereformeerd Kerkelijk Leven te Helpman’. Br. Bot werd voorzitter van de club. De statuten waren intussen ook al klaar en werden meteen goedgekeurd. En tegelijk werd rechtspersoonlijkheid aangevraagd, die op 18 april dat jaar werd verleend.

Zodra een geschikt terrein gevonden werd, zou het meteen op naam van de Vereniging gekocht worden. Men zou ook proberen zoveel mogelijk leden te krijgen. Helpman werd daartoe in vieren verdeeld en elke ‘wijk’ kreeg een wijkcommissaris, die alle gereformeerden zou bezoeken en hun zou vragen lid te worden. Men besloot alleen mensen in Helpman te bezoeken en niet ook gereformeerden in de Parklaanwijk, om te voorkomen dat de Kerk van Groningen nóg minder geld binnen zou krijgen. Dat zou de medewerking van de kerkenraad vast en zeker niet bevorderen! Bovendien moest Helpman op den duur een zelfstandige gemeente worden, zo vond men. Hoe dan ook, br. Kwant werd kwitantieloper en hij haalde eind april al fl. 400 aan bijdragen op!

Op zoek naar een kerk.

Het bestuur van de Vereeniging ging aan de slag. Allereerst bleek al snel dat men bij de De Savornin Lohmanschool een stuk grond kon krijgen voor fl. 4.000. Maar ook kon de bovenzaal van de chocoladefabriek aan de Helper Oostsingel gehuurd worden. Wel moest de ruimte dan aanmerkelijk vergroot worden. Het nadeel van de grond, ‘gelegen tusschen de huizen aan de Coendersweg en de Brinklaan’ was, dat de toegang tot het terrein via de grond van de school liep. Aan de andere kant was de zaal van de chocoladefabriek zeer tochtig en zou het opknappen ervan een slordige fl. 1.000 kosten. Ook zou de trap voor ouderen een hindernis zijn. Toen men eens wat nauwkeuriger berekeningen maakte bleek, dat exploitatie van een te bouwen ‘hulpkerk’ weinig duurder zou zijn dan die van de bovenzaal in de fabriek. Maar je had de hulpkerk dan wél in eigendom en dat kon je van de fabriekszaal níet zeggen. Iemand stelde voor alvast avonddiensten in de fabriek te houden, zodat we ’dan later makkelijker een kerk kunnen krijgen’. Kortom, het was weer tijd voor een ledenvergadering.

Persbericht, 28 maart 1932.
Persbericht, 28 maart 1932.

Niet in de chocoladefabriek!

De leden van de Vereeniging waren er gauw uit. Unaniem was men tégen het plan van de bovenzaal in de chocoladefabriek. En met tweeëndertig tegen twee stemmen werd bovendien besloten de grond bij de De Savornin Lohmanschool te kopen. De leden stelden zich garant voor een renteloze lening van fl. 4.000. Vastgesteld werd bovendien, ‘dat de grond en de eventuele kerk eigendom van de Vereeniging zal zijn en niet van de Kerk van Groningen!’ Op 3 juni 1932 was men eigenaar!

Er was wél een ‘maar’: de gemeente Groningen had bepaald dat op dat stuk grond slechts woonhuizen mochten worden gebouwd. Maar naderhand deelden B. en W. mee, dat men ‘het er voor zou houden, dat met het bouwen van een kerk niet in strijd gehandeld wordt’ met de bestemming van de grond.

Zodra het nieuws van de bouwplannen bekend werd, stroomden de brieven van belangstellende architecten binnen. Intussen had het Bestuur ook de geldlening verder in orde gemaakt. Men kon aandelen kopen van fl. 100 en meer. Eind september was voor fl. 3.300 aan aandelen geplaatst! Begin juli 1932 had br. Menkveld al tekeningen van de geplande ‘hulpkerk’ laten zien. Er kon dus in principe gebouwd worden. Maar zou men de nog benodigde fl. 7.000 eigenlijk wel van de Kerk van Groningen gaan lenen? Br. Menkveld wist het zeker: ‘dat kunnen we beter niet doen, want dan gaan ze zich er mee bemoeien en komt de zaak op de lange baan’.

