Van evangelisatiepost in Langerak tot Gereformeerde Kerk te Nieuwlande (dr.)

Inleiding: de Gereformeerde Kerk te Nieuweroord, moederkerk van Nieuwlande.

De voorgeschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Nieuweroord (direct ten oosten van Hoogeveen) begint omstreeks 1870. In die tijd preekte ds. W.A. Kok (1805-1891) uit Hoogeveen af en toe in een schuur bij een woning aan de Middenraai in Nieuweroord.

Zuidoost Drenthe. H = Hoogeveen; No = Noordschetschut; Ni = Nieuweroord; L = Langerak; Nl = Nieuwlande; G = Geesbrug; VHV = Verlengde Hoogeveensche Vaart; NA = Nieuw-Amstredam; K = Klazienaveen; Z = Zwartemeer.
Zuidoost Drenthe. H = Hoogeveen; No = Noordscheschut; Ni = Nieuweroord; L = Langerak; Nl = Nieuwlande; G = Geesbrug; VHV = Verlengde Hoogeveensche Vaart; NA = Nieuw-Amsterdam; K = Klazienaveen; Z = Zwartemeer.

Dit deed hij om de in Nieuweroord en omstreken wonende leden van de Gereformeerde Kerk te Hoogeveen in hun eigen omgeving bijeen te laten komen. In 1890 werd er een gereformeerde schoolvereniging opgericht en al een jaar later werd een schoolgebouw geopend. Van toen af werden de kerkdiensten in de school gehouden. Deze eerste diensten werden bijgewoond door ongeveer veertig mensen. Dit groeide langzaam uit tot enkele honderden toehoorders per dienst.

De gereformeerde kerk te Nieuweroord.
De gereformeerde kerk te Nieuweroord.

In 1904 werd de villa Valkenheim gekocht, gelegen aan de huidige Drostenraai te Noordscheschut. Vervolgens werd pal naast / achter de villa begonnen met de bouw van een kerkgebouw. Eind 1904 vond de officiële opening van het kerkgebouw plaats en op 1 januari 1905 werd de Gereformeerde Kerk te Nuieuyweroord vanuit de Gereformeerde Kerk te Hoogeveen geïnstitueerd.

Op zoek naar een stuk grond voor evangelisatie.

De Gereformeerde Kerk te Nieuweroord was in 1905 nog maar net geïnstitueerd of men besloot met de evangelisatiearbeid te beginnen. Men had geconstateerd dat op het aanpalende Zwinderscheveld in die tijd ongeveer honderd gezinnen woonden. ‘Tot nog toe werd onder deze bevolking van geen enkele zijde gearbeid’. Daar moest dus iets gebeuren. Daarom ging ds. G.H. de Jonge (1875-1938) van Dwingeloo, in opdracht van de kerkenraad van Nieuweroord, in 1908 op zoek naar een geschikt stuk grond waar een lokaal gebouwd kon worden om de evangelisatie in het Zwinderscheveld aan te pakken. Tussen de dorpen Nieuwlande en Geesbrug lag het buurtschap Langerak (ds. De Jonge had trouwens van 1902 tot 1904 in het Zuidhollandse Langerak gediend!). Aanvankelijk lukte de zoektocht niet zo goed. Ene Kwant had een terrein voor fl. 150 willen ‘geven’; Albert Schoemakers vroeg voor duizend vierkante meter fl. 100 en verder waren nog voorlopige onderhandelingen aangeknoopt met een zekere Boersma te Zwinderen. ‘Maar eindelijk was er hulp komen dagen. Ds. De Jonge had door middel van Hendrikus Vos van Nieuweroord vernomen dat Hendrik Brink uit het Duitse Esserbrugge wel voor een uiterst geringe koopsom een geschikt terrein aan de Kerk van Nieuweroord zou willen overdoen. Ds. De Jonge hoopte het terrein voor hooguit fl. 20 op de kop te kunnen tikken. De kerkenraad van Nieuweroord kreeg van de provinciale Deputaten voor Evangelisatie  toestemming om naar bevind van zaken te handelen. Die toestemming was nodig, omdat de provinciale deputaten financieel zouden steunen. Ds. De Jonge werd aangeraden ‘een terrein te kopen dat liever 25 meter dan 20 meter breed is’. Kort daarop werd te Langerak aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart voor fl. 15 een stuk grond van 25×50 m. gekocht!

