De Gereformeerde Kerk te Stedum (Gr.) 180 jaar

Inleiding.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Stedum (bijna halverwege tussen de stad Groningen en de Eemshaven) werd door ds. H. de Cock (1801-1842) op zondag 24 april 1836 geïnstitueerd.

Lang geleden…

Stedum bracht invloedrijke personen voort: jonker Adriaan Clant (1599-1665), die de borg Nittersum bewoonde en bestierde, was in zijn tijd een bekend diplomaat;

Adriaan Clant (1599-1665).
Adriaan Clant (1599-1665).

hij nam als afgevaardigde van Stad en Ommelanden deel aan de vredesonderhandelingen die in 1648 een eind maakten aan de Tachtigjarige Oorlog. In de hervormde kerk in het dorp staat zijn graftombe, vervaardigd door de bekende beeldhouwer Rombout Verhulst (1624-1698).

De graftombe van Clant in de hervormde kerk te Stedum.
De graftombe van Clant in de hervormde kerk te Stedum.

Een andere, maar minder invloedrijke Stedumer was de rechtsgeleerde (en ouderling in de kerk van Stedum) Johan Ruffelaert (ca. 1565-1621), die de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) als afgevaardigde van Groningen bijwoonde. Ook híj was geen Jan-met-de-Pet, maar net als Clant een jonker, zij het dat hij woonachtig was op een boerderij, het Woel genaamd.

Ds. W.D. van Halsema.

Heel veel later, van 1815 tot 1846, stond Willem Diderik van Halsema (1771-1862) als hervormd predikant in Stedum. Hij leefde in een roerige tijd. Vlak voordat hij in Stedum hervormd predikant werd, stond hij te Uitwierde, op een steenworp afstand van Delfzijl. Daar vond vanaf 13 november 1813 het beleg van Delfzijl plaats, tot de stad op 23 mei 1814 onder aanvoering van kolonel Marcus Busch van het Franse juk bevrijd werd. De Franse kolonel Pierre Mofroy leed een smadelijke nederlaag nadat hij (onkundig van het feit dat Napoleon inmiddels verslagen was en al naar Elba was afgevoerd) de vestingstad Delfzijl met hand en tand verdedigd had tegen de belegeraars onder leiding van Busch.

In zijn volgende standplaats, Stedum, maakte ds. Van Halsema tot overmaat van ramp de Afscheiding mee. Daar moest hij niets van hebben. Stedum diende met haar mooie hervormde kerk en rond 550 hervormde gemeenteleden gespaard te blijven voor de woelingen die door de ‘secte der Separatisten’ werden veroorzaakt (ds. Van Halsema heeft zijn anti-Afscheidingshouding gedurende zijn gehele leven streng en consequent volgehouden. Maar in het gezin van zijn broer, Johan Diderik (die zelf in 1819 overleed) ging het heel anders: zijn vrouw en zijn zeven kinderen sloten zich bij de Afscheiding aan).

De hervormde kerk te Stedum.
De hervormde kerk te Stedum.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd (24 april 1836).

Zonder dat ds. Van Halsema noch ook de burgemeester er van op de hoogte waren, werd op zondag 24 april 1836 door ds. H. de Cock op de zeer afgelegen boerderij van Jan Lubberts Bos (destijds gelegen aan de Drieborgsterlaan, maar al lang geleden verdwenen) de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd. Dat kon zonder ook maar de geringste verstoring gebeuren. De hofstede was moeilijk bereikbaar en ongetwijfeld zal niemand er vooraf ruchtbaarheid aan gegeven hebben.

Hoe dan ook, die zondag werden door ds. De Cock twee ouderlingen en twee diakenen in het ambt bevestigd: de 47- jarige boer Jan Lubberts Bos en de vijf jaar jongere kleermaker Jacob Wibbes Haverkamp. Als diakenen werden in het ambt bevestigd de boerenknecht Albert Pieters Slager (32 jaar) en de 30 jaar oude schoenmaker Hindrik Tobias Helenius. De gemeente telde toen ongeveer vijftien personen, in het dagelijks leven geheel omringd door hervormde tegenstrevers. Het zou niet voor het eerst zijn als hun nering onder hun principiële beslissing te lijden zou krijgen. Als Albert Slager als boerenknecht een hervormde boer als baas had, kon hij slechts hopen dat deze hem persoonlijk welgezind was. Anders was de kans groot dat ontslag zou volgen.

(Foto: Handboek ten dienste van de Geref. Kerken in Nederla,d 1905).
(Foto: Handboek ten dienste van de Geref. Kerken in Nederland, 1905).

