Verhaal van den toestand der kerk in Vriesland gedurende het jaar 1837

Inleiding.

Ds. S. van Velzen (1809-1896) was van 1836 tot 1839, toen hij naar Amsterdam vertrok, predikant voor de Afgescheiden Gemeenten in Friesland en woonachtig te Leeuwarden.

De handtekening van ds. Van Velzen
De handtekening van ds. Van Velzen

Hij beschreef in het eerste notulenboek van de provinciale vergaderingen der Friese Afgescheiden Gemeenten enkele keren ‘de toestand van de gemeenten in Vriesland’. Eerder vermeldden we het overzicht van de toestand der kerk in Friesland gedurende het jaar1836.

De classicale indeling van 1837.

Ditmaal publiceren we het verhaal dat hij een jaar later schreef, handelend over het jaar 1837.  Kort voordat hij dat overzicht schreef was, op 29 november 1837, de provinciale vergadering te Leeuwarden bijeen geweest; ds. Van Velzen leidde die bijeenkomst, zoals gewoonlijk.

Ds. S. van Velzen (1809-1896).
Ds. S. van Velzen (1809-1896).

Daar werd een belangrijk besluit genomen: Artikel 10 meldt: ‘Het is nuttig geoordeeld tot goede orde en stichting der gemeente (…) alle de gemeenten in deze provincie in classes op te deelen, zoodat eenige naastbij gelegen gemeenten vereenigd worden, deszelver opzieners van tijd tot tijd zouden te samen komen, en op malkanderen en gezamenlijk op alle de gemeenten waarover zij gesteld zijn, zouden acht geven.’

De volgende classicale ressorten zijn toen vastgesteld:

De classis Leeuwarden zou bestaan uit de gemeenten van Leeuwarden, Oenkerk en Suawoude; de classis Drogeham werd gevormd door de gemeenten van Oudega, Boornbergum, Drogeham en Burum; de classis Wanswerd zou bestaan uit Hallum, Marrum, Wanswerd, Ferwerd en Blija; de classis Sexbierum werd samengesteld uit de gemeenten van Minnertsga, Harlingen en Sexbierum; de classis Sneek bestond uit de gemeenten van Bolsward, Ferwoude, Sneek, Tirns en Deersum. En toen bleef er nog één gemeente over, die te ver van de overige gemeenten af lag om daarbij gevoegd te kunnen worden: Wolvega. ‘En dewijl ook de gemeente onder dezen naam zeer uitgestrekt is, zijnde zelfs over onderscheidene grietenijen [tot 1851 voorlopers van de burgerlijke gemeenten] verdeeld, (…) daarom blijft zij ook afgezonderd van de overige gemeenten, in afwachting dat zij zelve weldra onder bijzondere kerkeraden zal kunnen geplaatst worden, die vervolgens weder als classis zal kunnen vereenigd worden’.

Eind 1837 waren er dus eenentwintig Afgescheiden Gemeenten in de provincie Friesland, tien meer dan in het jaar daarvoor (overigens gingen sommige van die gemeenten na korte tijd teniet). Dat aantal zou echter weldra explosief vermeerderen, zodat bovenstaande classis-indeling al snel weer veranderd werd.

Hieronder laten we het jaaroverzicht van ds. Van Velzen volgen:

“Verhaal van den toestand der Christelijke Gereformeerde Kerk in de provincie Vriesland gedurende het jaar 1837.

De toestand der Kerk in Vriesland heeft in dit jaar menige verandering ondergaan. Hier en daar werden sommige gevallen van bekeering vernomen, doch hoewel het te hoopen is dat de Heere in velen die zich tot de gemeente gevoegd hebben, vooral van de jongeren, de wedergeboorte werkt, nogtans werd dit niet in buitengewoone mate openbaar. Belangrijke uitbreidingen der gemeente kunnen ook niet opgegeven worden, wel hebben zich bij de meeste gemeenten in deze provincie nog enkele personen bijgevoegd, doch het getal der gemeenten bleef tot twintig bepaald.

Zo zag het oude gereformeerde kerkje in Oudega eruit. In 1909 werd het afgebroken en naar Drachten vervoerd, waar het weer werd opgebouwd.
Zo zag het in 1841 in gebruik genomen gereformeerde kerkje in Oudega eruit. In 1909 werd het afgebroken en naar Drachten vervoerd, waar het weer werd opgebouwd.

