De gereformeerde Evangelisatiearbeid te Finsterwolde – deel 3

Inleiding.

In deel 1 en in deel 2 vertelden we over de arbeid van colporteur Toxopeus en over het evangelisatiewerk van  de door de Particuliere Synode Groningen aangestelde evangelisatiepredikanten.

In dit artikel komt de nieuwbouw van 't Schienvat noodgedwongen ter sprake...
In dit artikel komt ook de nieuwbouw van ’t Schienvat ter sprake …

We schreven over de verschillende werkvelden in hun evangelisatiearbeid te Finsterwolde, zoals het huisbezoek, de lectuurverspreiding, de zondagsschool, de samenkomsten en andere contacten met de bewoners van het dorp, over de catechisatie en over het verenigingsleven, en vooral over het evangelisatiejeugdwerk. Ook vertelden we over de stichting van een pastorie en van ’t Schienvat’, het evangelisatiekerkje die in Finsterwolde ten dienste van de evangelisatiepredikanten werden gebouwd. In dit derde en laatste deel komen de geleidelijke, maar drastische, veranderingen in het werk van ’t Schienvat aan de orde.

Ds. Van Krimpen wijst op veranderingen.

Tijdens de Particuliere Synode Groningen 1955 vroeg de kerkenraad van Oostwold om aan ds. J.M. van Krimpen (1910-1992) toegang tot de vergadering te verlenen. Hij was sinds 1944 evangelisatiepredikant te Rotterdam, maar sinds 1955 afgestaan voor het werk van de ‘Stichting Evangelisch Herstel en –Opbouw’. Met hem waren besprekingen gevoerd over een nieuwe opzet van het evangelisatiewerk, waardoor het ontvangen van overheidssubsidie mogelijk werd. Ds. Van Krimpen werd in de vergadering toegelaten en tekende de snelle landelijke ontwikkelingen op het terrein van het maatschappelijk werk en van de jeugdzorg.

Daarmee zei hij overigens geen woord te veel. De particuliere synode had namelijk juist datzelfde jaar, in navolging van de generale synode, het grote belang van de ‘Gewestelijke Stichting voor Gereformeerde Sociale Zorg’, gevestigd te Groningen, erkend en onderstreept. Ook besloot de particuliere synode deputaten te benoemen om het contact te onderhouden met deze stichting, die tien jaar later de ‘Ds. Th. Dellemanstichting genoemd werd.

Ds. Van Krimpen herinnerde er aan, dat de Generale Synode van Rotterdam 1953 zich positief had uitgesproken over het oprichten van (zelfstandige!) stichtingen die overheidssubsidie zouden kunnen ontvangen voor het werk dat weliswaar niet direct evangelisatiewerk was, maar een meer sociaal-pedagogische inslag had. Het evangelisatie-jeugdwerk was door de synode ondergebracht bij de landelijke ‘Stichting Evangelisch Herstel en Opbouw’, waaraan ds. Van Krimpen verbonden was. De doelstelling was niet veranderd, ‘namelijk een verwilderde massajeugd tot de Christus brengen’, maar de aanpak was veel breder geworden.

In Finsterwolde was 80 tot 85% van het evangelisatiewerk jeugdwerk. Dat werk diende te worden uitgebreid. Overheid én kerk hadden op dit terrein beide een taak, zei ds. Van Krimpen. De overheid subsidieerde en de uitvoering van het werk werd aan de kerk overgelaten. Daarom verdiende het aanbeveling om ook voor Finsterwolde een Stichting in het leven te roepen. Dan zou vermoedelijk zelfs nog éxtra steun verkregen kunnen worden omdat de overheid het oostelijk gedeelte van de provincie Groningen als ‘ontwikkelingsgebied’ had aangemerkt.

Ds. J.M. van Krimpen (1910-1992).
Ds. J.M. van Krimpen (1910-1992).

Natuurlijk stelden de leden van de particuliere synode allerlei vragen: ‘naar de noodzaak van gediplomeerde jeugdleiders; over de verhouding tussen het werk van de nieuwe Stichting en de ambtelijke arbeid van de kerk, en over de verhouding tussen de beide stichtingen ‘Evangelisch Herstel en –Opbouw’ en de ‘Gewestelijke Stichting voor Gereformeerde Sociale Zorg’ (de latere de ‘Ds. Th. Dellemanstichting’).

