Ds. F. Fortuin (1853-1928)

Inleiding.

Foppe Fortuin werd op 10 september 1853 in het Friese Heeg geboren. Op 12-jarige leeftijd werd hij ernstig ziek ‘en op dit ziekbed, dat hem tot de poorten des doods bracht, leerde hij Jezus kennen als de redder van zondaren en heeft God de Zoon Zijner liefde in hem geopenbaard’.

Ds. Fortuin ().
Ds. F. Fortuin (1853-1928).

‘Op dit ziekbed  werd het velen duidelijk dat hij aanleg en bijzondere gaven voor het predikambt ontvangen had. (…) Hij was in staat van Hem te getuigen op zulk een wijze, dat men hem het ‘wonderkind van Heeg’ noemde’. Toen hij hersteld was van zijn ziekte, ging hij voor enige tijd naar een kostschool in het Friese Woudsend. Op 15-jarige leeftijd deed hij daar met goed gevolg examen voor de eerste klas van het gymnasium in Zetten in de provincie Gelderland. Deze vijfjarige cursus voltooide hij in vier jaar en werd op 19-jarige leeftijd ingeschreven als student aan de Universiteit te Utrecht.

Na vier jaar slaagde hij ‘magna cum laude’ voor zijn kandidaatsexamen en na nog twee jaar zijn studies te hebben voortgezet legde hij op 10 mei 1878 te Middelburg zijn kerkelijk examen af en werd beroepbaar gesteld in de Nederlandsche Hervormde kerk. Zijn proponentsexamen kenmerkte zich hierdoor, dat hij daar geheel alleen stond als een ‘orthodoxe’ van belijdenis, tegenover een college van predikanten die allen, op een na, van de moderne richting waren. Tijdens het examen werd hij van alle kanten fel aangevallen; ‘men maakte het de jonge kandidaat erg moeilijk, bijna ondraaglijk’, maar toch moest men hem tot de bediening toelaten.

Naar Bruinisse (1878-1881).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Van de zeven beroepen die Fortuin ontving, nam hij dat van Bruinisse in Zeeland aan en werd daar op 21 juli 1878 bevestigd. Fortuin werd een boeteprediker genoemd. ‘Hij waarschuwde de gemeente, dat de Heere bezoeking zou doen over Bruinisse, wanneer in zulke bange tijden, toen de cholera heerste, de kermis tóch gehouden zou worden. Hij sprak over vreemde ziekten die zouden komen, wat veel later, in 1893, ook is uitgekomen, nl. met de komst van de TBC die toen influenza genoemd werd’.

Ruim drie jaar werkte hij in zijn eerste gemeente. Al vanaf het begin had hij een open oog voor ongereformeerde dingen die in het kerkverband getolereerd werden, en kwam daar ook openlijk voor uit. Dat bleek onder meer uit het feit, dat hij weigerde de classicale vergaderingen bij te wonen, omdat die niet op een gereformeerde leest geschoeid waren  en niet op wettige wijze gehouden werden; daartegen protesteerde hij telkens opnieuw.

Naar Heeg (1881-1884).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

In 1881 ontving hij een beroep van de hervormde gemeente te Heeg, zijn geboorteplaats in Friesland. Hij aarzelde niet aan die roeping gehoor geven. Op 17 augustus van dat jaar werd hij daar door zijn vriend ds. J.A.P. Ris Lambers in het ambt bevestigd. Het viel niet mee om tussen zijn vele familieleden zijn werk te doen, maar ‘drie jaren werkte hij er met ijver en lust, en zag zijn werk met veel zegen bekroond’.

In Heeg kreeg hij het voor elkaar om predikanten en kerkenraadsleden in het vervolg de ‘Drie Formulieren van Eenigheid’ (de drie gereformeerde belijdenisgeschriften:  Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis en Dordtse Leerregels) te laten ondertekenen. Deze verplichtten de ambtsdragers tot ongeveinsde trouw aan het gereformeerde belijden, in tegenstelling tot het toen geldende ‘Algemeen Reglement’, dat in 1816 door de Regering in de plaats gesteld was van de Dordtse Kerken Ordening van 1618, en dat aan allerlei wind van leer ruimte gaf. Weliswaar verzette ouderling Jacob Nieuwland zich tegen dat kerkenraadsbesluit, maar desondanks bleef het van kracht.