De ‘Crisis der Jeugd’.

De veertien gemeenteleden kwamen ‘in de huizen’ bij elkaar. Dominees om voor te gaan waren er nauwelijks: Hendrik de Cock was van 1836 tot zijn overlijden in 1842 predikant van Groningen en Drenthe, maar kon slechts uiterst zelden in Stedum aanwezig zijn. Preeklezen was dus het parool. Ouderling Haverkamp was daarvoor de aangewezen persoon. Hoewel… kennelijk waren er klachten tegen hem ingebracht want de classis oordeelde in 1840 dat hij te lang van stof was. Men herinnerde hem aan de gewoonte dat een kerkdienst niet langer dan twee uur diende te duren. Mogelijk dat hij zich door die klacht gekwetst voelde en zich uit de gemeente terugtrok, want in 1846 wordt van hem gezegd dat hij ‘teruggekeerd’ was. Betekende dit dat hij definitief naar de hervormde kerk was ‘afgedwaald’, of dat hij juist op zijn aanvankelijke schreden richting hervormde kerk terugkwam en zich toch maar weer bij de Afgescheiden Gemeente aansloot? En waren de onderlinge verhoudingen in de kleine kerkenraad wel optimaal? Want vier jaar vóór de klacht tegen Haverkamp had hij zélf bij de classis geklaagd over het ‘wangedrag’ van zijn collega-ouderling Jan Lubberts Bos, die daarvoor door de classis vermaand werd. Een ander classicaal vermaan (uit 1840) bestond hierin dat de kerkenraad verzuimde notulen te maken van zijn vergaderingen. Zij waren bovendien ‘slap in hun dienst’, zo oordeelde de classis in 1841.

Een christelijke school?

Hoe dan ook, de eerste  jaren van de kleine Afgescheiden Gemeente van Stedum waren dus niet gemakkelijk. Catechisatie werd aanvankelijk niet gegeven en ook het huisbezoek liet men er bij zitten. Dat de classis dáar aanmerkingen op maakte is te begrijpen, maar een ánder classicaal vermaan in die jaren is in zekere zin moeilijker te vatten: de opzieners (de ouderlingen) werden gewaarschuwd hun kinderen én die van de gemeenteleden vooral niet bloot te stellen aan de ‘verderfelijke leeringen’ die op de openbare school  het zielenheil der jeugd bedreigden. Daar werd de jeugd immers niet voorgegaan en onderwezen in de ‘eeuwige waarheid Gods’, maar slechts opgevoed tot burgerlijke braafheid. De consequentie zou dus moeten zijn dat men de kinderen zou thuishouden en hun zélf onderwijs zou moeten geven, of dat men een schoolmeester zou zoeken die wél recht in de leer was. Maar dat kostte geld. En dat hadden ze niet.

De gereformeerde (later christelijke) school te Stedum.
De gereformeerde (later christelijke) school te Stedum. Dit schoolgebouw dateert van 1920, ter vervanging van de oude school.

Wél bleek uit het classicaal vermaan dat men het christelijk onderwijs van levensbelang achtte. Het is niet verwonderlijk dat men ook in de provincie Groningen op verscheidene plaatsen serieus bezig ging met plannen tot de oprichting van een christelijke school. Het grote probleem daarbij was dat de regering alleen het openbaar onderwijs bekostigde en dat ouders die een christelijke school voor hun kinderen wensten deze zelf moesten betalen.

Een ’oefenaar’.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente groeide de eerste jaren nauwelijks. De financiële middelen waren dus ook zeer beperkt: een kerkgebouw en een eigen predikant zaten er vooralsnog niet in. Toch was het voortdurende preeklezen na verloop van tijd voorbij. Arent Hiddo Wessels (1814-1888), zoon van de schoolmeester te Uithuizen en daar zélf aanvankelijk ook ‘ondermeerster’, wilde dominee worden en liet zich bijscholen, vermoedelijk bij ds. T.F. de Haan (1791-1868) ‘hoofdonderwijzer’ van dominees te Groningen, die daar vanaf 1842 – ds. De Cock was dat jaar overleden – predikanten opleidde. Wessels werd toen van 1843 tot 1848 ‘oefenaar’ in Stedum, ouderling met preekbevoegdheid zouden wij zeggen. Het voordeel was dat nu in het kerkelijk leven meer regelmaat kwam. Wessels zorgde wél dat de notulen geschreven werden (hij was ‘schrijver’ bij burgemeester Nanninga van Uithuizen geweest), en ook in de prediking kwam orde. Bij het Stedumer gemeentelid Jacob Pieters Pilon (later ook ouderling van de gemeente) kreeg Wessels kost en inwoning. Daarvoor moest jaarlijks wel fl. 120 neergeteld worden.