Hoewel de ontwikkelingen nog gaande waren, was volgens ds. Van Krimpen wel duidelijk dat subsidie via de landelijke instellingen werd verstrekt en dat dus de toekomstige Stichting in Finsterwolde zich zou moeten aansluiten bij ‘Evangelisch Herstel en –Opbouw’, die inmiddels haar plaats had gekregen binnen de landelijke ‘Stichting voor Gereformeerde Sociale Zorg’.

Logo van de Stichting voor Gereformeerde Sociale ZXorg, later 'ds. Th. Dellemanstichting'.
Logo van de Stichting voor Gereformeerde Sociale Zorg, (later ‘Ds. Th. Dellemanstichting’).

De jaren 1955 tot 1975.

Ondertussen kwam het clubwerk ook in het seizoen 1955-1956 weer goed op gang. Maar pogingen om alle 16-plussers weer op de clubs terug te krijgen waren niet gelukt. ‘De veranderingen in het dorpsleven, zoals de arbeidersavondschool van het NVV [de voorganger van de FNV], de bioscoop en dergelijke moeten hier in rekening gebracht worden’, zo meende men. ‘Vooral het afgelopen jaar is het overduidelijk geworden dat we moeten omzien naar wegen en methoden die de jeugd bindt, ook als zij ouder worden’.

Hoe dan ook, er waren vier jongens- en vijf meisjesclubs, waaronder ook twee grote clubs van jongens en meisjes beneden de tien jaar, in totaal zo’n honderdvijftig bezoekers. Dit aantal zou trouwens in de jaren daarna aangroeien tot tweehonderd, zodat men kon zeggen dat het bezoeken van de clubs trouw gebeurde. Ook werd steeds op zaterdagavond een ‘instuif’ gehouden.

Er komt een stichting.

Het gesprek met ds. Van Krimpen (tijdens de vergadering van de Particuliere Synode 1955) had in zoverre gevolgen, dat het werk in Finsterwolde, ‘voor zover dit jeugdzorgwerk kan worden genoemd’, naar de overtuiging van de kerkenraad van Oostwold, inderdaad moest worden ondergebracht in een stichting, om zo in aanmerking te komen voor subsidie van de overheid. De kerkenraad had al een voorlopige uitwerking van de plannen gemaakt en besprak die met de classis en met de provinciale gereformeerde Deputaten voor de Evangelisatie.

In het begin van de jaren ’50 ‘kwam het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) met een jeugdzorgplan en bijbehorende subsidiëring. Voorwaarde was dat het werk voor de jeugd moest voldoen aan bepaalde eisen. ‘Met man en macht werd toen gewerkt om onze ‘lokmiddelen’ aan die eisen aan te passen. Wat vroeger een lokmiddel was geweest werd nu doel’.

Op 5 november 1956 werd ten overstaan van notaris Hekma te Bedum opgericht de ‘Stichting Clubhuizen ’t Schienvat te Finsterwolde e.o.’. ‘Vóór deze datum was de stichting al met het werk begonnen; het clubwerk was daarop in september 1955 al ingericht’. De doelstelling werd omschreven als ‘herkerstening van groepen en enkelingen in Finsterwolde en omgeving’.

De grondslag was ‘het onfeilbaar Woord van God, de Bijbel, geïnterpreteerd door de belijdenisgeschriften van de Gereformeerde Kerken in Nederland’. Het clubhuiswerk dat zich vanuit deze doelstelling ontwikkelde werd opgevat als een middel om kinderen, en via hen ook ouders, in aanraking te brengen met het evangelie. De nadruk lag op de Woordverkondiging. Daaruit bleek dat de initiatiefnemers de ‘nieuwe’ Stichting nog steeds duidelijk als evangelisatiepost zagen. Het bestuur van de stichting werd gevormd door leden van de kerkenraad en van de evangelisatiecommissie van de Gereformeerde Kerk te Oostwold. Ook was er de nauwe bestuurlijke betrokkenheid van de Deputaten voor de Evangelisatie van de Particuliere Synode Groningen, die als  curatorium fungeerden).