De hervormde kerk te Heeg.
De hervormde kerk te Heeg.

De bekende kerkhistoricus dr. J. Wumkes zei over Fortuins predikantschap dat hij in alles één lijn trok met dr. Abraham Kuyper (1837-1920) voor wie Fortuin grote bewondering had. Wumkes zag in Fortuin de voorloper van de Doleantie te Heeg, die echter pas op 24 januari 1887 onder leiding van  dr. L.H. Wagenaar (1855-1910), toen predikant te Heeg, plaatsvond.

In Doleantie te Barendrecht (1884-1887).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

In 1884 ontving hij een beroep van de gemeente te Barendrecht in Zuid-Holland. De gemeente verwachtte niet in het minst dat Fortuin er gehoor aan zou geven. Er was volgens de predikant echter een dringende reden die hem deed besluiten zijn Heeger gemeente te verruilen voor die van Barendrecht. Die reden was ‘dat voor meer dan honderd jaar de rechtzinnige prediking er niet meer gehoord was en de laatste jaren het brutaalste modernisme er de toon had aangegeven’.

De hervormde kerkenraad van Barendrecht was in 1881 geheel vrijzinnig, dit in schril contrast met de rest van de hervormde gemeente, die orthodox was. Dit werd mogelijk gemaakt doordat de kerkenraad zélf de kerkenraadsleden koos. Maar het synodale ‘Algemeen Reglement’ was officieel per 1 maart 1867 aangepast, waardoor er in het vervolg twee mogelijkheden kwamen om de kerkenraad te kiezen: dr. Abraham Kuyper had in zijn boekje ‘Wat moeten wij doen, het stemrecht aan onszelven houden of de kerkeraad  machtigen?’ (Culemborg, 1867) er geen misverstand over laten  bestaan dat de eerste optie zijns inziens de beste was.

Het boekje van dr. A. Kuyper.
Het boekje van dr. A. Kuyper.

In 1881 beslisten de Barendrechtse manslidmaten met meerderheid van stemmen (84 tegen 59) dat de kerkenraad in het vervolg niet meer door de kerkenraad zélf gekozen zou worden, maar door een kiescollege, op haar beurt gekozen door de stemgerechtigde manslidmaten.

Deze beslissing was de oorzaak van het beroepen van een predikant van gereformeerde beginselen en zo werd het beroep op Fortuin uitgebracht. Op 24 augustus 1884 werd ds. Fortuin bevestigd als predikant van de hervormde gemeente te Barendrecht. De predikant had zondag aan zondag een volle kerk en al twee maanden na zijn komst moest men de kerk vergroten.

Op 20 maart 1885 besloten de broeders dat elk kerkenraadslid in het vervolg verplicht was de ‘Drie Formulieren van Eenigheid’ te tekenen en dat geen predikant meer beroepen zou worden van wie men vooraf niet zeker wist dat ook hij bereid was de Formulieren te ondertekenen. Ook ontstonden problemen met de ‘hogere kerkbesturen’, toen de kerkenraad de tucht wilde handhaven met betrekking tot doop en avondmaal.

Dolerend.

Ds. Fortuin is ongetwijfeld aanwezig geweest op het in Amsterdam door zijn grote voorbeeld dr. Abraham Kuyper georganiseerde Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat van 11 tot 14 januari 1887 gehouden werd en waar gesproken werd over wat de hervormde gemeenten te doen stond ‘om de synodale hiërarchie af te werpen’ (als men het Congres wilde bijwonen diende men bij binnenkomst een verklaring te ondertekenen ‘het plichtmatig te achten’ om die weg te bewandelen). Nog geen twee weken later namelijk, tijdens de kerkenraadsvergadering van 29 januari 1887, besloot men (naar aanleiding van een verzoekschrift van 411 lidmaten en doopleden) ‘te breken met de synodale hiërarchie, zoals die op onwettige wijze in 1816 was ingevoerd’. Vanaf dat ogenblik werd – in de door het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ aangereikte terminologie – ‘alle kracht en geldigheid ontzegd aan het Algemeen Reglement van 7 januari 1816 en van nu aan weer kracht en geldigheid verleend aan de Dordtsche Kerkenorde’. Ook werd de oude naam van ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ (vooralsnog met de toevoeging ‘doleerende’) weer aangenomen.