Het evangelisatielokaal te Langerak.

De deputaten spraken toen verder over hoe het gebouw er zou moeten uitzien. In elk geval zouden er honderd mensen in moeten kunnen. Het zou zó gebouwd moeten worden dat het een voorlópig karakter had. Ook moest het gebouwtje verlengd kunnen worden ‘zonder zijn sierlijk uiterlijk te verliezen’. Omdat het lokaaltje gebouwd zou worden aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart zou de gemeenteraad van Oosterhesselen gevraagd worden of tegenover de kerk een vonder (een zeer eenvoudig voetgangersbrugje) aangelegd mocht worden, zodat ook de mensen aan de andere kant van het kanaal bij het evangelisatielokaal konden komen.

Het evangelisdatiegebouwtje in Lanmgerak (foto: gedenkboek van de kerk te Nieuweroord; dank aan de scriba).
Het evangelisatiegebouwtje in Langerak (foto: gedenkboek van de kerk te Nieuweroord; dank aan de scriba).

En toen ging alles snel. Het lokaal werd in een noodtempo gebouwd, kostte fl. 810 en kon al op 18 november 1908 worden geopend! Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever (hij was in die tijd de grote man achter de provinciale evangelisatiearbeid) sprak bij de ingebruikneming een openingswoord, samen met ds. S.O. Los (1874-1943) van Nieuweroord. En bij Coelingh in Hoogeveen werden nog snel drie lampen aangeschaft, voor fl. 3 elk. De benodigde fl. 600 die moest worden geleend waren niet makkelijk te krijgen. Maar uiteindelijk werden toch voldoende aandelen van fl. 25 uitgezet. Deze aandelen kwamen op naam te staan van de Kerk te Nieuweroord.

In het begin preekten en catechiseerden de gereformeerde predikanten van het nabijgelegen Gees (geïnstitueerd in 1854) en Nieuweroord in het lokaal in Langerak; nadat de predikant van Gees, ds. G.H. Dijkstra (1977-1940) in 1909 vertrok, werd door br. L. van Goor in Langerak ’s zondags twee keer een preek gelezen en zondagsschool gehouden. ‘De opkomst neemt eenigermate toe’, zo werd in het jaarverslag over 1908 zuinigjes gemeld. Men hoopte dat de normale prediking spoedig weer kon worden hervat.

De hervormden komen in actie…!

‘In Langerak laat men ons niet rustig arbeiden’, zo waarschuwden de provinciale deputaten in april 1909: ‘Ten bewijze daarvan kon men op 28 februari 1909 eene advertentie in ‘De Nederlander’ lezen, die wij als eene curiositeit hier meedelen: “Hervormden, helpt! Het Bestuur der Bonds Evangelisatie te Zwinderscheveld (Dr.) doet een dringend beroep op de offervaardigheid der hervormde vrienden. Op een terrein, met zich steeds uitbreidende bevolking, overigens hervormd, en waarop ondanks zijne afgelegenheid reeds jaren door haren evangelist werd gearbeid door huisbezoek, enz., is thans van gereformeerde zijde een lokaal gesticht en bestaat daardoor veel kans (zonder nu maar al te duidelijk te willen zijn) al onze invloed te verliezen. Al wat hervormd is (80%) gaat nu naar het locaal der geref., doch roept ons alsnog toe: ‘Geef ons een eigen locaal en wij keeren terug’. Men vergete niet, dat het hier geldt een onontwikkelde achterhoek van Drenthe. Uit liefde tot de hervormde kerk en hare toekomst, wie wil ons helpen? Met fl. 1.000 zijn wij geholpen. Nadere inlichtingen geeft ds. E. Syperda te Tjamsweer of ds. J. Kooiman te Hollandscheveld. (…) Namens het bestuur A. Hellendoorn (evang. godsdienstonderwijzer te Hollandscheveld)”.