Finsterwolde jaren '50. Kruispunt Hoofdweg-Klinkerweg-Goldhoorn-Westbaan.
Finsterwolde jaren ’50. Kruispunt Hoofdweg-Klinkerweg-Goldhoorn-Westbaan.

Veranderingen.

Ondertussen voltrokken zich in het denken over evangelisatie langzamerhand veranderingen. Daardoor werden ook geleidelijk de doelstellingen en de middelen van het werk in Finsterwolde aangepast. Als direct in de jaren na 1954, bij de komst van ds. Assies, werd behoefte gevoeld om het jeugdwerk, dat toch al zo intensief mogelijk als weekclubwerk was opgezet naar de inzichten van die tijd, en de uitvoering daarvan als ‘jeugdzorgwerk’ voort te zetten. Daarbij werd langzamerhand meer ingespeeld op de sociale en maatschappelijke problemen van de jeugd.

In het seizoen 1960-1961 werd opgemerkt: ‘We hebben ons steeds voor ogen gesteld in het werk éérst te komen tot zo goed mogelijk opgezet groepswerk. De kerkenraad [van Oostwold] heeft zich nu beraden over de vraag, in overleg met het bestuur van de Stichting, hoe daarvan zo goed mogelijk gebruik gemaakt kan worden door verdere verdieping en uitbouw, nu heel het team zich steeds meer bewust wordt van dit werk’.

‘Er zijn nu mogelijkheden voor nadere bezinning over andere vormen van een evangelische benadering vanuit het clubwerk. Spoedig hopen we hier in de een of andere vorm mee te gaan beginnen. Vooral met hen die reeds jarenlang het clubhuis bezoeken wordt zo goed contact verkregen, waardoor nu meer mogelijkheden zijn om vragen van geloof en leven mee door te spreken, (…) maar het plaatst ons wel voor vernieuwde bezinning’. Met andere woorden: het dóorspreken van vragen over geloof en leven, dat het werk nóg dichter bij het hárt van de jeugd moest brengen, ‘ook al bleef de jeugd prijs stellen op de bijbelvertelling’.

Daarom ontvingen de clubleid(st)ers regelmatig instructie in het verantwoord leiden van de clubs. In het seizoen 1961-1962 werd meegedeeld dat ‘alle clubs ’t Schienvat tweemaal per week bezoeken’, waardoor de benadering intensief kon plaatsvinden. Overigens werden de contacten met de jeugd en vooral ook met de ouders geïntensiveerd door het uitgeven van nieuwsbrieven.

Ook ‘het jaar 1963 kenmerkte zich door verbreding en verdieping van het werk’, zo rapporteerden de deputaten in 1964. ‘Tot dusver ging de aandacht van het clubhuis wel heel in het bijzonder uit naar alleen de kinderen; nú is een arbeidsopzet uitgewerkt, waarbij de aandacht meer gericht zal zijn op het totale gezin (ook in maatschappelijk opzicht). Alle gezinnen hebben een schrijven gekregen over de mogelijkheden die het clubhuis biedt, naast het alleen maar sturen van kinderen naar de clubs. In het algemeen werd gesproken over mogelijkheden die liggen op het gebied van de gezinszorg in de brede zin van het woord’. Hier is dus de eerste duidelijke verandering van het werk geformuleerd!

’t Schienvat vernieuwd en uitgebreid (1956).

Vrijwel vanaf het begin van het werk in ’t Schienvat in 1935 klaagde men over het gebrek aan ruimte. Twintig jaar later, in het seizoen 1956-1957, werd ’t Schienvat echter behoorlijk uitgebreid. Aannemer H.J. Abbas te Finsterwolde kreeg medio 1956 opdracht om het oude gedeelte te restaureren. Het hout van de gevels werd vervangen steen en een nieuw gedeelte werd aangebouwd. Veel vrijwilligers uit de kerkelijke gemeente en uit het dorp verleenden daarbij medewerking. ‘De waarlijk niet geringe accommodatie van het gebouw bleek al langere tijd niet toereikend om de arbeid op een goede manier voort te zetten’, maar door de verbouwing ‘konden geheel nieuwe clubactiviteiten worden aangepakt’. Zo kon het vernieuwde en uitgebreide clubhuis op 5 november 1956 opnieuw in gebruik genomen worden!