De hervormde kerk te Barendrecht (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).
De hervormde kerk te Barendrecht (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Uiteraard werd van ‘de afwerping van het synodale juk’ kennis gegeven aan de bevoegde autoriteiten, zo ook aan het Barendrechtse hervormde ‘College van Kerkvoogden  en Notabelen’. Zij stemde van harte in met het besluit van haar kerkenraad en bleef het beheer voeren over de kerkelijke goederen, zoals het kerkgebouw, dat zij ten dienste stelde van de ‘wettige kerkeraad’, waarmee ze uiteraard de dolerende kerkenraad bedoelde. De kerkenraad en het College van Kerkvoogden en Notabelen werden kort daarop door de hervormde kerkelijke besturen afgezet en hun het lidmaatschap van de hervormde kerk ontzegd.

Scherpe verhoudingen.

De hervormde kerk bleef echter vooralsnog in gebruik bij de Dolerenden. ‘Vier maanden lang kwam er elke zondag een [hervormde] ringpredikant, vergezeld van een paar rijksveldwachters en de burgemeester ons kerkgebouw binnen, om, zoals dat heette, te trachten zijn vacaturebeurt te vervullen. Wijselijk bleven de rustverstoorders in het portaal om zich te overtuigen dat de kansel bezet was en daarvan proces-verbaal te laten opmaken. Ze kónden trouwens ook niet verder komen, wijl het volk vooral bij de ingang van de kerk zó dicht opeen gehoopt stond, dat er van doorkomen geen sprake kon zijn’.

De verhoudingen tussen hervormden en dolerenden waren scherp in Barendrecht. Zo was ds. Fortuin na de Doleantie vaak met stenen bekogeld. ‘Een vijand kocht zelfs zijn koetsier om, om hem ‘van den hoogen dijk af in de rivier te rijden’. De koetsier kwam echter tot bezinning. Toen de dienstbode van Fortuin het verhaal ‘trillend en bevend’ aan mevrouw Fortuin vertelde, schrok zij zó hevig ; dat ze in één nacht grijs werd’.

Een eigen kerk!

De dolerende 'Nieuwe Kerk' aan de Singel te Barendrecht
De dolerende ‘Nieuwe Kerk’ met pastorie aan de Singel te Barendrecht.

De dolerenden hadden ondertussen goed om zich heen gekeken en hadden op grond van de gerechtelijke uitspraken wel begrepen dat het gebruik van de kerk over niet al te lange tijd weer in handen van de hervormden zou komen. Dat was dan ook de reden dat de kerkenraad besloot een nieuw kerkgebouw met pastorie te stichten aan de Singel. De afstand tot de hervormde Dorpskerk was echter zo gering dat de hervormde kerkenraad tegen de bouw bezwaar maakte. Een commissie kwam kijken en luisteren en constateerde dat men – ‘hoewel de ramen openstonden’ – het gezang  in de hervormde kerk niet kon horen. Op 27 april 1890 werd in de nieuwe kerk de eerste dienst gehouden.  De hervormde kerk werd toen weer ter beschikking gesteld van de hervormde kerkenraad, net als de overige goederen, waaronder het kerkelijk archief. Ook moest fl. 2.400 schadevergoeding worden betaald. Maar men had nu een eigen kerk!

Ook in andere plaatsen trad ds. Fortuin op en hielp andere kerken ‘tot reformatie te brengen’. Maar evenzeer op politiek en maatschappelijk gebied werkte ds. Fortuin vaak boven zijn krachten. Als vurig voorstander van de ‘School met de Bijbel’ en als strijder voor de Anti-Revolutionaire beginselen heeft hij in woord en geschrift veel gedaan voor de opbouw en de bloei van het christelijk onderwijs en van het Calvinisme op politiek gebied. Zo werd in Barendrecht ‘een flinke christelijke school’ geopend en werd door zijn inspanning ook de AR-Kiesvereniging ‘Bijbel en Oranje’ op poten gezet.

De Vereniging.