Erkenning door de overheid.

Zonder twijfel  heeft Wessels ook gezorgd dat de gemeente in 1843 bij de regering vrijheid van godsdienst aanvroeg, om verder gevrijwaard te worden van de vervolgingen door de overheid. Het verzoekschrift werd door de vijf ambtsdragers persoonlijk ondertekend. De ouderlingen waren toen Krijn Luitjes Pilon (29 jaar, turfschipper), Berend Klasens Post (een 52-jarige ‘landgebruiker’) en Arent Hiddo Wessels zelf, de ouderling-oefenaar van de gemeente. De diakenen die het verzoek tekenden waren de 37-jarige schoenmaker Zacharias Hindriks Kwint en de boerenknecht Hindrik Freerks Dijkema (42 jaar). Behalve de vijf ambtsdragers tekenden de inmiddels vierendertig gemeenteleden ook. De groei zat er nu wat in…!

Oefenaar A.H. Wessels (1814-1888, later gereformeerd predikant (op art. 8 DKO) te Rijnsburg.
Oefenaar A.H. Wessels (1814-1888) van Stedum, later gereformeerd predikant (op art. 8 DKO) te Rijnsburg.

Toen de hervormde kerkenraad van het verzoekschrift hoorde trachtte deze te voorkomen dat de erkenning zou worden verleend. Op 29 mei 1843 stuurde de kerkenraad een brief aan de Gouverneur van de provincie met het verzoek te bevorderen dat die vrijheid niet verkregen werd. De hervormde gemeente zou door een officiële erkenning mogelijk schade ondervinden. Bovendien waren die Afgescheidenen ‘separatisten’. De kerkenraad had echter het nakijken, want de Afgescheiden Gemeente had aan de voor de erkenning gestelde voorwaarden voldaan: men had verklaard de eigen armen te zullen onderhouden, geen aanspraak te maken op de hervormde kerkelijke goederen en bovendien had men beloofd de naam ‘gereformeerd’ niet te zullen voeren; de overheid vond dat die benaming slechts de hervormde kerk toekwam. Op 10 december 1843 jaar kreeg men de koninklijke erkenning dus thuisgestuurd!

Stedum vroeger, van bovenaf gezien.
Stedum vroeger, van bovenaf gezien.

Het eerste kerkje.

Dat maakte alles een stuk makkelijker. Zoals al eerder opgemerkt kwamen de Afgescheidenen in de begintijd ‘in de huizen’ bijeen. Zo werden tussen 1836 en 1844 achtereenvolgens kerkdiensten gehouden in het huis van kleermaker Jacob Haverkamp, in de schuur van Peter Jacobs Pilon (op de hoek van de Bedumerstraat met de Kampweg) en in de schuur van korenschipper Barteld Hindriks Swieringa aan de Adriaan Clantstraat nummer 1 (we weten dit allemaal dankzij de eerdergenoemde brief van de hervormde kerkenraad aan de Gouverneur van de provincie!).

Het huis aan de Adriaan Clantstraat nummer 3, naast Swieringa dus, werd bewoond door ouderling Berend K. Post. Achter diens woning stond een schuurtje dat hij voor fl. 10 per jaar ter beschikking stelde aan de Afgescheiden Gemeente. Het werd in 1844 als kerkje ingericht (de gemeente telde toen zesenzestig zielen), maar tien jaar later brandde het gebouwtje af! Op dezelfde plaats werd toen een nieuw kerkschuurtje gebouwd dat vervolgens tot 1876 dienst deed.

De huidige kerk.

Maar kennelijk werd het gebouwtje toch te klein. Vandaar dat de groeiende gemeente in 1876 een nieuwe kerk aan de Bedumerweg in gebruik nam.  Deze werd voor bijna fl. 9.000 gebouwd, terwijl de er naast gebouwde pastorie ruim fl. 7.000 kostte. Een hele investering, die kennelijk opgebracht kon worden. De gemeente groeide door, want in 1890 moest een galerij in de kerk aangebracht worden en in 1891 werd een orgel in de kerk geplaatst, dat voor fl. 250 van de Rooms-Katholieke Kerk te Kloosterburen was aangekocht. De voorzanger was dus niet meer nodig. De doorzettende groei van de gemeente toonde zich ook duidelijk genoeg in het feit dat in 1919 vergaderlokalen bij de kerk gebouwd werden en dat zeven jaar later de kerk met vijf meter verlengd moest worden.