Het hervormde kerkje te Geesbrug (gebouwd in 1913).
Het hervormde kerkje te Geesbrug (gebouwd in 1913).

Kort daarop werd in het toen nog nauwelijks bewoonde buurtschap Geesbrug – vlak bij Langerak – inderdaad een hervormd evangelisatielokaal gesticht (dat in 1913 vervangen werd door een stenen kerkje te Gees). De invloed van de hervormde evangelist scheen echter aanvankelijk beperkt. Enkele maanden later bracht een der deputaten verslag uit van zijn bezoek aan Nieuweroord en Langerak: ‘Z.Eerw. heeft met een commissie uit den kerkeraad genoeglijk en heel gezellig gesproken. ’t Is waar, de hervormden beginnen te Langerak ook te werken. [Maar] op hun [bovengenoemd] schrijven ontvingen ze slechts fl. 8. Een arbeider hebben ze benoemd, doch die niet zoo best bevalt. En wat het bést voldeed, dáar ging het volk heen. Ook zeiden de menschen te Langerak zelf: ‘Vroeger zagen de hervormden niet naar ons om, maar nu de gereformeerden zijn begonnen, nu willen zij er ook werken’.

De deputaten concludeerden dus dat er een vaste werker moest komen. ‘Met br. Van Goor gaat het niet: ds. Los had destijds in de week zo’n 65 hoorders en ongeveer 50 catechisanten, die ook goed leerden, en nu had Van Goor ‘s zondags slechts een twintig hoorders. Hij begrijpt ook zélf wel dat hij tot preeklezen minder geschikt was’.

Een ‘vasten arbeider’.

Er moest in Langerak dus een geregelde Woordbediening komen. Ook ds. Los had daar in een schrijven op aangedrongen. Er was zelfs op dat moment geen zondagsschool, terwijl de kinderen er om gevraagd hadden! Kon Korvinus uit Ruinen niet eens gehoord worden? Wie weet was dát wat voor Langerak? Er hadden zich al enkele belangstellenden voor de functie van evangelist in Langerak aangemeld: ene E. Westerop en ook br. Van Goor. Ook was een zekere J. Snoek uit Urk vaak in Langerak aanwezig (over hem straks meer). De particuliere synode nam echter in 1909 een voorstel aan waarin de Kerk te Hoogeveen werd verzocht een predikant te beroepen die de evangelisatiearbeid te Langerak én in Ruinen ter hand zou nemen. Tot die tijd zouden de deputaten door een tijdelijke benoeming moeten voorzien in de geregelde Woordbediening in Langerak.

De kerkenraad van Hoogeveen zag echter geen nut in een conferentie met de kerkenraden van Ruinerwold en Nieuweroord om één predikant voor de beide evangelisatieposten te beroepen. Een predikant die in Hoogeveen woonde kwam er in Ruinen en Langerak nooit ‘tussen’. Een evangelist diende tussen zijn volk te wónen. Hij moest een vertrouwensband kunnen opbouwen met zijn mensen; en daar had Hoogeveen best een punt! Het besluit van de particuliere synode, zo werd algemeen geconcludeerd, was onuitvoerbaar. Maar wat dan? Moest de Inwendige Zending zich alleen op Ruinen terugtrekken en Langerak laten vallen? Dat denkbeeld werd meteen resoluut van de hand gewezen. Voor elke post moest dan maar een eigen predikant aangetrokken worden.

