Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Dussen

Inleiding.

De aanvangsgeschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Dussen in Noord-Brabant kan worden ingedeeld in drie perioden: 1. Die na de instituering op zondag 8 november 1835, 2. Die tussen omstreeks 1845 en 1864, toen de gemeente van Dussen bij de kerk van Meeuwen was gevoegd, en 3. De periode vanaf 2 maart 1864 toen de gemeente weer op eigen benen kwam te staan.

Kaart: Google.
Kaart: Google.

1. De periode 1835 tot 1845.

Ds. H.P.  Scholte (1805-1868) was degene die de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Dussen op 8 november 1835 institueerde. Hij deed dat in Almkerk, ‘ten huize van ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855), die daar sinds 1833 tot zijn Afscheiding op 24 november 1835 predikant was van de hervormde gemeente aldaar. De in het ambt bevestigde Dussense ouderlingen waren Adriaan Koekkoek en Gerrit Rombout; als diakenen werden bevestigd Matthijs J. Kamp en Hendrik Teuling. (Op de website van de kerk te Dussen wordt als institueringsdatum 11 november genoemd. Ds. Scholte zélf heeft echter de institueringsdatum van 8 november genoteerd.)

Ds. Gezelle Meerburg was uiteraard zo nu en dan in Dussen te vinden. Zo ging hij daar ook op zondag 24 juli 1836 voor in een kerkdienst, die gehouden werd in het huis van Pieter Keller. De bijeenkomst was keurig aangekondigd bij de burgemeester. Deze kon natuurlijk pas toestemming geven als hem gegarandeerd werd dat er niet meer dan twintig personen tegenwoordig zouden zijn; en dat was hem tevoren niet gebleken.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).
Ds. H.P. Scholte (1805-1868), die de kerk van Dussen institueerde.

Dus werd veldwachter Van der Pluijm op de bewuste zondag naar Kellers huis gestuurd. Natuurlijk moest hij van zijn ervaringen aan de burgemeester rapporteren. Dat deed hij dan ook. Tussen twee en drie uur ‘s middags was hij bij het huis van Keller in de polder Jennezant aangekomen. Al van verre zag en hoorde hij dat ‘eene groote menigte volks’ zich bij het huis van Keller ophield. Op een soort van geïmproveerde preekstoel stond ds. Gezelle Meerburg, ‘hebbende eene groote bijbel voor zich leggen’.

Van het fatsoenlijk noteren van de namen der aanwezigen kwam niets terecht, ‘aangezien het geheele huis, zoo voor als achter, opgepropt vol was, en buiten ‘s huis eene groote menigte zich bevond’. Van der Pluijm schatte het aantal toehoorders op zo’n driehonderd personen, afkomstig uit de wijde omgeving. Maar Van der Pluijm had kennelijk enkele collega’s meegenomen, hun lukte het namelijk van ruim twintig personen de namen te noteren. Het was kennelijk onbegonnen werk om de verzamelde menigte te bevelen uiteen te gaan, want die order werd niet uitgedeeld. Boetes werden ditmaal niet opgelegd.

Verzoek om vrijheid (1836).

Op 21 oktober 1836 stuurde de Afgescheiden Gemeente van Dussen een verzoek aan de Koning waarin gevraagd werd om godsdienstvrijheid. Negenentwintig personen ondertekenden het verzoek, maar zoals te verwachten was werd het verzoek afgewezen. Pas de opvolger van Koning Willem I zou vanaf 7 oktober 1840, toen Willem II aan de regering kwam, een mildere houding tegenover de Afgescheidenen aannemen.