Vervolging.

De vervolging en verdrukking door de vijanden bleef ook in dit jaar voortduren. En hoewel daar geene soldaten in deze provincie toe gebruikt zijn, is evenwel de Overheid van dit land menigmaal in de bijeenkomsten der gemeente gekomen teinende die bijeenkomsten wanneer er meer dan twintig personen waren, te verhinderen, terwijl ook de leeraar der gemeente [c.q. ds. Van Velzen] in deze provincie zelfs eenmaal onder eene aanhoudende hagelbui van steenen van een groote volksmenigte uit de stad Leeuwarden van het huis der samenkomsten naar buiten gedreven is. Over het algemeen werden echter de bijeenkomsten der gemeenten niet gestoord wanneer de leeraar niet tegenwoordig was, doch ook wanneer de tegenwoordigheid van dezen bekend werd, verscheen gewoonlijk de overheid en werd vervolgens de leeraar benevens degeen in wiens woning de bijeenkomst plaats had voor de regtbank geroepen, en hoewel de regtbank te Heerenveen vrijsprak, die van Leeuwarden veroordeelde echter altoos tot een boete van honderd gulden, door welke veroordeling bij het beroep van de officier van de regtbank te Heerenveen ook de vonnissen dier regtbank vernietigd werden.

De bijeenkomsten.

Niettegenstaande deze verdrukking heeft evenwel de leeraar zeer dikwerf gepredikt, en is dit ook – hetzij bij oogluiking in het geheim of in den laten avond of in de vroege morgen – menigmaal ongehinderd geschied. Er heeft ook de bediening van de Heilige Doop en van het Heilige Avondmaal kunnen geschieden. Schaars nogtans heeft dit in de gemeenten plaats gehad, dewijl behalve de moeijelijkheden door de verdrukking der vijanden, ook slechts één leeraar, ds. S. van Velzen, aan de gemeenten in deze provincie was toegevoegd. En hoewel ook nog andere leeraren in deze provincie gevonden werden die door de prediking van de weg der Zaligheid geheel van de menigvuldige leugenleeraars verschillen, deze allen echter bleven onderworpen aan het Bestuur in de valsche kerk [c.q. de hervormde kerk] en verloochenden alzoo met de daad de Heere Jezus Christus als Koning der kerk, waarom zij zich ook niet bij de geopenbaarde gemeente voegden en deze hunne prediking niet konden hooren.

Wanneer derhalve ds. S. van Velzen niet tegenwoordig was, moesten de gemeenten zich vergenoegen met zich onderling te stichten in de bijeenkomsten. Op sommige plaatsen geschiedde dit door behalve het bidden en zingen, het lezen van predicaties; op andere plaatsen gingen enkele leden als oefenaar voor, die eene tekst uit de Heilige Schriften verklaarden en toepasten, en dan alleen gedurende de godsdienstoefening het woord voerden. Van deze laatste wijze bleek echter meer en meer op sommige plaatsen de ongeschiktheid tot wezentlijke stichting der gemeente, waarom dan ook zulk oefenen veel al werd afgeschaft en predicaties gelezen werden.

Het in 1861 in gebruik genomen gereformeerde kerkje te Blija (nu Blije).
Het in 1861 in gebruik genomen gereformeerde kerkje te Blija (tegenwoordig: Blije).

Vrijheid van godsdienst.

De pogingen die aangewend zijn bij de overheid des lands om de onverhinderde godsdienstoefening te verwerven, werden niet of zonder gunstig gevolg beantwoord. Sommigen die zich bij de gemeente gevoegd hadden, zijn daarop teruggekeerd, anderen maakten zich door hun ongeregeld gedrag de kerkelijke straffe waardig, zoodat zelfs een ouderling en drie diakenen van hunne ambten zijn moeten ontzet worden.

Verdeeldheid.