J. Snoek en echtgenote Jannetje de Vries.
J. Snoek en echtgenote Jannetje de Vries.

Nieuweroord beloofde toen het werk in Langerak ter hand te zullen nemen. De synode beloofde die Kerk jaarlijks een subsidie van fl. 600 toe te kennen. De kerkenraad van Nieuweroord wilde echter méér geld zien: in een brief aan de deputaten (gedateerd september 1909) schreef men wél de leiding over het evangelisatiewerk te Langerak op zich te willen nemen, maar onder de voorwaarde dat naast het evangelisatiekerkje  een pastorie gebouwd zou worden en dat de Kerk te Nieuweroord een vergoeding van fl. 1.000 zou ontvangen: voor het traktement van de te beroepen leeraar (fl. 900), voor turf (fl. 50), voor belasting (fl. 25) en voor onvoorziene uitgaven (fl. 25). Maar daarop konden de deputaten niet ingaan.

Snoek geëxamineerd en benoemd.

In juli 1910 was sollicitant J. Snoek uit Urk op de deputatenvergadering, die in Nieuweroord gehouden werd. Snoek kwam al vanaf 1908 elke week op zaterdag, ongeacht weer en wind, over de gevaarlijke Zuiderzee naar Langerak gereisd om er onder verantwoordelijkheid van de Gereformeerde Kerk te Nieuweroord te spreken en huisbezoek te doen. Op maandag ging hij dan weer terug naar zijn gezin en zijn schoenmakerszaak op Urk. Nú zou hij definitief benoemd worden als bijbellezer-colporteur en kreeg daartoe ’als proeftekst de gelijkenis van het verloren schaap’, uit Lucas 15. Daarover moest hij in het kerkje van Langerak, na tien minuten voorbereiding, enige ogenblikken spreken. ‘Dat geschiedde tot genoegen der hoorders’. Deputaat ds. G. van Halsema (1856-1940) ondervroeg hem over de exegese van Mattheüs 15:1-12, terwijl ds. Dijkstra hem bevroeg over de bijbelse geschiedenis en ds. Los hem met betrekking tot de dogmatiek onder handen nam. Verder werden ‘nog enige gemoedelijke vragen’ tot hem gericht. ‘De uitslag was naar wensch. Met algemeene stemmen wordt br. Snoek geschikt verklaard voor den evangelisatiearbeid in Drenthe’. Oefenaar Snoek kon aan de slag! Hem werd een salaris van fl. 700 beloofd; de deputaten konden niet ingaan op zijn verzoek om fl. 800 te geven, tenzij hij zelf zou opdraaien voor de kosten van de woning, de belasting en de brandstof. Hoe dan ook, De Kerk te Nieuweroord benoemde dus met ingang van 13 juli 1910 de veertigjarige J. Snoek (1870-1937) tot evangelist voor het werk in Langerak. Daartoe verliet hij zijn middenstandsbedrijfje op Urk en vestigde zich met vrouw en zes kinderen als ‘bijbellezer-colporteur’ in Langerak; hij woonde aanvankelijk in een gehuurd huis.

Langerak.