In Barendrecht bestond al lang, sinds april 1841, een Christelijke Afgescheidene Gemeente (met een bijzondere en wat ingewikkelde historie, waarop we t.z.t. terugkomen). Omdat in juni 1892 de landelijke fusie plaatsvond tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ uit de Afscheiding en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uit de Doleantie, vond ook in Barendrecht de Ineensmelting plaats, en wel op 1 augustus 1895. Maar ds. Fortuin was toen al lang en breed naar Hilversum vertrokken. Bij zijn afscheid telde de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Barendrecht ongeveer vierhonderd gezinnen.

In Hilversum (1891-1898).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

In Hilversum ‘worstelde het kleine kuddeke van de Dolerende gemeente (die op 19 februari 1888 was geïnstitueerd) om haar bestaan’. Ze hadden vele malen tevergeefs een predikant beroepen, totdat ds. Fortuin het beroep aannam. Tijdens zijn predikantschap verwisselden de Dolerenden hun kerkzaal in het ‘lokaal van Jaspers’ voor een grote nieuwe kerk, de Torenlaankerk, met meer dan zeshonderd zitplaatsen, ‘waar een fraai pijporgel van fl. 2.000 pronkte’. Het aantal gezinnen dat lid van de kerk was, groeide in die jaren van zeventig tot honderdveertig.

De Torenlaankerk.
De Torenlaankerk.

Ook te Hilversum was hij een van de voorgangers op politiek gebied en dwong ‘door zijn fier en kalm optreden’ eerbied af bij zijn tegenstanders. Ook hier deed hij wat hij kon voor het christelijk onderwijs, maar werd in het geheim én in het openbaar flink tegengewerkt door de hervormde predikant (ds. S. Dijkstra, net als Fortuin afkomstig uit Friesland) en diens aanhang.

In zijn ambtelijke jaren in Hilversum spande ds. Fortuin zich eveneens in om te komen tot ineensmelting van zijn Dolerende kerk met de Christelijke Gereformeerde Gemeente, die in de Havenstraat kerkte. Hij maakte die kerkenfusie zelf echter niet meer mee, want die lukte pas in 1906, toen ds. Fortuin al lang en breed in het Amerikaanse Kalamazoo zat. Tot die tijd bleven beide gemeenten zelfstandig voortbestaan, elk met een eigen predikant.

Het vroegere interieur van de Torenlaankerk.
Het vroegere interieur van de Torenlaankerk.

In november 1897 kreeg hij een met algemene stemmen uitgebracht beroep van de Christian Reformed Church aan de North West Street te Kalamazoo, Michigan, in Amerika. Hoewel hij het met het beroep moeilijk had, meende hij het te moeten aannemen. Op 23 januari 1898 nam hij voor een stampvolle kerk afscheid van zijn gemeente. ‘Veel Roomsen en felle hervormden’ waren bij het afscheid aanwezig, alsmede afgevaardigden en leden van vijf naburige Gereformeerde Kerken.

Naar Kalamazoo in Michigan (1898-1901).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Nadat hij in verschillende delen van het land familie en vrienden bezocht en vaarwel gezegd had, verlieten hij en zijn gezin op 10 februari 1898, ’s nachts om 4 uur, het moederland, ‘vol verwachting over het, door sommigen ook om zijn Calvinisme zo hoog geroemde, Amerika’.

Op 3 maart 1898 hield hij zijn intreepreel, naar aanleiding van Galaten 6:14: ‘Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus; door Welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld’. Daarin vertelde hij dat hij nooit gedacht had dat hij geroepen zou worden om zijn kerk in dit vreemde land te dienen. ‘Ik voelde mij door zoo hechte banden van allerlei aard aan het onvergetelijke Vaderland verbonden, dat tot voor korten tijd reeds de gedachte om het te verlaten, me het hart ontroerde. Ik kende dan ook geen begeerlijker taak dan om mijn leven lang mijne gaven en krachten te besteden voor den opbouw der kerk onzes Heeren Jezus Christus in Nederland. Ik heb mijn volk zoo innig lief en daarom wenschte ik niets liever dan met de krachten, mij door God geschonken, daaronder mede te arbeiden aan de verbreiding der gereformeerde belijdenis op elk terrein des levens. En toch, het mocht niet zoo zijn. In den aanbiddelijken weg van Gods leidingen werd het mij duidelijk dat mijn weg naar het land der Pelgrimvaders leidde’.

De Second Christian Reformed Church in Kalamazoo.
De Second Christian Reformed Church in Kalamazoo.