Er zat niets anders op voor het houden van hun ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomsten ‘eenige malen een wijkplaats te zoeken in de grienden, of op het open veld, of op het water’, schrijft dr. Rullmann in zijn levensbeschrijving van ds. Gezelle Meerburg. ‘Zoo preekte ds. Meerburg op een afgelegen stuk lands, waar men zich van verscheidene zijden met schuiten heen begaf. Onder andere vierde men zoo den Dank-, Vast- en Bededag op 20 september 1837. Met eenige geloovigen uit de naburige plaatsen [waaronder uit Dussen] begaf de gemeente van Almkerk en Emmichoven zich ten getale van meer dan vierhonderd aan den vroegen morgen van dien Biddag in onderscheidene vaartuigen naar een afgelegen stuk land, waar zij tot ’s avonds zes uur bleven, om een en andermaal geknield op aarde te liggen, terwijl ds. Gezelle Meerburg hun voorging in schuldbelijdenis en gebed’.

Ds. G.F. Gezelle Meerburg van Almkerk-Nieuwendijk, die zo nu en dan in Dussen preekte en in wiens huis de kerk geinstitueerd werd. e
Ds. G.F. Gezelle Meerburg (1806-1855) van Almkerk, die zo nu en dan in Dussen preekte en in wiens huis de kerk geinstitueerd werd.

Deze bijeenkomsten vonden plaats in de burgerlijke gemeente Dussen. De burgemeester kon in een rapport aan de gouverneur van Noord-Brabant met een opgeruimd gemoed meedelen dat voor zover hij had kunnen vaststellen de meeste toehoorders afkomstig waren uit ándere gemeenten, daar in Dussen slechts weinig Afgescheidenen waren.  Wel kwam ds. Gezelle Meerburg voor de rechter, maar deze sprak hem op 17 november 1837 vrij omdat niet kon worden bewezen dat híj de bijeenkomst georganiseerd had.

Nog twee verzoeken om vrijheid (1839 en 1841).

Na de afwijzing van het eerste verzoekschrift aan de Koning, besloten de kerkenraden van Drongelen, Meeuwen en Dussen in 1839 opnieuw een rekest te sturen. Het werd, wat Dussen betreft, ondertekend door vierentwintig volwassenen en drieëndertig minderjarigen. Als bijlage werd het reglement van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Utrecht meegestuurd, omdat die gemeente daarmee door de overheid erkend was geworden. Desondanks werd het verzoek opnieuw afgewezen.

Vandaar dat in april 1841 (Koning Willem II was toen inmiddels aan de regering gekomen), een nieuw verzoekschrfit werd gestuurd met het verzoek van ‘de gecombineerde Gemeenten Babyloniënbroek, Hill, Dussen en Drongelen’ vrijheid van godsdienst te verlenen. Voor Dussen werd het rekest ondertekend door 16 personen. Hierop werd gunstig beschikt.

De kerkdiensten.

Vanaf de instituering in 1835 tot omstreeks 1840 was de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Dussen een zelfstandige gemeente (we zagen hierboven immers dat Dussen in 1841 gecombineerd was met Drongelen, Hill en Babyloniënbroek). Maar het is onbekend hoever die zelfstandigheid  zich in de jaren daarna, namelijk tussen 1841 tot 1845, uitstrekte voor wat betreft het houden van kerkdiensten; veel gegevens over de jaren 1834 tot 1869 zijn in de Tweede Wereldoorlog namelijk verloren gegaan.

De Afgescheidenen van Dussen woonden tussen 1836 en 1840 de kerkdiensten in Almkerk en Genderen bij. Ook kwamen ze wel bijeen in het meestershuis van Adam (Adriaen) van Bergeijk (1787-1843), die trouwens zélf voorlezer en voorzanger in de hervormde kerk van Dussen was. Maar de Afgescheidenen mochten in zijn huis oefeningen houden. Van Bergeijks vrouw en kinderen waren namelijk lid geworden van de Afgescheiden Gemeente  in Dussen, Van Bergeijk zelf niet. Toch werd aan Van Bergeijk door een tweetal marechaussees te paard op een gegeven moment een boodschap overhandigd waarin hij verzocht werd het verlenen van onderdak aan de Afgescheidenen te staken. Dat verzoek had geen succes.