De Commissie van Beheer in de stad was helemaal niet zo enthousiast over de bouwplannen. Maar prof. T. Hoekstra (1880-1936) van Kampen had de Helper broeders zélf geadviseerd: doe aan de Kerk van Groningen meteen ook het verzoek om een zelfstandige Gereformeerde Kerk te institueren en niet alleen een kerkgebouw. Kortom: de leden moesten maar weer eens geraadpleegd worden!

Het verzoek aan de kerkenraad.

Aldus geschiedde. Op 13 oktober 1932 besloten de leden unaniem aan de kerkenraad in de Stad te vragen een eigen Gereformeerde Kerk te mogen stichten. Men had voor het verzoek voldoende redenen: er waren al 197 belijdende leden in Helpman die allen al jarenlang de wenselijkheid en de noodzakelijkheid gevoeld hadden van een zelfstandig kerkelijk leven.

Een eigen predikant en een eigen kerkenraad konden de geestelijke bearbeiding beter verzorgen dan een dominee uit de stad, die immers ver weg was. Ook kon men makkelijk een kerkenraad vormen en had Helpman door zijn ligging en historie een duidelijk eigen karakter. De afstand naar de Parklaankerk was bovendien echt veel te groot. De Helper broeders hadden over de plannen ook een gesprek gehad met ds. D. van Dijk (1887-1985), die al jaren in Groningen stond (in de Noorderkerk aan de Akkerstraat). Die had tegen de broeders uit Helpman gezegd: ‘De classis geeft aan een verzoek om kerkinstituering gehoor, als aangetoond kan worden dat er vroeger zelfstandig kerkelijk leven was’. Daarom schreven de Helper broeders meteen een brief aan ds. K. Minnema (1882-1939) te Garijp.

Ds. K. Minnema (1882-1939).
Ds. K. Minnema (1882-1939).

Men wilde graag zijn mening weten. Hij was op kerkrechtelijk gebied deskundig en wist vooral ook veel over de historie van de streek, zei ds. Van Dijk. Maar met al zijn deskundigheid raadpleegde ds. Minnema (net als wij) alleen het boek van A.J. van der Aa, en daaruit bleek zonneklaar dat Helpman kerkelijk altijd bij Groningen gehoord had en dat het nooit een zelfstandig kerkelijk leven gekend had: ‘Dus dat levert waarschijnlijk voor de classis onvoldoende bewijsgrond’. Verder wilde ds. Minnema buiten de zaak blijven. ‘Anderen moeten er maar over oordelen’, zo schreef hij.

De commissie rapporteert.

Direct nadat het verzoek van Helpman bij de kerkenraad van Groningen binnengekomen was, ging een kerkenraadscommissie aan de slag om te zien of het verzoek op redelijke gronden kon worden ingewilligd. Men kwam tot de conclusie dat dat best kon: in Helpman waren in totaal al 431 gereformeerde kerkleden; in de voorgaande jaren had een behoorlijke groei plaatsgevonden; aan vaste bijdragen brachten de Helpenaren fl. 2.611 bijeen en aan de collectes droegen ze ongeveer fl. 1.119 bij; en de contributie voor de Vereeniging ‘Gereformeerd Kerkelijk Leven’ bracht nog eens fl. 420 extra op. Al deze bedragen zouden jaarlijks bovendien nog flink groeien. ‘Naar onze mening zullen de mensen in Helpman bereid zijn na institueering van hun Kerk fl. 1.000 extra op te brengen’, zo meldde de commissie.

Aan het verzoek voldaan!