Het ging in Kalamazoo echter anders dan ds. Fortuin zich had voorgesteld. ‘Men verstond elkaar niet steeds in Kalamazoo’ en de omgang met zijn collega-predikanten had hem gekwetst, zoals hij later opmerkte. Hij voelde zich daar soms ‘als een inwonend vreemdeling beschouwd en behandeld, meer dan als wettige zoon des huizes’. Maar ‘ook wat het laatste betrof berustte dat op een misverstand van onzen broeder’, zo schreef ds. Henry Beets later. Ds.  Fortuin dacht aanvankelijk dat de moeilijkheden kwamen door het verschil tussen de Christian Reformed Church (die contacten onderhield met de Christelijke Gereformeerde Kerk uit de Afscheiding in Nederland) en zijn ‘eigen’ ‘Dolerende Kerk’. Ook schreef hij later dat ‘hij in de Christian Reformed Church onbroederlijk was bejegend en dat die kerk niets van dr. A. Kuyper moest hebben (ze waren daar ‘Kuyperfobisch’, zei hij letterlijk). Verder leek de ‘Christian Reformed Church’ naar zijn toenmalige overtuiging ‘precies op de Gescheidenen van 1834 in Nederland; het zijn scheurmakers’. (…) Het standpunt van de Afscheiding is en kan niet het mijne zijn’.

Zo zag Kalamazoo er in 1912 uit.
Zo zag Kalamazoo er in 1912 uit.

Kalamazoo’s ‘Christian Reformed Church’ had het in die jaren trouwens zwaar. Niet alleen ds. Fortuin keerde haar de terug toe, ook zijn voorganger, ds. Koster trad met een gedeelte van zijn gemeente uit die kerk en vormde in Kalamazoo een eigen gemeente.

Naar Middleburg, Iowa (1901-1903).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Hoe dan ook, in de gemeente van Kalamazoo was hij ongeveer drie jaar werkzaam, toen hij een beroep ontving van de ‘Dutch Reformed Church’ te Middleburg, Sioux County, Iowa, welke roeping hij toen uit overtuiging aannam. Voor de duidelijkheid: zoals we eerder op deze website al aangaven was de ‘Christian Reformed Church in America’ (zoals ook de gemeente in Kalamazoo) ontstaan uit een kerkscheuring binnen de Reformed Church in America, waartoe de kerk in zijn nieuwe standplaats Middleburg behoorde.

Hoe dan ook, ds. Fortuin deed op 3 maart 1906 in de ‘Free Grace’ Reformed Church te Middleburg intrede naar aanleiding van Mattheus 16 vers 13 tot 19: ‘Als nu Jezus gekomen was in de delen van Cesarea Filippi, vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? En Simon Petrus, antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. (…)’.

De Free Grace Reformdd Church in Middleburg.
De Free Grace Reformed Church in Middleburg.

Al snel bleek dat men in de ‘Reformed Church in America’ heel andere denkbeelden had over de doop dan ds. Fortuin goed achtte. Jarenlang had men ook in Middleburg alle kinderen gedoopt die voor de doop werden aangegeven, ook al waren de ouders geen belijdende leden. Maar zowel de kerkenraad als ds. Fortuin oordeelden dat dit niet overeenkomstig de gereformeerde leer was en men maakte een eind aan die gewoonte. De classis vernam die beslissing natuurlijk ook en wees de gang van zaken in Middleburg vrijwel unaniem af. Aanvankelijk dacht men dat de kerkenraad wel zou bijtrekken.

Toen dat niet gebeurde, en kinderen van niet-belijdende leden niet gedoopt werden, werd een klacht ingediend bij de classis; de kerkenraad achtte ook dát niet volgens de kerkorde: doopleden konden hun kerkenraad niet voor de classis slepen. Tijdens een volgende classis werd aan kerkenraad en aan ds. Fortuin duidelijk gemaakt dat in het in de Reformed Church in America volgens de kerkorde mogelijk was kinderen van doopleden ten doop te houden. Die regels waren ds. Fortuin echter onbekend. Weliswaar stelde de kerkenraad een bezwaarschrift op waarin betoogd werd, dat doopleden geen recht hadden tegen hun kerkenraad een kerkelijk proces aan te spannen, maar de klagers kregen gelijk.