Ook de hervormde classis achtte zich toen geroepen in te grijpen. Van Bergeijk werd voor de classis gedaagd om zich te verantwoorden. Kennelijk had ook dat geen succes, want kort daarop ontving hij een schrijven waarin hem een aantal vragen gesteld werd over zijn betwijfelde trouw aan de hervormde kerk. In zijn antwoord schreef hij zich altijd te hebben gehouden aan de Drie Formulieren van Eenigheid en dat hij alle ongeregelde sectegeest verfoeide, maar dat hij zijn vrouw niet het recht kon ontzeggen haar geweten te volgen. Overigens sprak hij zijn verbazing uit over het feit dat hij zonder enige feitelijke basis kennelijk bij voorbaat al verdacht was. Hoe dan ook, deze dappere houding had voor zover bekend voor hem geen nadelige gevolgen.

2. Een gecombineerde gemeente (ca. 1840).

In 1840 konden de Afgescheidenen in Dussen, Meeuwen, Babyloniënbroek, Hill en Drongelen gezamenlijk een gemeente vormen. In Hoog-Meeuwen kocht de kerkenraad voor fl. 2.500 een huis met erf, tuin en boomgaard, dat zou worden ingericht als kerkzaal. Voor het overige waren er nogal eens onderlinge  problemen  tussen ‘de niet harmoniërende gemeenten van Meeuwen en Dussen’, die ook over geldkwesties handelden en over persoonlijke geschillen. Over dit alles is meer te lezen in het verhaal over de kerk van Meeuwen.

De kerk op Hoog-Meeuwen van de Christelijke Afgescheidene Gemeente die in 1841 in gebruik genomen werd.
De kerk op Hoog-Meeuwen van de Christelijke Afgescheidene Gemeente die in 1841 in gebruik genomen werd.

3. De Christelijke Afgescheidene Gemeente van Dussen (1864).

Na jaren lang in Hoog-Meeuwen  te hebben gekerkt woonden in Dussen onderhand voldoende Afgescheidenen om te gaan denken aan een zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente. Op 22 oktober 1863 werd namelijk besloten dat de leden der gemeente woonachtig te Dussen ‘zich voor het vervolg als eene afzonderlijke gemeente zullen constitueeren, met bepaling dat zij onder toezigt der classis Genderen zullen staan’.

Ds. J. Bavinck, die
Ds. J. Bavinck (1826-1909), die de kerk van Dussen institueerde.

Ze lieten er geen gras over groeien, want op 12 december 1863 werden – ‘voor de eerste maal met de manslidmaten  van Dussen vergaderd’ – ambtsdragers gekozen, die op 2 maart 1864 door ds. J. Bavinck (1826-1909) van Almkerk-Nieuwendijk in het ambt bevestigd werden, naar aanleiding van Psalm 87 vers 5: ‘En van Sion zal gezegd worden: die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen’. Daarmee was de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Dussen geïnstitueerd. De ouderlingen van de gemeente waren toen Eijmert van Daalen Js.zn. en Otto Zeelen. Als diakenen waren gekozen en bevestigd Pieter Joppe Verschoor A.zn en Govert van Kooten.  De gemeente telde toen ongeveer honderd leden. De instituering vond plaats ‘in de achterhuizing of schuur’ van Govert van Dijk aan de Muilkerk. Honderdvijftig personen woonden  deze godsdienstoefening bij.

Een eigen (‘christelijke gereformeerde’) kerk (1870).

De gereformeerde kerk van Dussen, die in 1870 in gebruik genomen werd.
De gereformeerde kerk van Dussen, die in 1870 in gebruik genomen werd.

Twee jaar later, in 1866, kocht de kerkelijke gemeente van Dussen het huis, het erf en de tuin met boomgaard aan de Muilkerk, voorheen eigendom van ‘wijlen Govert van  Dijk’ voor een bedrag van fl. 977,30. De koop betekende echter niet dat daarmee meteen ook ‘een lokaal voor openbare godsdienstoefening’ aanwezig was. Sterker, in de in Dussen bekende ‘Aanteekeningen’, waarin een overzicht gegeven wordt van de kerkelijke gebeurtenissen aldaar tussen 1863 en 1875, wordt verhaald dat in Dussen nog géén kerkdiensten gehouden werden en dat door de kerkenraad evenmin huisbezoek gedaan werd: ‘Sommige leden gaan in Meeuwen, anderen in  Almkerk ter kerk’.