Natuurlijk gingen de provinciale deputaten af en toe eens even kijken en luisteren hoe het ging. Eind februari was deputaat ds. G. van Halsema in Langerak geweest en had gezien dat het lokaal er ‘aardig’ uit zag ‘en het [huur-] huis is voor het geld heel goed’. En ook met Snoek ging het best. Ds. H.A. Dijkstra omschreef de evangelisatiepost in Langerak in zijn Jaarverslag over 1910 als volgt: “Hier [in Langerak] komen wij in een gansch andere omgeving dan te Ruinen. [Ruinen] heeft eene geschiedenis van eeuwen, terwijl Langerak nog van jongeren datum is. Het is als uit de heide verrezen, want als men voor eenige jaren aldaar den weg van Hoogeveen naar Koevorden passeerde, zag men daar ter plaatse niets dan een onafzienbaar heideveld en nu is dit bezaaid met woningen, die nu juist níet door grootte en bouwstijl uitmunten, maar toch alle gezinnen huisvesten, waarvan men soms moet zeggen dat de leer van Malthus er nog niet is doorgedrongen [ds. Dijkstra bedoelde te zeggen dat al die huizen bewoond werden door grote gezinnen]. Deze lieden lieten zich tot voor korten tijd niet met godsdienstige en maatschappelijke vraagstukken in, alleen er op bedacht hoe zij een karig stuk brood zouden verdienen. Een enkele hunner kwam soms eens ter kerk, doch daar merkte men overigens ook al geen invloed van. Voor een paar jaar is alhier een lokaal gesticht en thans heeft de kerkenraad van Nieuweroord er br. Snoek tot colporteur-bijbellezer aangesteld. Bij aanvang werkt hij er met goed gevolg. ’s Zondags spreekt hij tweemaal een stichtelijk woord, voorts houdt hij zondagsschool en drie keer per week catechisatie; ook zijn er jongens- en jongedochtersvereenigingen opgericht. Menschen die niet meer wisten wanneer zij ter kerk waren geweest, komen nu geregeld onder het gehoor van br. Snoek”.

Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever.
Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) van Diever.

Van huurhuis naar pastorie.

“(…) Br. Snoek woont te Langerak in een gehuurd huis, waar hij op den duur niet kan blijven. Moeilijk gaat het voor hem op zijn arbeidsveld eene geschikte woning te huren, daarom is men genoodzaakt er eene te bouwen. Hiertoe is minstens fl. 2.000 nodig. Dat kan de Kerk van Nieuweroord niet dragen. Deze heeft de hulp van de Deputaten voor Evangelisatie ingeroepen. Men is nu begonnen voor een woning te collecteren, welke collectes ongeveer fl. 800 hebben opgebracht”. Geen wonder dat ds. Dijkstra aan de Kerken in het land vroeg de rest, fl. 1.200, te willen sturen.

Want het ging écht goed in Langerak: ‘Er kwamen de afgelopen tijd maar liefst zestig mensen in het lokaal en op de Eerste Kerstdag waren het er zelfs meer dan tachtig geweest. Veertig catechisanten volgden in het lokaal de lessen van Snoek en de zondagsschool liep vol; daaronder maar liefst veertig kinderen die zonder kerkelijke bearbeiding waren’ en er waren zelfs nóg vijf gezinnen op komst, ‘waaronder twee dikke boeren’! Verder werd er het evangelisatieblad ‘De Kandelaar’ verspreid en werd ook in de week bijbellezing gehouden. Geen wonder dat de deputaten constateerden: ‘Gaat het zo voort, dan zal er spoedig eene gemeente gesticht kunnen worden’. Natuurlijk werd br. Snoek jaar na jaar herbenoemd. Hij was de juiste man op de juiste plaats!

De pastorie naast het kerkje in Langerak.
De pastorie naast het kerkje in Langerak.

Ondertussen hadden de deputaten gezorgd voor een lening van fl. 1.700 tegen 4 % ten behoeve van Langerak tot betaling van de kosten der pastorie. Dat geld moest echter over niet al te lange tijd worden afgelost. Alles kwam goed: in het Jaarverslag over 1911 kon ds. Dijkstra melden dat ‘te Lan-gerak door den kerkeraad van Nieuweroord met steun van de evangelisatie een woning naast het lokaal is gebouwd die door br. Snoek betrokken is. Deze broeder zet er den arbeid geregeld voort en in alles is vooruitgang op te merken. Nu de woeste gronden gaandeweg ontgonnen worden, vermeerdert het getal inwoners gestadig, zodat deze post voor de toekomst iets belooft’, namelijk de stichting van een zelfstandige Gereformeerde Kerk! Want dat wás en bléef het doel!