Al op 23 januari 1933 besloot de kerkenraad aan het verzoek van Helpman te voldoen. Men beloofde fl. 6.600 aan steun, zodra de eerste predikant zou aantreden. Een kerkenraadscommissie zou de instituering nu verder voorbereiden. Wel moest er, voordat de Kerk geïnstitueerd zou worden, een kerkgebouw zijn. De al eerder gemaakte tekeningen werden dus weer uit de la gehaald en tijdens de ledenvergadering van 27 januari 1933 uitgehangen in het lokaal van Fokkens aan de Emmastraat. Om extra geld binnen te krijgen werd nog tijdens de vergadering een Verjaardagsfonds in het leven geroepen. De brs. Kwant, Trenning en Broekhuizen sr. zouden zorgen het geld bij jarigen op te halen. Maar vooral sprak uit de vergadering grote dankbaarheid: ‘Dit is van den Heere geschied!’ Over een maand zou de bouw kunnen beginnen!

De ker k(de dikke lijnen) zou worden ingebouwd tussen de huizen . Rechts van de kerk de De Savornin Lohmanschool.
De kerk (de dikke lijnen) zou worden ingebouwd tussen de huizen aan de Coendersweg. Rechts van de kerk de ‘De Savornin Lohmanschool’.

Aan het gemeentebestuur werd meegedeeld dat, zodra de Kerk van Helpman financieel draagkrachtig genoeg was, een groter kerkgebouw gesticht zou worden op een andere plaats. De gemeente verleende toen een vergunning voor twee jaar, die daarna jaar na jaar vernieuwd moest worden.

Hoe de ‘hulpkerk’ er uitzag.

De bouwtekening van de voorkant van de Coenderswegkerk.
De bouwtekening van de voorkant van de Coenderswegkerk.

Op de eerste plattegrond van de kerk stonden twee blokken met banken getekend en daar tussenin een middenpad. Men besloot er echter drie blokken van te maken: een middenblok met per bank acht zitplaatsen en aan weerszijden korte zijbanken met elk vier plaatsen. In totaal konden (volgens de eerste plattegrond) op die manier 564 kerkgangers een plaats krijgen. De indeling in drie blokken was voor de predikant aangenamer (hij keek dan niet het middenpad in); voor de collectanten was het handiger en bij brand kon de kerk sneller ontruimd worden. Br. Fokkens kreeg opdracht de hulpkerk te bouwen. De totale kosten werden begroot op fl. 12.615. Het staalskelet kostte fl. 2.535 (‘achttien ton ijzer, een koopje!’), de c.v. moest fl. 936 kosten en de bouw zélf fl. 7.600. Men besloot ‘zo zuinig mogelijk te bouwen in verband met de crisis die steeds meer om zich heen grijpt’. Er kwam geen ‘eerste steenlegging’; het was immers maar een tijdelijk gebouw en wie weet zou de kerk maar tien jaar gebruikt worden.

Persbericht, 12 augustus 1933.
Persbericht, 12 augustus 1933.

‘In hoofdzaak zal het gebouw aldus zijn samengesteld’, meldde het definitieve plan: ‘De zijwanden bestaande uit metselwerk tusschen opgaande ijzeren stijlen, rustende op betonnen voetblokken en aan de bovenzijde verbonden met geconstrueerde ijzeren dakspanten; de eind- en tusschenwanden van metselwerk; de binnenzijden der dakvlakken voorzien van een tegen de houten gordingen aangebrachte plafondbekleeding; met verder in het dak een tweetal ventilators; in de opgaande buitenmuren de noodige lichtramen en in de naar de De Savornin Lohmanschool toegekeerde voorgevel de hoofdingang. Het gebouw zal samen 543 zitplaatsen bevatten, waarvan in het benedenruim der kerk 425 en op de tegenover het spreekgestoelte aangebrachte galerij 118 plaatsen; met verder een ruime consistorie, eventueel ook te gebruiken als vergaderlokaal voor verenigingen, terwijl het heele gebouw zal worden voorzien van een centrale verwarming en van electrisch licht’.

De bouw van de hulpkerk aan de Coendersweg verliep voorspoedig. Het ‘vriendelijke gebouw’ werd op donderdag 7 september 1933 in gebruik genomen. De diensten op de zondagen 17 en 24 september werden bijgewoond door een ambtelijke afvaardiging van de Kerk van Groningen.

De instituering van de Kerk.

Groningsch Kerkblad, 9 september 1933.
Groningsch Kerkblad, 9 september 1933.

