Uit de pers (6) – 1956 Synode deed vermanend schrijven uitgaan

uit-de-pers-logoInleiding.

De gereformeerde Generale Synode van Leeuwarden stelde in 1955 ‘met sterke aandrang’ een aantal ‘vermanende’ vragen aan de kerkenraden en aan de andere kerkelijke vergaderingen; deze hadden betrekking op het geestelijk leven in de Gereformeerde Kerken.

Daarnaast had zij een aantal deputaten opdracht gegeven naar de stand van het geestelijk leven een onderzoek in te stellen. We geven hieronder een  bericht weer, dat in het kort de vragen van de synode beschreef. Daaruit kan duidelijk worden dat de toonzetting in de formuleringen zestig jaar geleden toch wel iets anders lag dan tegenwoordig.

“Synode deed vermanend schrijven uitgaan.

Naar aanleiding van klachten over verschraling van het geestelijk leven en gebrek aan zekerheid des geloofs, over het ontbreken van het ontdekkende element in de prediking en het gemis aan kerkelijk besef, heeft de generale synode van Leeuwarden deputaten benoemd met de opdracht te trachten zich een oordeel te vormen over de vraag, hoe het over het algemeen met het geestelijk leven en het kerkelijk besef in de kerken is gesteld.

De synode meende echter reeds nú enige punten onder de  aandacht van de kerkeraden te moeten brengen en richtte zich met een vermanend schrijven tot de kerkelijke vergaderingen.

In de eerste plaats stelt de synode de vraag, of de dienst der gebeden in de samenkomsten der kerk van zondag tot zondag wel regelmatig, diep en concreet in de persoonlijke en kerkelijke zonden afdaalt, zodat de gemeente telkens in oprechte droefheid, haar schuld en vervloeking bedenkt, en zich voor God verootmoedigt. Leeft onder ons, zo vraagt de synode zich af, nog wel krachtig de geest van de ootmoed, die onze vaderen blijkens het formuliergebed, zondags voor de predicatie er toe bewoog, gedurig voor de eeuwige God en allergenadigste Vader ook de erfschuld te belijden?

De besluitvorming zoals weergegeven in 'Enkele belangrijke besluiten (...)'.
De besluitvorming zoals weergegeven in ‘Enkele belangrijke besluiten (…)’.

Het offer bij uitnemendheid dat de kerk ook in haar eredienst haar God kan brengen, bestaat nog altijd in een verbroken geest en een verbrijzeld hart. Het leidt noodzakelijk tot vervlakking van het geestelijk leven en doet een der voornaamste wortels versterven als de schuldbelijdenis de Here wordt onthouden.  De ambtelijke dienst des Woords is ons vóor alle dingen geschonken als de bediening der verzoening, en de synode stelt de klemmende vraag of deze waarheid in elke  preek wel in voldoende mate op de voorgrond en in het middelpunt staat.

Wekt de prediking op grond van de verzoening de gelovigen op  tot een wandel in liefde en gehoorzaamheid voor Gods aangezicht? Worden wij bij elke preek gedreven, zowel door profetische  ernst als door priesterlijke liefde  om de zielen aanhoudend en dringend te noden tot het heil des Heren en bidden wij hartstochtelijk mét hen: laat u met God verzoenen?

Ook wordt gewezen op de catechese en de pastorale zorg van de dienaren des Woords en van de andere ambtsdragers en de vraag wordt voorgelegd of op het huisbezoek geregeld en ernstig de persoonlijke vraag: ‘Wat is uw enige troost in leven en sterven?’ aan de harten wordt gelegd.

Zijn alle ambten doende de leden der kerk in deze ontzaglijke tijd met zijn ingewikkelde vraagstukken en velerlei verwarring de door God gewilde weg te wijzen en hen op te wekken  het leven zo in te richten, dat het voor ieder duidelijk is, dat wij de toekomst des Heren met verlangen tegemoet zien? zo wordt verder gevraagd.

Met sterke aandrang verzoekt de synode deze vragen in kerkeraads- en andere kerkelijke vergaderingen  aan de orde te stellen, omdat het leven der kerk hier op het spel staat”.

Bron:

Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken In Nederland, 4e jaargang nr. 1, 7 januari 1956