fortuin-free-grace-emblemDe kerkenraad van de ‘Free Grace’ Church ging in beroep bij de Particuliere Synode in Chicago, maar nog voordat deze uitspraak deed, verbrak ds. Fortuin de banden met de ‘Reformed Church in America’. Hij was ervan overtuigd dat zij toch in het ongelijk gesteld  zouden worden, omdat de genoemde doopraktijk al sinds 1804 gewoonte was (ds. W.F.A. Winckel (1852-1945) schreef over deze zaak een uitvoerig artikel in ‘De Heraut’ van 20 september 1903 naar aanleiding van de in dat jaar verschenen brochure van ds. Fortuin onder de titel: ‘Waarom ik tot de Christelijke Geformeerde Kerk terugkeerde’).

Na al deze gebeurtenissen (waardoor hij in de Reformed Church door de kerkelijke tucht op de hielen gezeten werd) legde hij de 21ste maart 1903 zijn ambt in de Reformed Church te Middleburg neer.

Naar Hull, Iowa (1903-1906).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Op 23 maart 1903 werd ds. Fortuin, nadat hij schuldbelijdenis had afgelegd, door de Iowa-classis weer opgenomen en beroepbaar gesteld. De daarop volgende drie maanden woonde hij als beroepbaar predikant in het nabij gelegen Sioux Center en nam de roeping aan van de ‘Christian Reformed Church’  te Hull, in Iowa, waar hij op 12 juli 1903 door ds. Van der Bok Van der Velde bevestigd werd. ‘Ruim drie jaar mocht hij met lust en opgewektheid in deze gemeente arbeiden en won de achting en het vertrouwen niet alleen van zijn gemeente, maar van schier alle gemeenten, ressorterend onder de classis van Orange City’.

In een scriptie over uit Nederland afkomstige dominees in Iowa troffen we bij het hoofdstuk ‘Hull First Christian Church’ het volgende verhaaltje over ds. Fortuin aan. Kennelijk gaat het daarbij deels over de tijd dat hij nog in Nederland werkzaam was (we geven het door voor wat het waard is):

‘Ds. Fortuin was 19 jaar lang dominee in Nederland geweest, en werd daar beschouwd als iemand uit een hogere maatschappelijke klasse met bedienden om het werk te doen. Hij hield het beeld in stand van een dominee die enigszins boven de dagelijkse bezigheden van de gewone mensen verheven was. Daarom ging hij gekleed in een predikantenoutfit, halflange broek, kousen, en mantel met bef en had tijdens  de huisbezoeken altijd een zwart boekje bij zich met voorbereide vragen. Tijdens de kerkdiensten zat zijn vrouw op een elegante stoel en niet in een gewone kerkbank zoals de andere gemeenteleden’.

De vroegere Hope Christian Reformed Church in Hull.
De vroegere Hope Christian Reformed Church in Hull.

De schrijver vervolgt: ‘Fortuin zorgde niet voor zijn eigen paarden en zou ook nooit handarbeid verrichten. Hoewel vast en zeker niet alle predikanten in Nederland zich op die manier presenteerden, was een oudere familie zeer verbaasd, toen ze in 1915 uit Nederland naar Iowa emigreerden en dat hun dominee in Doon, Iowa,  op straat gewoon een praatje met hen hield; dat was hun in Nederland nooit gelukt’.

Naar Whitinsville, Massachusetts (1906-1924).

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Op 29 augustus 1906 ontving ds. Fortuin een beroep van de gemeente te Whitinsville in Massachusetts. Het dorp was genoemd naar Paul Whitin en zijn machinefabriek. Na diens dood nam zijn vrouw de leiding over van een paardenfokbedrijf en besloot het bedrijf te reorganiseren met een beter paardensoort dan tot dan toe gebruikt werd. Dit leidde in 1886 tot de komst van Jan Bosma uit Leeuwarden, met een flink aantal Holstein-Friese paarden. Jan Bosma maakte bij zijn familie en kennissen reclame voor zijn nieuwe woonplaats, wat er voor zorgde dat de Nederlandse kolonie in het dorp sterk groeide. Op 3 februari 1895 hielden de Nederlanders hun eerste kerkdienst, aanvankelijk in de huizen van de gemeenteleden: de geboorte van de Christian Reformed Church van Whitinsville! Feike J. Drost uit Friesland werd op 27 december 1895 hun eerste ‘oefenaar’.