Een foto van de gereformeerde kerk met de oude pastorie.
Een foto van de gereformeerde kerk met de oude pastorie.

Een eigen predikant.

Oefenaar Wessels was al in 1848 vertrokken (hij werd predikant van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in Rijnsburg). De eerste ‘echte‘ predikant kreeg Stedum pas acht jaar later, op 22 april 1855, in de persoon van Frederikus Hulst (1827-1873). Stedum was zijn eerste gemeente; hij stond  er drie jaar. Vlak na zijn komst naar Stedum voegden de leden, woonachtig in Westeremden (die tot dan bij de Afgescheiden Gemeente van Garrelsweer behoorden) zich bij de gemeente van Stedum.

Het vertrek van ds. Hulst in 1858 zal vermoedelijk verband gehouden hebben met klachten die vanuit Dalfsen bij de classis ingediend waren:  een ‘vrouwslidmaat’ van de Afgescheiden Gemeente aldaar had tegenover haar kerkenraad verklaard dat ds. Hulst beloofd had met haar te zullen trouwen, maar dat hij zijn belofte niet gestand deed. Hij zou haar zogezegd ‘gedumpt’ hebben, verklaarde ze. Ds. Hulst kon echter uit haar brieven aantonen dat zij eigenlijk helemaal niet van hem hield, maar alleen ‘een mooi leven in de pastorie’ wilde, en dáarom met hem wilde trouwen. Kennelijk konden haar brieven ook de classis overtuigen, want ds. Hulst werd in het gelijk gesteld. De ophef over de zaak zal voor hem reden genoeg geweest zijn in 1858 naar Siddeburen te vertrekken.

Overigens is ds. Hulst in 1868 naar de Verenigde Staten geëmigreerd, waar hij zich aansloot bij de ‘True Dutch Reformed Church’; hij overleed daar in 1873 na een keelziekte van twee dagen.

Tussen 1858 en 1928.

Na het vertrek van ds. Hulst in 1858 hoefde Stedum niet lang op haar nieuwe predikant te wachten. Al in het jaar daarop deed ds. B.J. Bennink (1831-1905) intrede, die daarvóór achtereenvolgens een jaartje in Westerbork en in Haren had gestaan. In Stedum had hij het kennelijk naar zijn zin, want hij bleef daar tot 1875, toen hij naar de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Onstwedder-Mussel vertrok. Tijdens zijn ambtstermijn veranderde in 1869 de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. De enige consequentie voor Stedum wás die naamsverandering, want de landelijke fusie die daarvan de oorzaak was vond plaats tussen de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, en in Stedum bestond geen Kruisgemeente.

Ds. F. Hulst (1827-1873).
Ds. F. Hulst (1827-1873).

Ds. Benninks opvolger, ds. J.O. Smith (1853-1890), bleef veertien jaar lang in Stedum: van 1875 tot 1889. In zijn ambtsperiode vond op veel plaatsen de tweede uittocht uit de Nederlandse Hervormde Kerk plaats, de Doleantie. In de provincie Groningen greep die kerkscheuring slechts in zeer beperkte mate om zich heen en veroorzaakte ook in Stedum geen kringen in de kerkelijke vijver. Na ds. Smith stonden tot 1928 de meeste predikanten drie tot zes jaar in Stedum: ds. J.S. van der Kouwe (1848-1919), die er van 1889 tot 1895 predikant was en tijdens wiens ambtsperiode de naam van de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ veranderde in ‘Gereformeerde Kerk’. Dat kwam door de landelijke vereniging van de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, die in 1886 door de Doleantie waren ontstaan. Na Van der Kouwe kwamen achtereenvolgens  ds. J. Huizenga (1857-1911), die tussen 1897 tot 1911 predikant van Stedum was; ds. J.H. Beumee (1880-1935), die van 1911-1917 in Stedum stond; ds. J.H. Broek Roelofs (1875-1959), Stedums predikant van 1918 tot 1921, en ds. G.D. Scheepsma (1879-1929), die van 1922 tot 1927 in Stedum stond.

De gereformeerde kerk met oude pastorie (foto via G. Kuiper te Appingedam).
De gereformeerde kerk met oude pastorie (foto via G. Kuiper te Appingedam).

Het ledental tussen 1905 en 1946.