Ds. E.Th. Thijs (1933-2005), was van 1962 tot 1966 evangelisatiepredikant in Finsterwolde.
Ds. E.Th. Thijs (1933-2005), was van 1962 tot 1966 evangelisatiepredikant in Finsterwolde.

Toch óók ‘dichter bij het hart van de jeugd’.

Zo werd het kerstfeest in 1957 en ook daarna uitgebreid gevierd waar alle kinderen en vele ouders bij aanwezig waren (er waren regelmatig 250 tot 300 bezoekers!). Ook vond een kerstmaaltijd plaats met de grotere jongens- en meisjesclubs. En met Pinksteren in 1958 werd door een grote schare meisjes een pinkstergave aan de zieken van Finsterwolde gebracht. ‘De kinderen hadden daartoe zelf bloemen, fruit enz. meegebracht’.

Dat jaar werd ‘voor het eerst gekampeerd’, eerst met de jongens en later met de meisjes. ‘Door het kamperen worden de groepsbanden verstevigd, maar bovenal kunnen we op bijzondere wijze het evangelie brengen. Uiteraard gaat al dit werk met veel moeilijkheden gepaard, maar het wordt daardoor ook steeds mooier’, zo merkte men op.

In 1965 rapporteerden de deputaten dat men in het voorgaande jaar steeds bezig was geweest ‘om te zoeken naar een zo wérkelijk mogelijke benadering’. Daarbij had men vooral het oog op de kerstdropping. Deze was gehouden omdat de kerstmaaltijd met het bijpassende kerstprogramma toch ‘niet geheel voldeed’: het kerstgebeuren ‘speelde zich daarin teveel af in de sfeer van een sprookje’. De oudere jeugd beleefde dat ook zo: ‘Ik geloof niet in sprookjes’.

Met alle medewerkers was daarom gesproken ‘over een andere opzet die meer in overeenstemming was met de gevoelens van deze ‘rauwe’ jeugd (het zijn niet bepaald ‘herdertjes’)’. Zo groeide het idee van een kerstdropping, met als thema: ‘Herders op weg naar de stal’. In Borger werden groepjes van vijf personen (plus leiding) midden in het bos op verschillende punten uitgelaten. Via controleposten moesten ze aan de hand van een plattegrond de stal vinden (een route van zes kilometer). Bij de controleposten waren grote tekeningen opgehangen met episoden uit het leven van Jezus. ‘Actuele verkondiging werd mogelijk doordat ze aansloten bij de dag van vandaag, bijvoorbeeld: naast de ‘genezing van een verlamde’ was afgebeeld het St. Lucasziekenhuis te Winschoten. De leiding van de verschillende groepen had de gelegenheid om tijdens het lopen van controlepost tot controlepost te praten over dat wat ze gezien hadden (net als de herders)’. Men wilde dus ‘zoeken naar de wérkelijke beleving van de jeugd’.

Finsterwolde tekening kerkSociaal-Cultureel Werk. Kort overzicht.

Het werk in ’t Schienvat ontwikkelde zich langzaam maar zeker in de richting van wat men ‘sociaal-cultureel werk’ ging noemen. Toen in de jaren ’80 meegedeeld werd dat de subsidie van de burgerlijke gemeente met ingang van 1 januari 1985 zou worden stopgezet, werd door de Sectie Sociaal-Cultureel Werk van de ‘Ds. Th. Dellemanstichting’ een inventariserend onderzoek gehouden naar ‘het functioneren van de Stichting Clubhuizen ’t Schienvat te Finsterwolde’.

Het rapport met de bevindingen verscheen in april 1984. ‘De officiële doelstelling van de Stichting werd als volgt geformuleerd: ‘het leveren van een bijdrage aan het sociaal-cultureel werk. Deze is gericht op de educatieve, sociale, creatieve en recreatieve ontplooiing van jeugdigen, jongeren en zo mogelijk volwassenen, om hun mede in staat te stellen een eigen bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving’.

De inhoud van het werk bestond uit (a) kinderwerk, (b) jongerenwerk en (c) volwassenenwerk. Daarover schreef de commissie in het rapport onder meer het volgende.