Deze feiten werden geconstateerd door de kerkvisitatoren. De kerkenraad van Dussen zal ongetwijfeld gemaand zijn actie te ondernemen. Dat gebeurde dan ook: midden 1869 beloofden de broeders op de classis dat in het vervolg geregeld op zondag samengekomen zou worden. Dat gebeurde vermoedelijk weer in de aangekochte schuur aan de Muilkerk, die vroeger aan Govert  van Dijk toebehoorde.

En op 7 april 1870 werd de eerste steen voor een nieuw kerkgebouw aan de Muilkerk 16 gelegd door Izak van Tilborg. Ds. J. Bavinck van Almkerk-Nieuwendijk was ook weer present en sprak ter gelegenheid van de eerstesteenlegging ‘een hartelijk woord naar aanleiding van Psalm 27 vers 4: ‘Een ding heb ik van den Heere begeerd, dát zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel’. De volgende spreker, ds. J. Kuiper van Meeuwen was ‘niet zoo stichtelijk en opwekkend als ds. Bavinck’; wat daarmee bedoeld werd is niet duidelijk, maar ds. Kuiper was kennelijk minder te spreken dan ds. Bavinck (Kuiper ging in 1873 trouwens terug naar de hervormde kerk).

In september 1870 was het kerkgebouw klaar. Op de 25ste van die maand preekte ds. Bavinck namelijk voor het eerst in de nieuwe kerk, en wel naar aanleiding van Jesaja 56 vers 7 het laatste deel:  ‘(…) want Mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volken’.

Het jaar daarvóór, in 1869, was de naam van de ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ van Dussen veranderd in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. Dat kwam door de dat jaar plaats hebbende   landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Afgescheiden Kerk’ en de  ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’. Over die gebeurtenis hebben we elders op deze website regelmatig uitleg gegeven.

Een eigen predikant (1876).

Nadat de nieuwe kerk in gebruik genomen werd kregen de plannen om een eigen predikant te beroepen vastere vorm. Kerkmeester Kasper Haspels kocht in opdracht van de kerkenraad op 7 juni 1873 namelijk een huis, tuin, erf en boomgaard in Dussen, ‘in het Noordenveld’. Daarvoor moest fl. 1.052 betaald worden. Het werd bestemd als pastorie voor de predikant, op wie echter nog drie jaar gewacht zou moeten worden.

Ds. Lidneboom, de eerste predikant van de kerk te Dussen.
Ds. J.N. Lindeboom (1851-1928), de eerste predikant van de kerk te Dussen.

Want ds. J.N. Lindeboom (1851-1928), broer van de bekende ds. Lucas Lindeboom (1845-1933), werd de eerste predikant van de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Dussen. Het was ook zíjn eerste gemeente. Hij werd op vijfentwintigjarige leeftijd op 23 april 1876 in het ambt bevestigd en stond er tot 7 november 1880.

En verder…

Na de Tweede Wereldoorlog en ‘de Ramp’ van 1953, waar ook Dussen mee te maken kreeg, werd het in het begin van de jaren vijftig tijd de pastorie op te knappen. Daarbij bleef niet onopgemerkt dat ook de kerk een flinke beurt nodig had. Het duurde dan ook niet lang of allerlei acties werden opgestart om betaling van de restauratie mogelijk te maken. Een Oud Papier Aktie werd opgezet, bloemen werden verkocht, bazars en zegeltjes- en oliebollenacties werden gehouden, natuurlijk werden collectes voor het bouwfonds ingesteld en ook vroegere leden van de kerkelijke gemeente en allerlei instanties werden  gevraagd aan het doel bij te dragen. De predikant, ds. G.A. Westerveld (*1930), die van 1959 tot 1963 in Dussen stond, preekte regelmatig in classiskerken met het verzoek een ‘derde collecte’ voor de restauratie van Dussens kerk te houden.