Het ledental van de Gereformeerde Kerk van Stedum vertoont vanaf 1905 een geregelde stijging. Ook de Vrijmaking in 1944 had geen invloed op de cijfers:

Jaar            Ledental

1893         580

1905         407

1913         452

1923         515

1933         545

1943         598

(1944       604)

(1946       614)

Ds. L. ten Kate.

Ds. L. ten Kate (1900-1978).
Ds. L. ten Kate (1900-1978).

In 1928 deed ds. L. ten Kate (1900-1978) intrede, nadat hij vier jaar lang in het Friese Lioessens gereformeerd predikant geweest was. Ds. Ten Kate bleef in Stedum tot 1964, zesendertig jaar lang. Het landelijke Jaarboek van de Gereformeerde Kerken (1979) schrijft over hem onder meer: “Zijn werkkring heeft zich veel verder uitgestrekt dan het betrekkelijk kleine Stedum. Hij was echter een man van kerkrecht en kerkregering. Zo was er zeker twintig jaar lang geen particuliere synode van Groningen denkbaar of ds. Ten Kate zat in het moderamen. Vijf maal werd hij afgevaardigd naar de generale synode, waar zijn bijzondere regeergaven eveneens opvielen. Twee maal zat hij in het moderamen als tweede scriba en voorts had hij een werkzaam aandeel in de commissie, die de Nieuwe Kerkorde van onze kerken heeft voorbereid. Intussen deed hij als man van in de vijftig ook nog het doctoraal examen kerkrecht bij prof. D. Nauta (1898-1994) van de Vrije Universiteit”.

De Vrijmaking (1944).

Tijdens ds. Ten Kates ambtsperiode in Stedum vond de Vrijmaking van 1944 plaats, die juist in de provincie Groningen in talloze plaatsen grote gevolgen had voor het kerkelijk leven. Meteen al in 1946 telden de vrijgemaakte kerken in de provincie Groningen ruim 19.600 leden, tegen 66.766 gereformeerden. Maar juist in Stedum kreeg de Vrijmaking geen voet aan de grond. Er zullen vast wel een paar gemeenteleden de overstap naar de vrijgemaakte kerk gewaagd hebben, maar aan het ledental van de kerk van Stedum is dat in ieder geval niet af te lezen.  Ook de eerste jaren na de Vrijmaking zette de groei door, zij het gematigder dan in de voorafgaande periode.

Stedum Vrijmaking 1

Ds. Ten Kate had een uitgesproken mening over de Vrijmaking. In een verklaring die hij en andere ‘oud-leerlingen van de Theologische Hogeschool in Kampen’ publiceerden, ontkende hij dat de door de ‘bezwaarden’ verworpen leerbeslissingen van de generale synode afweken van de lijn die de ’oude Afgescheidenen’ al hadden getrokken, en die ook in het onderwijs ‘aan de School [te Kampen] sinds haar stichting in 1854’ werden onderwezen. Hij en de andere ondertekenaars riepen de ‘broeders en zusters met klem toe: blijft in gehoorzaamheid aan den Koning der Kerk en aan Zijn Woord, getrouw aan de gemeenschap van onze Geref. Kerken (…)’. Ds. Ten Kate heeft die lijn zonder twijfel in zijn prediking doorgetrokken en daardoor mee bewerkstelligd dat althans in Stedum de Vrijmaking geen voet aan de grond kreeg.

Het ledental  tussen 1944 en 2013.

In het begin van de jaren ’50 zette in Stedum de daling van het ledental in, van ruim boven de 600 naar ongeveer 535 in het begin van de jaren ‘60. Daarna stabiliseerde het ledental zich tot halverwege de jaren ’70. Vervolgens zette de daling weer in, zodat de Gereformeerde Kerk van Stedum in 2013 ongeveer 250  leden telde.

Jaar                Ledental

(1944          604)

(1946           614)

1953            603

1963            534

1973            538

1983            464

1993            410

2003            341

2013            250

De kerk en de pastorie zoals die er nu uitzien.
De kerk en de nieuwe pastorie (eigen foto).

Naar samenwerking tussen kleine kerken.