(a) ‘Het doel van het kinderclubwerk is om kinderen in staat te stellen op een andere manier met elkaar om te gaan. Het gaat de leiding van het clubhuis er daarbij met name om een sfeer te scheppen waarin kinderen geaccepteerd worden zoals ze zijn en vrijuit kunnen praten over dingen die ze belangrijk vinden. Kinderen worden zelf betrokken bij de activiteiten: het is hún club en hún programma’.

Het kinderclubwerk werd in drie groepen verdeeld: de kleutergroep, de kindergroep van 7 tot 9 jaar en die van 10 tot 12 jaar. De kleuters hielden zich voornamelijk bezig met creatieve en recreatieve activiteiten. Men trachtte een dubbeling met het kleuteronderwijs te vermijden. Daarom wordt contact onderhouden met de kleuterschool. De beide kindergroepen kwamen één keer per week in het clubhuis voor diverse activiteiten.

(b) ’t Schienvat probeerde ‘door haar manier van werken een aantal functies te vervullen, met name voor de jongeren. Enkele van deze functies zijn: recreatie, ontmoeting van jongeren, belangenbehartiging, begeleiding en het geven van advies, hulp en informatie. Een in het oog springende functie die het clubhuis had, was de zgn. ‘huiskamerfunctie’. Het hebben van een eigen ruimte waar men elkaar ontmoet, waar confrontaties plaatsvinden, waar ieder een eigen inbreng heeft, bijv. over hoe goed de plaatselijke voetbalclub speelt’.

't Schienvat.
’t Schienvat.

‘De huiskamerfunctie vervult een kernfunctie en vormt de basis van veel andere activiteiten in het clubhuis: voor wat betreft ontmoeting en recreatie valt daarbij te denken aan baraktiviteiten, disco, film, muziek, sport en spel en lectuur. De informatieve, adviserende en preventieve activiteiten (individueel zowel als groepsgericht) ontstaan naar aanleiding van vragen van jongeren: info omtrent seksualiteit en relaties, over werken, geen werk kunnen vinden, uitkeringen, verslavingsproblematiek, strafrechtelijke procedures, enz. Deze activiteiten krijgen gestalte via film, voorlichtingsmensen uit diverse instellingen en voorlichtingsmateriaal. Jongeren blijken een vrij hoge drempel te ervaren om zelf naar allerlei instellingen te gaan’.

Een opvallend onderdeel van het werk was de individuele hulpverlening. Werken met jongeren houdt in dat je niet alleen geconfronteerd wordt met de leuke dingen van het jong zijn, maar ook met probleemveroorzakende en instandhoudende factoren van het jong zijn. Door de lage drempel van ’t Schienvat, de dagelijkse openingstijden en de relaties die met de bezoekers zijn opgebouwd is er de mogelijkheid snel en effectief te handelen.

(c) In het kader van het volwassenenwerk waren er twee vrouwengroepen, waarvan de organisatie in handen was van een daartoe gevormde werkgroep. Deze werkgroep organiseerde behalve de wekelijkse vergaderingen ook een aantal creatieve, recreatieve en educatieve activiteiten. Bovendien konden ook volwassenen aanspraak maken op hulpverlening. Daarbij kon worden gedacht aan scheidingsproblemen, moeilijkheden rond belastingprocedures, huurconflicten en de gevolgen van strafrechtelijke procedures. Verder werden recreatieve activiteiten voor volwassenen georganiseerd, zoals kaartavonden.

Zowel de groepscommandant van de Rijkspolitie in Finsterwolde, de burgemeester, de PvdA-fractie, als de fractie van Gemeentebelangen én die van de CPN (de voormalige Communistische Partij van Nederland, daar toen nog sterk vertegenwoordigd in de gemeenteraad) zouden het verdwijnen van ’t Schienvat een slechte zaak vinden omdat op het gebied van de hulpverlening en ook op het gebied van het voorkómen van kleine criminaliteit de werkzaamheden niet gemist konden worden.