De Christian Reformed Church aan de Pleasant Street in Whitinsville
De Christian Reformed Church aan de Pleasant Street in Whitinsville

Na rijp overleg nam ds. Fortuin het beroep naar Whitinsville aan en nam op 30 september dat jaar afscheid van zijn gemeente in Hull. Op 14 oktober werd hij in de Christian Reformed Church van Whitinsville in het ambt bevestigd door de consulent dominee K. van Goor, die in 1893 vanuit Gorinchem naar Amerika geëmigreerd was. ‘De 54-jaar oude ds. Fortuin kwam in oktober 1907 en werd sindsdien regelmatig geplaagd door ernstige ziekte, waardoor hij ’s zondags geregeld niet op de preekstoel stond. Desondanks stichtte hij een zondagsschool en het ledental van de gemeente groeide’. Ook werd onder zijn leiding een Christelijke school opgericht, waarop vooral de kerkvisitatoren van de classis aandrongen, vooral om de Nederlandse taal te bewaren. De kerkdiensten, de zondagsschool en de catechisaties werden nl. in het Nederlands gedaan.

Overlijden.

In 1921 ging ds. Fortuin met emeritaat, na de gemeente gedurende vijftien jaar gediend te hebben. Op 7 januari 1928 overleed hij. De laatste tweeëneenhalf jaar van zijn leven leed ds. Fortuin ‘aan een bijna niet te beschrijven zenuwlijden’, zoals zijn zoon, ds. K.W. Fortuin later schreef. ‘Dat heeft aangehouden tot den namiddag van 7 januari 1928, toen de zenuwtrillingen ophielden en hij rustig neerlag, bij vol bewustzijn. Des avonds vroeg zijn zoon hem of hij ‘naar Huis’ ging. Zijn dochter zeide: ‘De moegestreden pelgrim gaat naar Huis’. Bevestigend antwoord volgde. Zonder benauwenden doodstrijd ging ds. Fortuin heen, zacht en kalm, met den laatsten adem zelf de ogen sluitend’.

'De Heraut', 29 januari 1928.
‘De Heraut’, 29 januari 1928.

Tenslotte.

Bijzondere vermelding verdient nog dat ds. Fortuin ook als schrijver niet onbekend is gebleven. Behalve een groot aantal krantenartikelen en enige preken over psalm 45, die van zijn hand verschenen, werden door hem in druk uitgegeven: ‘De  eenig bruikbare school voor Gereformeerde Ouders’; ‘Het ontstaan, de erkenning en het gezag van de Drie Formulieren van Eenigheid’; ‘Dagen van gedachtenis’ en ‘Waarom ik tot de Christelijke Gereformeerde Kerk terugkeerde’. Ook heeft hij een groot deel van zijn leven materiaal verzameld voor een boek over het gereformeerd kerkrecht dat hij tijdens zijn emeritaat had willen schrijven. Dat is er echter niet meer van gekomen.

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp, dl. VI, Leeuwarden, 1957

Dr. H. Beets, Korte Levensschets van ds. F. Fortuin. In: De Gereformeerde Amerikaan, Holland, Michigan, augustus 1908

Dr. H. Beets, Zestig Jaren van Strijd en Zegen. De Christelijke Gereformeerde Kerk in Noord-Amerika. Grand Rapids, 1918

Dr. H. Beets, In Memoriam ds.  F. Fortuin. g.p., 1928

J.E.J. Blinde, 100 jaar Gereformeerde Kerk van Barendrecht. Barendrecht, 1987

Mike Vanden Bosch, Dominies and their Flocks. G.p. g.j.

F. Fortuin, Waarom ik tot de Christelijke Gereformeerde Kerk terugkeerde. Middleburg, 1903

Dr. A. Kuyper (red.), De Heraut, Amsterdam, 20 september 1903

C. Smits, De Afscheiding van 1834, deel II, Dordrecht, 1974

Joh. Westerbeke, De Bruidegom komt! 150 jaar Gereformeerde Gemeente in Nederland te Bruinisse.  Middelburg, 1998

Diverse Amerikaanse kerkelijke websites

© 2016. GereformeerdeKerken.info