Het dalende ledental werd uiteraard ook tastbaar op het gebied van de pastorale verzorging. Aanvankelijk kon de kerk van Stedum, na het vertrek van ds. Ten Kate in 1964, nog tweemaal een eigen predikant beroepen: ds. J. Rutgers (*1938) stond er van 1966 tot 1970, en van 1971 tot 1975 was ds. H. Wanink (1929-1976) predikant van Stedum. Daarna werd ds. K. Jonker (*1949) beroepen, maar nu in combinatie met de Gereformeerde Kerk in het nabij gelegen dorp Westeremden. Deze diende deze kerken van 1979 tot 1984. In 1985 werd de heer P. Doorn benoemd tot pastoraal assistent en deze werkzaamheden oefende hij tot 1994 uit. Daarna werd in maart 1997 weer een predikant benoemd, opníeuw in samenwerking met de Gereformeerde Kerk van Westeremden. Deze samenwerking duurde tot 2003. Van 2004 tot 2010 werd een parttime predikant benoemd en daarna werd een kerkelijk werker aangesteld, die tot op heden dienst doet.

Clustervorming.

Intussen bleef het ledental dalen. Daarmee is Stedum overigens helemaal geen uitzondering. De verschillende Gereformeerde Kerken en Hervormde- en Protestantse Gemeenten  op het Groningse platteland krimpen al jaren. Het traditionele antwoord op de kerkelijke krimp was vaak fusie van kerken c.q. gemeenten. Kleinere gemeenten gingen dan op in grotere, met als gevolg dat de kerk vaak uit de kleine dorpen verdween.

Het interieur van de kerk te Stedum met het zicht op de rpeekstoel.
Het interieur van de kerk te Stedum met het zicht op de preekstoel (foto: Reliwiki).

Omdat de classis Winsum van de Protestantse Kerk oordeelde dat het onwenselijk is dat de kerk uit de dorpen verdwijnt, is men enige jaren geleden gestart met het stimuleren van clustervorming. Een cluster is een samenwerkingsverband van verschillende gemeenten. De gemeenten kijken op welke terreinen ze samen kunnen werken, met behoud van de kerkelijke zelfstandigheid en hun aanwezigheid in ieder dorp. Zo wordt de plaatselijke gemeente ontlast en kunnen gemeenten elkaar stimuleren. De Gereformeerde Kerk van Stedum is een van de gemeenten die opgenomen is in het ‘cluster Ten Boer’.

Op de website van de Stedumer Gereformeerde Kerk wordt daarover het volgende meegedeeld: ‘In ons cluster Ten Boer is de clustervorming enthousiast opgepakt. Ten Post, Stedum en Thesinge/Garmerwolde waren al aan het samenwerken en later zijn de Gereformeerde Kerk Ten Boer en de hervormde Kloosterkerkgemeente aldaar aangehaakt. We zijn gaan samenwerken op tal van gebieden en daar mogen we best trots op zijn. Prachtige clusterdiensten, een bruisende startweek en een inspirerend vormings- en toerustingsprogramma zijn slechts enkele voorbeelden. Tegelijkertijd constateren we dat we elkaar vooral gevonden hebben in de praktische samenwerking; de inhoudelijke en theologische verdieping is onderbelicht gebleven. Ook weten we niet goed hoe het in de toekomst verder moet. Hoe kunnen we samen optrekken met behoud van de eigenheid van ieder dorp en in een situatie waarbij de éne gemeente intensiever en in een ander tempo wil samenwerken dan de ándere?’

Het interieur van de gereformeerde kerk te Stedum, met het zicht op het orgel.
Het interieur van de gereformeerde kerk te Stedum, met het zicht op het orgel (foto: Reliwiki).

‘Ds. René Kok [*1961] is [sinds oktober 2015] onze clusterpredikant en gaat ons in de komende drie jaar helpen om deze vragen te beantwoorden. Uiteraard komt René niet in de plaats van onze predikanten en kerkelijke werker, zíj blijven het werk doen dat ze nú ook doen’.

180 jaar Gereformeerde Kerk te Stedum …

Ondertussen zijn de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente te Stedum nog niet gefuseerd tot Protestantse Gemeente. De kerk van Stedum, die op 24 april 1836 door ds. H. de Cock geïnstitueerd werd,  bestaat dus nog steeds als zelfstandige Gereformeerde Kerk. In april 2016 kan die kerk dus het 180-jarig zelfstandig bestaan als Gereformeerde Kerk gedenken.

Het kerkzegel van de Gereformeerde Kerk te Stedum (foto: website GK Stedum).
Het kerkzegel van de Gereformeerde Kerk te Stedum (foto: website GK Stedum).

Bronnen:

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland

Diverse websites, waaronder die van de Gereformeerde Kerk te Stedum

Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Groningerland, deel II. Groningen, 1974

© 2016. G.J. Kok, GereformeerdeKerken.info