Een nieuwe kerk (1968).

Maar al gauw vroeg men zich af of de oude kerk aan de Muilkerk gerestaureerd moest worden of dat misschien toch een níeuwe kerk gebouwd moest worden. Veel overleg en berekeningen waren het gevolg, met als eindconclusie dat het beste een nieuwe kerk te gebouwd kon worden. Architect Ingwersen uit Utrecht maakte vervolgens een plan, en mede door de financiële steun  van de landelijke gereformeerde ‘Stichting Steun Kerkbouw’ (SSK), van de classis Almkerk en van de landelijke ‘Generale Deputaten voor de Evangelisatie’, werd het mogelijk het plan uit te voeren.

Ds. Goldschmeding, predikant in Dussen van tot
Ds. Joh. Goldschmeding, predikant in Dussen van 1963 tot 1968.

Ds. Westerveld vertrok echter per 17 maart 1963 naar Alphen aan den Rijn, en pas zijn opvolger, ds. Joh. Goldschmeding  (*1933), die van 1963 tot 1968 in Dussen stond, zag  de eerste paal voor het nieuwe kerkgebouw aan de Van der Dussenlaan de grond in gaan. Door zijn vertrek naar Rhenen, in 1968, heeft hij de voltooiing van de kerk niet als plaatselijke predikant meegemaakt. Die  eer viel te beurt aan ds. D.O. Veenendaal (*1937) van Genderen, niet de ‘eigen’ predikant, maar consulent van de gemeente van Dussen. In november 1968 kon de nieuwe kerk, ‘De Hoeksteen’, in gebruik genomen worden. De oude kerk werd afgebroken.

De gereformeerde kerk aan de Van der Dussenlaan, die in 1968 in gebruik genomen werd.
De gereformeerde kerk aan de Van der Dussenlaan, die in 1968 in gebruik genomen werd.

Uitbreiding (1995).

Het duurde  niet lang of vooral de lokalen bij de kerk bleken  te klein. Over de nodige vergroting van het jeugdlokaal werd  al op een gemeentevergadering in 1973 gesproken. Omdat de gemeenteleden het jeugdwerk toen nog niet stabiel genoeg vonden om daaraan zoveel kosten te besteden, ging dat vooralsnog niet door. De ‘stabiliteit’ van het jeugdwerk bewees zich kennelijk steeds meer, want toen aan het eind van de jaren ’80 het onderwerp opnieuw ter sprake gebracht werd, zag men de noodzaak er van in. Ook bij deze onderneming zegde de ‘Stichting Steun Kerkbouw’ een gift van fl. 40.000 en een renteloze lening van fl. 50.000 toe. Ook de classis Almkerk droeg bij. De gemeenteleden spaarden zélf maar liefst fl. 90.000 bij elkaar. De eerste palen gingen op 23 december 1994 de grond in. En op zaterdag 14 oktober 1995 kon het vernieuwde complex in gebruik genomen worden. De nieuwe ontmoetingsruimte werd ‘De Trefhoek’ gedoopt.

Ledentallen.

De ledentallen van de kerk te Dussen (-Hank).
De ledentallen van de kerk te Dussen tussen 1895 en 2015.

Bronnen onder meer:

T. den Bok en W.J. van Andel-Bartels, Jubileumuitgave bij honderdvijftig Gereformeerde Kerk te Dussen 1835-1885 (…). Dussen, 1985

T. den Bok. Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk Dussen-Hank. Dussen-Hank, 2011

C. de Gast, Kroniek van de Gereformeerde Kerk te Meeuwen, c.a. Meeuwen, 1990

J. Rullmann, Een Schat in Aarden Vaten, deel V, Ernst en Vrede. Het leven van George Frans Gezelle Meerburg. Baarn, 1919

C. Smits, De Afscheiding van 1834, Achtste deel. Dordrecht, 1988

© 2016. GereformeerdeKerken.info