Op de 13de september 1933 werd de eerste ploeg ambtsdragers door de gemeente gekozen. Ds. Gispen (die als tekst gekozen had psalm 33:20: ‘Onzen ziel verbeidt den Heere, Hij is onze Hulp en ons Schild’) hield daarbij een roerende toespraak: ‘Na ernstige voorbereiding is het oogenblik aangebroken, dat de kerkeraad van Groningen u opriep om over te gaan tot de verkiezing van ambtsdragers. Velen hebben naar dit oogenblik uitgekeken. Veel opofferingen zijn getroost, veel werks werd verricht en veel vergaderingen werden gehouden, ook naar we vertrouwden veel gebeds gebeden. Het kon niet ineens, dat spreekt vanzelf. U was geen in de verstrooiïng levende gereformeerden die de vele en velerlei zegeningen van gezond kerkelijk leven misten. In het midden van de Kerk van Groningen vondt gij alles wat in een grote stadskerk te vinden is. Eigenaardige bezwaren waren er echter. De afstand, vooral voor ouderen en lichamelijk minder sterken. Gij meendet dat er van eigen kerkelijk leven meerdere kracht zou uitgaan, er zou een groter gevoel van saamhorigheid zijn. De kerkeraad  besloot het verzoek in te willigen. En zo mag dan vanavond het grote ding gebeuren om uw eigen ambtsdragers te kiezen, opdat bij de bevestiging der ambtsdragers de Kerk van Helpman geïnstitueerd worde’.

Een zeldzame foto van de hulpkerk aan de Coendersweg.
Een zeldzame foto van de hulpkerk aan de Coendersweg.

Er waren 67 stemgerechtigde manslidmaten aanwezig die de brs. M.G. Boot, P. Bügel, H. Fokkens, J.H. ten Hoor en E. Zwarteveen als ouderlingen verkozen en de brs. J.H. Buiten, R. Bolt, W. Burema en J. Stellingwerff als diakenen. Op donderdag 28 september 1933 werden de eerder gekozen ambtsdragers door ds. J. Gispen in het ambt bevestigd en daarmee was de Gereformeerde Kerk te Helpman geïnstitueerd. Vanaf zondag 1 oktober vielen de kerkdiensten in Helpman onder verantwoordelijkheid van de eigen kerkenraad!

‘Helpman moet overal zelf voor zorgen’.

Het interieur van de Coenderswegkerk voir de plaatsing van het orgel (boven de preekstoel).
Het interieur van de Coenderswegkerk voor de plaatsing van het orgel (boven de preekstoel).

Maar de Helper broeders waren niet zo tevreden over de rol van de Groninger kerkenraad. Ze meenden dat de kerkenraad de instituering van de Kerk van Helpman eigenlijk maar een zaak van ondergeschikt belang vond. ‘Helpman moest overal zelf voor zorgen’. En ds. Gispen had hun op het hart gedrukt het toch vooral te beschouwen als een gewone kerkdienst met een bevestiging van ambtsdragers. En verder niets. Maar daar was de vergadering in Helpman het absoluut niet mee eens! Hier werd een nieuwe zelfstandige Gereformeerde Kerk geïnstitueerd! En niets minder dan dat! Als in de stad een nieuw kerkgebouw geopend werd, moest alles met veel decorum gebeuren (de opening van de Noorder- en Oosterkerk lagen nog betrekkelijk vers in het geheugen evenals de hernieuwde ingebruikname van de Parklaankerk na de grondige verbouwing); maar in Helpman moest alles vooral heel stilletjes geschieden. Nee, ‘de handelwijze van Groningen deed niet sympathiek aan’.