Desondanks werd per 1 januari 1985 de gemeentesubsidie ingetrokken. ’t Schienvat was voor de financiering nu geheel afhankelijk van de Kerken. Nog datzelfde jaar werd behalve het al genoemde onderzoek een AROB-procedure tegen de gemeente ingesteld. Deze had in 1988 tot resultaat dat ’t Schienvat in het gelijk gesteld werd. Daarna ontstond bestuurlijk overleg met de gemeente, wat leidde tot aanvaardbare afspraken omtrent subsidiëring van ’t Schienvat!

’t Schienvat door brand verwoest.

Op 2 januari 1997 ging ’t Schienvat in Finsterwolde in vlammen op! Kortsluiting was de oorzaak van deze ramp voor het sociaal-cultureel werk dat daar gedaan werd. Meteen werd vergaderd over een eventuele herbouw van het clubhuis. Daar was geld voor nodig. En juist in die tijd moest het Generale Deputaatschap voor Onderlinge Bijstand (van de generale synode) bezuinigen, waardoor trouwens ook de landelijke steun voor de evangelisatiepredikantsplaats in Oostwold kwam te vervallen. De Generale Deputaten vonden het werk trouwens ook niet ‘vernieuwend’ genoeg. Vandaar dat de particuliere synode, wilde zij het werk in Finsterwolde handhaven, actie zou moeten ondernemen. Het werk zou ‘op een aansprekende en uitdagende manier’ vernieuwd moeten worden, wilde in de toekomst nog sprake zijn van financiële ondersteuning.

't Schienvat gaat in vlammen op...
’t Schienvat gaat in vlammen op…

Zou men dan maar moeten kiezen tussen de verschillende in de provincie bestaande projecten voor gereformeerd ‘sociaal-cultureel werk’? Er waren immers ook elders in Stad en Ommelanden belangrijke evangelisatieprojecten die steun nodig hadden en kregen. De particuliere synode wilde niet kiezen. Maar evenmin was het voor haar ondenkbaar niet tot herbouw van ’t Schienvat over te gaan. Maar wat dán?

Op 4 december 1997 werd in Winschoten een belangrijke conferentie gehouden over eventuele herbouw van ’t Schienvat. Financieel deskundige Dusseljee van de particuliere synode gaf aan dat, als de synode voor een aantal jaren fl. 100.000 wilde geven, herbouw financieel realiseerbaar was. Bovendien zou dan moeten worden geprobeerd het ressort van de particuliere synode Groningen vrij te stellen van het leveren van de verplichte financiële bijdrage aan het centrale landelijke evangelisatiewerk. Voor een eventuele herbouw kon natuurlijk ook gebruik gemaakt worden van de uitkering van de brandverzekering. Bovendien kon de pastorie naast het vroegere clubhuis verkocht worden (bijvoorbeeld aan de huurder die er inmiddels woonde).

De synode overwoog onder meer dat de voortgang van het missionair-diaconaal werk in ’t Schienvat ernstig belemmerd werd door het ontbreken van een eigen gebouw. En hoewel door de landelijke gereformeerde ‘Deputaten Onderlinge Bijstand’ geen toezeggingen gedaan waren, kon op grond van uitlatingen in Winschoten er op vertrouwd worden dat bij een adequate inspanning van de kant van de Particuliere Synode Groningen via Deputaten Onderlinge Bijstand en de ‘Council of World Mission’ geld zou worden gevoteerd, zodat het werk de eerste vijf jaar in ieder geval voortgang kon vinden.

Wel hadden die Deputaten als voorwaarde gesteld dat het werk van de Stichting Clubhuizen ’t Schienvat geïntegreerd moest worden met andere projecten; men had dan vooral het oog op de arbeid van het ‘Jongerenproject NEON’, werkzaam in dezelfde gemeente als ‘t Schienvat. Dat Jongerenproject NEON omvatte onder meer het ‘Preventieproject Kleine Kriminaliteit’, een Coachingsproject en een Woonproject, dat laatste bedoeld om jongeren te begeleiden bij het zelfstandig wonen.

Herbouwd en geopend!

