Van Zoetermeer naar Soetermeer (Michigan)

Inleiding.

Vier broers uit het gezin Afgescheiden Huyser – een van hen is de auteur – emigreerden in 1847-1848 vanuit Zoetermeer bij Den Haag naar Michigan en vestigden zich in de bossen ten noordoosten van Zeeland. Die plek werd gedurende korte tijd ‘Soetermeer’ genoemd, maar werd al snel tot ‘Beaverdam’ omgedoopt. Het onderstaande verhaal verscheen oorspronkelijk in het Amerikaanse Nederlandstalige tijdschrift ‘De Grondwet’ van 28 mei 1912.

Kaart: Google.
Kaart: Google.

Van Zoetermeer naar Soetermeer (Michigan) – 1847-1848.

door P. Huyser.

“De ondergetekende, P. Huyser Sr., tot 25-jarige leeftijd opgevoed te Zoetermeer, Zuid-Holland, besloot in Augustus 1847 naar Amerika te gaan, en vertrok met het driemast zeilschip ‘Sabina’ van kapitein Staal van Rotterdam naar Hellevoetsluis, waar wij wegens tegenwind vier weken moesten wachten. Op een Zondagmiddag zijn wij door een stoomboot naar zee getrokken en den volgenden morgen waren wij in het Engelsche Kanaal.

In Amerika.

Na een zeer voorspoedige reis van eenentwintig dagen kregen wij op een Zondagmorgen om 9 uur New York in zicht, en door ons Hollandsch gezel schap (bestaande uit mijn twee gehuwde broeders Quirinus en Johannes, verder Johannes George van Hees en zijn gezin, Robbertus M. de Bruin, De Ruitenberge, A. van den Berg en zijn vrouw  en Van Wingere) werd toen gezongen Psalm 66:3 ‘God baande door de woeste baren’, enz.

Nadat het anker gevallen was, gingen wij aan wal en brachten een bezoek aan ds. Thomas de Wit. Des Maandagsavonds zijn wij met de stoomboot naar Albany gereisd en van daar met de kanaalboot naar Buffalo, waar ik met mijn beide broeders heb overwinterd. In het voorjaar van 1848 kwam mijn broeder Cornelius uit Nederland over en hebben wij onze reis naar Michigan verder doorgezet. Met de boot gingen wij naar Chicago, alwaar ik Robbertus M. de Bruin ontmoette, die gereed stond om met den winkelier Alderd Plugger naar de Kolonie [Holland, Michigan] te vertrekken.

Wij zijn toen nog dienzelfden dag afgevaren en werden den volgenden morgen om 9 uur aan den mond van de Kalamazoo rivier afgezet. Wij brachten onze bagage over op een platboot, die in de Kolonie thuis behoorde; en toen begon de grap. Vier onbedreven schippers, waarvan twee aan een lange lijn trokken en twee aan het roer stonden. Telkens zaten wij vast op het zand en dan moesten wij over boord springen en tot het middel in het water staande, de boot oplichten en over de zandbank duwen.

In Holland, Michigan.

Na hard werken kwamen wij na verloop van drie uren aan de plaats onzer bestemming, de monding van de Black Lake en vervolgens  heeft Jacobus Vink een paard voor onze boot gespannen en ons zoo naar de zoogenaamde stad [Holland]  gebracht. Wij plaatsten onze bagage onder zware hemlock bomen en over omgevallen bomen springende, bereikten wij een klein hotel van Jan Binnekant, op de plaats waar nu de ‘Holland City Bank’ staat. In wat nu de Achtste Street is, zagen wij niets dan kleine planken- of blokhuisjes; verder was alles bosch.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876)
Ds. A.C. van Raalte (1811-1876)

Toen zijn wij gegaan naar den vader der Kolonie, den hoog gewaardeerden ds. A.C. van Raalte, dien wij in zijn tuin vonden. Daarna zijn wij naar het dorp Zeeland gegaan, steeds door  het bosch, waar wij nog eens erg schrikten toen wij meenden een jonge beer te zien, doch het bleek slechts een stekelvarken te zijn.

Toen wij aan het waterhuisje kwamen, de plaats waar de goederen voor Zeeland werden afgehaald, moesten wij zeer voorzichtig over een boom kruipen om niet in de rivier te vallen. Wanneer men met een ossenwagen hier langs kwam, moesten de ossen door de rivier zwemmen. Na zoo nog drie mijlen door het bosch te zijn gesukkeld, kwamen wij eindelijk door de goede hand des Heeren in welstand in Zeeland aan, waar wij terstond den waardigen ds. C. van der Meulen bezochten, die juist met nieuw overgekomenen in het bosch was om land aan te wijzen ten noordoosten van Zeeland.

Ds. C. van der Meulen (1800-1876).
Ds. C. van der Meulen (1800-1876).

In  Soetermeer (Beaverdam).

Den volgenden dag is ZEw. daar ook met ons heen gegaan en heeft hij ons ieder ook veertig acres land aangewezen. Al wat wij zagen was niets dan boomen van 60, 80 en 100 voet hoog, van allerlei soort. Ons eerste werk was nu om boomen om te hakken en plaats te maken voor een blokhuis. Daar ik twee getrouwde broeders verwachtte, die ook spoedig kwamen, hebben wij dat blokhuis ingericht met twee vertrekken, die zij ook terstond betrokken. Ik had hun echter tien acres gegeven, waar zij een ‘shanty’ opsloegen (een eenvoudig plankenhuisje) en waarin zij gingen wonen.

Schrijver dezes was nu in het bezit van 40 acres land en een blokhuis met twee vertrekken, doch ik had geen hulp om mij bij te staan. Zoo werd het mij eene behoefte om de Heere te smeeken dat Hij ook in deze in Zijn gunst mocht voorzien, en de Heere heeft ook deze mijne bede  verhoord, zoodat ik op 20 april 1851 in het huwelijk ben getreden met Trijntje Kok. Wij zijn terstond naar ons sober eigendom gegaan, waar wij nu 58 jaar onafgebroken hebben gewoond.

Wij hebben groote ontberingen moeten doorstaan, maar op den Rustdag mochten wij, onder leiding van ds. Van der Meulen, weer troost en moed ontvangen. Want er was veel waarmee wij te kampen hadden; niet alleen met de zware en lange boomen, maar ook met het wild gedierte, daar de herten des nachts de boekweit afweidden en de coons en de stekelvarkens het corn vernielden. Wanneer het corn in de aar begon te komen haalden zij de stammen naar beneden en aten de aar af. Ik had eens een acre zomertarwe gezaaid en toen het tijd was om te maaien stonden alleen de stengels overined en de aren kon ik uitgepeld vinden op de dikke stompen, die er overal tusschen stonden. Doch de Heere heeft  ons door al deze en nog vele ander moeilijheden heen geholpen, zoodat wij wel vragen mogen: ‘Wat zal ik den Heere vergelden voor Zijne weldaden, aan ons bewezen?‘ [Psalm 116:12].

De huidige Beaverdam Reformed Church.
De huidige Beaverdam Reformed Church.

En ten slotte: kon Jacob zeggen: ‘Met mijn staf ben ik over de Jordaan gegaan’, enz. [Genesis 32:10] zoo kan ik ook zeggen: ‘Met een schip ben ik over den oceaan gegaan en nu ben ik tot twee heiren geworden’,  daar wij nu met kinderen, behuwd-, klein- en achterkleinkinderen 73 zielen tellen.”

Bron:

Henry S. Lucas, Dutch Immigrant Memoirs and Related Writings. Revised Edition, Grand Rapids/Cambridge, 1997