Hier en daar ontstond ook grote verdeeldheid in de gemeente. Te Sneek werd dezelve weder weggenomen na het afzetten van eenen ouderling aldaar, doch te Boornbergum  liep daardoor de gehele gemeente bijna te niet. Evenwel is de gemeente over het geheel aangewassen, zoodat er dit jaar de geheele kerk in deze provincie uit ruim tweeduizend en twintig personen bestaat, de kinderen mede gerekend zijnde.

Belangrijk voor de kerk was het houden van een Nationale Sijnode bestaande uit afgevaardigde ouderlingen benevens alle de leeraars van de geheele geopenbaarde Kerk in ons land. Tot op die Sijnode vertoonde zich veel oneensgezindheid, vooral tusschen de beide leeraars ds. H.P. Scholte en ds. H. de Cock. Niettemin werd daar toch eene kerkeordening vervaardigd, die benevens andere bepalingen aldaar gemaakt, tot wezentlijke stichting voor de gemeente eene goede verwachting, onder afhankelijkheid van des Heeren zegen, opleveren. Ook is de verdeeling der gemeente in classen tot betere en ordelijke regeering in dit jaar in werking gebracht. Evenals in andere provincies werd ook alhier door de gemeenten eene dank-, vast- en bededag geheiligd, terwijl ook enige gemeenten nog elken week een biduur hielden voor de nood der Kerk.

Het in 1866 in gebruik genomen gereformeerde kerkje te Bolsward.
Het in 1866 in gebruik genomen gereformeerde kerkje te Bolsward.

Hulp!

Onder de middelen die gediend hebben om eenen beteren dunk aan velen van de gemeenten en van haare redenen tot scheiding van het Hervormde kerkgenootschap te geven, komt vooral in aanmerking het werkje van Mr. Groen van Prinsterer, de Maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het Staatsregt getoetst, waarin deze, hoewel zelf niet afgescheiden, met kracht van taal de zaak der verdrukte gemeenten verdedigt. Andere evenwel toonden door tegenschrijven hunne vijandschap terwijl ook leeraar, ds. Moorrees, hoewel algemeen als regtzinnig bekend en ook dikwerf in geschriften tegen de dwalingen en ketterijen van onze tijd opgestaan hebbende, nogtans in een geschrift met hevigheid de zaak der Afscheiding van het Hervormd Kerkgenootschap bestreed.

Verdriet.

Onder de leden die in dit jaar door den dood uit dit leven gescheiden zijn, behooren ook een ouderling: P.S. Ferwerda van de gemeente te Marrum en de vrouw van ds. S. van Velzen genaamd Johanna Maria Wilhelmina van Velzen, geboren De Moen, na langer dan een half jaar aan teering te hebben geleden en vooral de laatste dagen zeer zware ligchaamsbenauwdheden en smarten te hebben uitgestaan, terwijl zij daarenboven klaagde over duisternis voor hare ziele, omdat zij geen vermogen gevoelde tot den Heere en zijne genademiddelen te kunnen doordringen, en het haar was alsof de Heere zich voor haar verbergde, ondervond zij in de laatste uuren op aarde nog eene groote  verandering. Hare pijnen werden weggenomen, met kinderlijk vertrouwen gaf zij te kennen in Hem te gelooven die goddeloozen en ook haar om niet regtvaardig maakt, en nadat zij vooraf nog te kennen gaf het halleluja reeds te hooren, ontsliep zij zeer zacht.

In 1878 werd in Boornbergum bij Drachten dit evangelisatiegebouwtje, Bethel, in gebruik genomen.
In 1878 werd in Boornbergum bij Drachten dit evangelisatiegebouwtje, Bethel, in gebruik genomen.

Zoo zij ons oog dan op het einde gevestigd; de strijds voor de gemeente des Heeren is hier moeijelijk en soms bang, maar de overwinning is zeker. Wanneer wij terugzien op de toestand der kerk sinds hare wederoprigting dan moeten wij verlegen staan waarover wij ons meer zullen verwonderen: over de genade en nederbuigende liefde die God betoond heeft in de wederherstelling, of wel in de ontferming die God betoont  in het dragen en bewaren der gemeente niettegenstaande hare menigvuldige gebreken.

De slotsom van alles is deze dat Hij is de Zaligmaker van zondaren. Hem komt toe de eene de aanbidding, de lof en de Heerlijkheid in alle eeuwigheid.

Amen”.