De Gereformeerde Kerk te Nieuwlande geïnstitueerd

En dat doel kwam steeds dichter bij: in het Jaarverslag over 1912 meldt ds. Dijkstra: ‘Wij kunnen getuigen dat het er uitnemend gaat. Br. Snoek werkt er met opgewektheid en niet ongezegend. ’s Zondags is het lokaal méér dan bezet. De catechisaties, zondagsschool, enz., worden er goed bezocht. Men spreekt er zelfs over het stichten van eene School met den Bijbel en het instellen van de kerkelijke ambten. Alle deze wenschen zullen wel niet zoo spoedig in vervulling komen, maar dat ze geuit worden bewijst dat er eenige geestdrift aanwezig is en dit mag als een levensteken aangemerkt worden’. Het gebouw was zelfs ‘te klein om de hoorders te bevatten’!

Het ging kennelijk sneller dan zelfs de deputaten voor mogelijk hadden gehouden! Al op 11 december 1913 werd ‘De Gereformeerde Kerk te Nieuwlande’ geïnstitueerd. Het lokaal in Langerak bleef weliswaar nog enige tijd in gebruik, maar in feite verdween de evangelisatiepost te Langerak. Br. Snoek kwam nu in dienst van de nieuwe Kerk, die in het vervolg aan de provinciale deputaten steun voor haar arbeid zou vragen.

Waarom ‘Nieuwlande’ en niet ‘Langerak’?

Het dorpje  Nieuwlande (tussen Hoogeveen en Coevorden) ligt ongeveer twee kilometer ten zuiden van het buurtschap Langerak. Rond 1850 ontstond in Nieuwlande de eerste bewoning door veenarbeiders. In 1890 stonden in die omgeving ongeveer veertig woningen, waarvan de meeste langs een paar ‘pas’ gegraven kanalen (wijken). “Op het afgegraven veen lieten de Hoogeveense eigenaren veel bos aanplanten. Het hout hiervan werd verkocht voor het stutten van gangen in kolenmijnen, die overal in Europa tot ontwikkeling kwamen. De schors ging naar leerlooierijen, onder andere in Hoogeveen. Vanaf 1900 verdwenen de eerder aangelegde bossen echter en maakten arbeiders en kleine boeren de grond gereed voor landbouw. De Hoogeveense eigenaren verkochten deze grond aan vooral jonge gereformeerde Groninger boeren, die hierop voor die tijd kapitale boerderijen stichtten: in dertig jaar tijd werden er bijna vijftig gebouwd. Na de veenarbeiders waren zij de tweede groep immigranten in het ‘nieuwe land’”.

“In 1909 liet Jacob Dijkema in de dakpannen van zijn nieuwe boerderij de naam Nieuwlande aanbrengen. Het duurde echter nog verscheidene jaren, voordat de burgerlijke gemeente Oosterhesselen deze naam officieel ging gebruiken als aanduiding van het nieuwe dorp. Sociologisch bestond tot ver na de Tweede Wereldoorlog een tegenstelling tussen de meestal hervormde veenarbeiders en de gereformeerde boeren” (aldus Wikipedia). Met de ontwikkeling van het dorp Nieuwlande concentreerden zich ook de kerkelijke activiteiten steeds meer in dat dorp in plaats van in Langerak. Vandaar dat voor de naam van de Kerk voor ‘Nieuwlande’ werd gekozen.

Maar het evangelisatiegebouw in Langerak werd voorlopig nog wel gebruikt voor diensten en voor de zondagsschool, hoewel ook in het dorp Nieuwlande zélf een zondagsschool werd opgericht waar in 1914 drieëndertig kinderen kwamen. De ouders van drie van die leerlingen gingen ‘beslist’ naar de hervormde kerk, de anderen kwamen bij Snoek (er waren ondertussen ook plannen om Snoek te examineren zodat hij als predikant op ‘Artikel 8’ van de Kerkorde (‘singuliere gaven’) de Kerk zou kunnen dienen. Die plannen werden overigens pas in 1924 verwezenlijkt).