Waarom mochten ze geen autoriteiten uitnodigen om de instituering mee te maken, zoals ook in Groningen telkens gebeurde? Of zouden ze het dan maar gewoon op eigen houtje doen? Nee, toch maar niet, ‘want als de Hooge Heeren uit Groningen dan komen, en wij hen niet met alle égards behandelen, dan zitten wij er mee’, zo werd verzucht. De zaak werd in Groningen ‘niet eens in de brede kerkeraad, maar slechts door enkele Heeren’ geregeld. En tot groot verdriet van de Helpenaren bleek zelfs op de dag van de instituering, dat Helpman overal zelf voor moest zorgen; bitter werd opgemerkt: ‘Na de dienst kon in de kerkenraadskamer onder het genot van een kopje thee gesproken worden, d.w.z. door genodigden. De gemeente moest naar huis. De nieuwe kerkeraad van Helpman, die nergens voor te zorgen had (Groningen zou alles wel doen) moest hals over kop koekjes en sigaren laten aanrukken’.

Maar ook ds. Gispen was verdrietig: ‘Ik had vaak de indruk dat mijn werk en leiding van de vergaderingen ten uwent meer tot kritiek dan tot waardeering aanleiding gegeven had. Die indruk heeft mij pijn gedaan, daar het missen van zoovele vrije avonden werkelijk een niet gering offer was. Dat offer bracht ik graag omdat ik voorstander was van institueering van uw eigen Kerk. Daarom was het bevreemdend, dat alleen na mijn verdediging van mijn rapport op de kerkeraad van Groningen enkele broeders uit Helpman mij bedankten, maar dat op de vergaderingen te Helpman elk spontaan woord van erkentelijkheid achterwege bleef’. Gelukkig is alles toch weer goed gekomen.

Tot slot: hoe het verder ging met de Kerk in Helpman.

'De Ark' aan de Haydnlaan in Groningen (Helpman).
‘De Ark’ aan de Haydnlaan in Groningen (Helpman).

De hulpkerk aan de Coendersweg werd niet slechts voor de eerst vermoede tien jaar als kerk gebruikt, maar ruim dertig jaar! Want pas op 15 maart 1964 kon daar de laatste kerkdienst gehouden worden. Inmiddels was namelijk de lang verbeide bouw van een definitieve kerk gerealiseerd. Op de hoek van de Haydnlaan met de Helperbrink verrees namelijk De Ark, die op 18 maart van hetzelfde jaar in gebruik genomen werd. De eerste ’echte’ kerkdienst vond daar plaats op 22 maart. Deze kerk wordt nog steeds als protestantse kerk gebruikt.

De Kerk van Helpman groeide als kool. Daarom was intussen al besloten een tweede predikantswijk in te stellen: De Wijert. Daar zou óók een kerk moeten komen. Aanvankelijk werd met hulp van de landelijke gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw (SSK) een noodkerk gebouwd, nabij de plaats waar de tweede kerk zou verrijzen: aan de P.C. Hooftlaan op de hoek met de Vondellaan. Die nieuwe Opstandingskerk werd op 23 november 1967 in gebruik genomen. De houten SSK-kerk verhuisde daarna naar de Gereformeerde Kerk te Groningen-West, waar het gebouwtje tijdelijk gebruikt werd als hulpkerk in afwachting van het gereed komen van de gereformeerde kerk ‘De Garf’ in de wijk Paddepoel.

De Opstandingskerk, die in 1967 door de Gereformeerde Kerk van Helpman in gebruik genomen werd.
De Opstandingskerk, die in 1967 door de Gereformeerde Kerk van Helpman in gebruik genomen werd.

In 1969 zette de daling van het ledental van de Gereformeerde Kerk van Helpman in. Na verloop van tijd beraadde men zich dus over het afstoten van één van beide kerkgebouwen. De keus viel op de Opstandingskerk, die per 1 januari 1993 verkocht werd aan de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk van Helpman. De Gereformeerde Kerk van Helpman fuseerde op die datum trouwens met de Gereformeerde Kerk van Groningen-Zuid. Zo keerde Helpman terug onder de vleugelen der moederkerk…

Bronnen:

Archief van de Gereformeerde Kerk te Helpman, Groninger Archieven, Groningen

G.J. Kok, ‘Uw Roeping getrouw’. Zestig jaar Kerk in Helpman (1933-1993). Groningen, 2001

© 2017. GereformeerdeKerken.info