Ds. Menkveld heit de eerste paal...
Ds. Menkveld heit de eerste paal…

Uiteindelijk besloot de synode op 17 december 1997 dat ’t Schienvat zou worden herbouwd! Om een heel lang verhaal kort te maken – want de realisering ervan stuitte op problemen: op 8 april 1999 kon met de werkzaamheden begonnen worden: ds. H. Menkveld van Winschoten sloeg de eerste paal de grond in. En verder vorderde de bouw voorspoedig.

Nadat ’t Schienvat in januari 1997 door brand werd verwoest kon gelukkig een nieuw gebouw tot stand komen. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw aan de per 1 januari 1999 gevormde ‘Stichting Samenwerkingsverband Schienvat-NEON’ (beide stichtingen werkten vanuit het nieuwe gebouw) ging de ontwikkeling van het sociaal-cultureel werk versneld voort. Het werk bestond uit kinderwerk, tienerwerk, en jeugd- en jongerenwerk. Het kinder- en tienerwerk vond door de week veel plaats in groepsverband; het jeugd- en jongerenwerk vaak in het weekend. Onder leiding van een beroepskracht en veel vrijwilligers werden allerlei activiteiten uitgevoerd.

Het nieuwe 'Schienvat'.
Het nieuwe ‘Schienvat’ (eigen opname).

Het jeugd- en jongerenwerk breidde dermate uit, dat in 2001 een beleidsplan ‘Veilig jeugd- en jongerenwerk Schienvat’ moest worden ontwikkeld. Het plan bevatte een preventieve alsmede een beheersmatige aanpak voor de enorme toeloop van jongeren uit de omgeving (Scheemda, Midwolda, Oostwold, Beerta en Nieuweschans). Per avond kwamen honderdveertig tot honderdzestig jongeren in het jongerencentrum. Het preventieve aspect van het werk was terug te vinden in de aangeboden activiteiten aan jongeren, de begeleiding en toerusting van vrijwilligers, alsmede in contacten met ouders. De beheersmatige aanpak was vooral gericht op de veiligheid in het gebouw, het aanwezig zijn van voldoende personeel, de invoering van een pasjessysteem, enzovoort.

De toename van het aantal jongeren had onder meer te maken met een toenemende behoefte bij jongeren en hun ouders aan veilig jeugd- en jongerenwerk. ’t Schienvat probeerde daaraan te voldoen. De nieuwe accommodatie had trouwens ook een bijzondere aantrekkingskracht.

’t Schienvat begon in samenwerking met de plaatselijke politie, de gemeente en het project ‘Justitie in de Buurt’ met de aanpak van jongeren die veel overlast in de regio veroorzaakten. Veelal hadden zij geen contact met het welzijnswerk. Door de jongerenwerker werd met de groep jongeren contact gezocht en geprobeerd hun een eigen plek te geven, of hen te bewegen om in ’t Schienvat positief actief te zijn.

In 2001 werd gestart met de ontwikkeling van een project rondom de Tien Geboden. Het was de bedoeling om rondom dit thema activiteiten te ontwikkelen voor kinderwerk en het jeugd- en jongerenwerk met sterke nadruk op normen en waarden in de directe leefomgeving van de jongeren in de samenleving.

Finsterwolde Neon

2001 was ook voor het Jongerenproject NEON een druk jaar. Vooral in Oude Pekela deden veel jongeren een beroep op het project. Ook werden door politie en justitie veel jongeren naar NEON verwezen.

De website van ’t Schienvat

Bronnen:

Archief Particuliere Synode van de Gereformeerde Kerken in de provincie Groningen. Groninger Archieven, Groningen.

Div. auteurs, Jubileumboek Kluphuis ’t Schienvat 1935-1985. Finsterwolde, 1985

Ds. Th. Dellemanstichting, Rapport over het functioneren van de Stichting Clubhuizen ’t Schienvat te Finsterwolde. Groningen, 1984

W.J. v.d. Kerk (rapp.), Conclusies en aanbevelingen inzake doorstart Clubhuis ’t Schienvat. Finsterwolde, 1997

G.J. Kok, ‘Een geheel bijzonder arbeidsveld…’. De evangelisatiearbeid der Particuliere Synode Groningen van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1878-2004). Groningen, 2010

N. Schelhaas en K. Smit, 100 jaar Gereformeerde Kerk Oostwold (Old.). Oostwold, 1988

© 2016. GereformeerdeKerken.info