De kerkbouw in Nieuwlande.

De in 1913 in gebruik genomen kerk Eben Haëzer te Nieuwlande.
De in 1913 in gebruik genomen kerk Eben Haëzer te Nieuwlande.

Vanaf het begin was het de bedoeling geweest dat het evangelisatielokaal in Langerak uiteindelijk vervangen zou worden door een ‘echte’ kerk. Aannemer Bosman uit De Krim kreeg de opdracht een kerk te bouwen voor fl. 5.900. Deze kwam te staan in Nieuwlande aan de Scheidsediek, die later de Johannes Poststraat ging heten. Op 8 juni 1914 kon Snoek de eerste steen leggen en al in augustus dat jaar werd ‘Eben Haëzer’ in gebruik genomen. Ook bij de ingebruikneming van de kerk speelde Snoek natuurlijk een belangrijke rol. Hij hield de ‘inwijdingspreek’ over 1 Koningen 8:29 (‘Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats’). Het ledental bedroeg dat jaar meteen al 250, waarvan 100 belijdend.

Br. Snoek bleef tot eind 1925 als oefenaar aan de Kerk van Nieuwlande verbonden, waarvoor jarenlang financiële steun werd ontvangen van de Deputaten voor Evangelisatie (want hij verrichtte naast zijn kerkelijk-pastorale arbeid immers ook evangelisatiewerk). Na zijn werkzaamheden als ‘oefenaar’ te Nieuwlande en zijn studie voor predikant (op art. 8 – ‘singuliere gaven’) diende hij nog de Gereformeerde Kerken te Vrijhoeve-Capelle (1925) en Puttershoek (1930), waar hij in 1937 op de preekstoel overleed.

Een christelijke school.

Wat moest er gebeuren met de gebouwen en de grond te Langerak? Een zekere Brinks wilde ze wel kopen, maar men had in die tijd ook plannen in het Langerakse evangelisatielokaal een christelijke school in te huisvesten. Er zouden tachtig tot negentig kinderen van het christelijk onderwijs gebruik maken, zo waren de berekeningen. Ook de particuliere synode streefde naar een christelijke school, omdat deze immers ‘een uitnemend middel der evangelisatie’ was. De deputaten wilden de gebouwen liever voor fl. 200 mínder aan een schoolbestuur overdoen dan ze verkopen aan een particulier (Snoek woonde nog korte tijd in de pastorie naast het evangelisatielokaal in Langerak, maar verhuisde al snel naar de pastorie naast de kerk in Nieuwlande). Men besloot vooralsnog af te wachten tot er een gegadigde kwam. De zondagsschool bleef er voorlopig gevestigd (in 1914 gaf de zoon van br. Snoek daar les).

Het evangelisastiegebouwtje (links en de pastorie.
Het evangelisatiegebouwtje (links) en de pastorie.

In 1915 deelde br. Snoek de deputaten mee dat te Nieuwlande een schoolvereniging gevormd was die een christelijke school wilde stichten en die de beide gebouwen te Langerak graag wilde overnemen voor de hypothecaire som van fl. 1.700. De deputaten waren daartoe wel bereid, maar deputaat ds. L. Duin (1859-1921) van Zweeloo verklapte op de deputatenvergadering van juni 1915 dat de schoolvereniging de gebouwen eigenlijk wel heel graag grátis wilde hebben. Ook de broeders Feenstra en Bouma uit Nieuwlande, die de deputatenvergadering bijwoonden, pleitten daarvoor: ‘een christelijke school is zóo nodig, zal de vrucht van de evangelisatiearbeid niet teloor gaan. De bevolking is zóo arm dat de schoolvereeniging tot het oprichten eener christelijke school haast niet zou durven overgaan indien haar de gebouwen der evangelisatie niet voor niets of althans voor een zeer kleine som werden verstrekt’. Stel je voor (zeiden ze er voor de zekerheid nog even achteraan) dat de hervórmden er vlug een school zouden stichten! Dan kon je een eigen school wel vergeten!

De beide broeders vertelden verder dat de vereniging nog geen rechtspersoonlijkheid bezat; de statuten waren opgesteld naar het voorbeeld van de schoolvereniging te Emmer-Compascuüm en zou op gereformeerde grondslag staan. Men rekende op zestig kinderen, van wie dertig gereformeerd en dertig hervormd. ‘Na brede bespreking wordt besloten aan de particuliere synode voor te stellen de deputaten te machtigen de gebouwen te Langerak aan de schoolvereniging over te doen, desnoods fl. 200 of fl. 300 beneden de hypotheeksom’. Uiteindelijk nam de synode van 1916 het besluit de gebouwen in Langerak voor fl. 1.000 aan de schoolvereniging over te doen. Op 1 maart 1916 werd de school in Langerak op feestelijke wijze geopend. ‘De toevloed van de leerlingen was zoo groot, dat men verplicht was deze school met een derde lokaal te vergroten’. Later werd in Nieuwlande een nieuw schoolgebouw neergezet.

De positie van oefenaar J. Snoek.

Hoewel vrijwel iedereen in Nieuwlande en omstreken zeer tevreden was met de arbeid en de persoon van br. Snoek, bleek in september 1916 dat ‘vooral twee broeders te Nieuwlande hem op den duur niet wilden. Zij meenden dat de deputaten met hem verlegen waren en hem daarom in Nieuwlande wilden houden. De deputaten ontkenden dat uiteraard (het was ook niet zo, integendeel), maar toch zou uiteindelijk ook in de Kerk te Nieuwlande wél een ‘echte’ predikant moeten worden benoemd. Zou br. Snoek niet in Zwartemeer kunnen gaan werken? Dat was toen nog een braakliggend evangelisatieterrein. Met Klazienaveen zou daarover eens worden overlegd. Maar Nieuwlande wilde hem niet kwijt en benoemde hem per 1 juli 1917 officieel tot ‘oefenaar’. Zoals gezegd bleef hij er tot 1925.

De tegenwoordige gereformeerd kerk met de pastorie.
De tegenwoordige gereformeerde kerk met de pastorie.

En verder…

Tot de Tweede Wereldoorlog komt Nieuwlande (Langerak) in de archieven van de particuliere synode nog af en toe voorbij. Door de kerk van Nieuwlande werd in Langerak evangelisatielectuur verspreid en er waren in die tijd twee zondagsscholen: behalve die in Langerak opende de Kerk van Nieuwlande eind jaren ’20 ook in het Dalerveld (in De Haar) een zondagsschool. Daar was door de (moeder-) kerk van Nieuweroord al eerder gewerkt. Br. Snoek en anderen hielden er ‘van tijd tot tijd bijbellezingen voor een goed aantal hoorders – soms wel tachtig niet-gereformeerden – terwijl er een bloeiende zondagsschool is’. In 1936 werd de arbeid in De Haar in het provinciaal archief voor het laatst genoemd.

De Kerk te Nieuwlande werd in 2001 omgedoopt tot ‘De Gereformeerde Kerk te Nieuwlande-Geesbrug’. Dat was logisch, want in de tijd dat de plannen voor de evangelisatiearbeid in Langerak ontstonden, werd die arbeid korte tijd ‘de evangelisatiearbeid te Geesbrug’ genoemd.

Bronnen en literatuur:

Archief Particuliere Synode Drenthe.

G.J. Kok, ‘Vaak was het ploegen op rotsen…’.  De evangelisatiearbeid van de Particuliere Synode Drenthe van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1893-1993). Groningen, 2013

Mager-Warrink, Een dozijn voorgangers in één eeuw. Honderd jaar Gereformeerde Kerk Nieuwlande-Geesbrug. Nieuwlande, 2003

© 2016. GereformeerdeKerken.info