Het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’

van 11 tot en met 14 januari 1887 te Amsterdam.

Aan de hand van enkele documenten willen we ditmaal iets meer meedelen over het belangrijke ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’, dat van 11 tot 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden werd met als doel de kerken uit de Doleantie (de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk) overal in het land tot één hecht kerkverband samen te smeden.

Het begin van de Doleantie speelde zich vooral op de Veluwe en in Friesland af.

Kootwijk.

Op 2 februari 1886 ging Kootwijk (op de westflank van de Veluwe) in Doleantie. De kerkenraad zowel als de kerkelijke gemeente waren het er over eens dat breken met de Nederlandsche Hervormde Kerk nu plicht was. Wat was er gebeurd? In Kootwijk wilde men, na zeventien jaar vacant te zijn geweest, een orthodoxe predikant. De kerkenraad en de gemeente meenden hem – mede op advies van de Nijkerkse hervormde predikant ds. G. Vlug (1843-1912) en mr. dr. W. van den Bergh (1850-1890), hervormd predikant van Voorthuizen – gevonden te hebben in de persoon van Jan Hendrikus Houtzagers (1857-1940).

Ds. J.H. Houtzagers (1857-1940) op latere leeftijd.
Ds. J.H. Houtzagers (1857-1940) op latere leeftijd.

Maar… hij had gestudeerd aan de Amsterdamse ‘Vrije Universiteit’ van dr. A. Kuyper (1837-1920) en dat kon de goedkeuring van de classis niet wegdragen (en zonder enige twijfel evenmin van de ‘hogere kerkelijke besturen’). De kerkenraad zette het beroep echter door, en Houtzagers nam in januari 1886 het beroep aan. Daarop schorste de hervormde classis de hele Kootwijkse kerkenraad. Het gevolg was dat Kootwijk op 2 februari 1886 brak met de hervormde kerk, en in Doleantie ging. Kandidaat Houtzagers werd ondanks alles op 7 februari dat jaar in het ambt bevestigd en diende die kerk tot zijn emeritaat in 1918.

Voorthuizen.

Mr. dr. W. van den Bergh (1850-1890).
Mr. dr. W. van den Bergh (1850-1890).

Mr. dr. W. van den Bergh, sinds 1884 hervormd predikant te Voorthuizen (ten noorden van Barneveld), adviseerde de kerkenraad van Kootwijk niet voor niets kandidaat Houtzagers te beroepen: in Voorthuizen had de hervormde kerkenraad al vóór die tijd, in september 1885, het voorlopige besluit genomen te breken met de hervormde kerk. Van den Berg stond in nauw contact met dr. A. Kuyper en kon zich met diens ideeën over kerk en belijdenis verenigen. Twee dagen nadat Kootwijk in Doleantie ging, brak ook Voorthuizen met de hervormde kerk: op 4 februari 1886 ging deze hervormde gemeente in Doleantie.

Reitsum, Kollum, Leiderdorp, Gerkesklooster en Anjum.

In Friesland sloeg de Doleantie naar verhouding stevig toe. Daar ontstonden vanaf 1886 in totaal in ongeveer zeventig hervormde gemeenten Dolerende kerken. Al jaren daarvoor bestond in veel Friese hervormde gemeenten onvrede over de vrijzinnige prediking. Zo preekte op 8 juni 1884 in de vacante Friese hervormde gemeente van Lollum een vrijzinnige predikant. Bij het afkomen van de preekstoel weigerde de dienstdoende ouderling hem de hand en veroordeelde daarmee in het openbaar wat de predikant gesproken had.

De eerste ‘echte’ Dolerende gemeente was die van het Noord-Friese Reitsum (ten westen van Dokkum), waar ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) op 9 februari 1886 met zijn kerkenraad in Doleantie ging. Op 7 juli 1886 volgde de hervormde gemeente van Kollum (ten zuidoosten van Dokkum), die onder leiding van ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) met de Nederlandse Hervormde Kerk brak. Een week later, op 15 juli 1886, vond ook in Leiderdorp (Z.H.) de Doleantie plaats, onder leiding van ds. G. Vlug (1843-1912). En op 19 oktober ontstond in het Friese Gerkesklooster (ten zuidoosten van Kollum) een Dolerende kerk. In Anjum tenslotte (in de noordoosthoek van Friesland) was het de hervormde predikant J. Langhout (1848-1908) die op 7 december 1886 met kerkenraad en gemeente in Doleantie ging.

Deze ‘vroege’ Dolerende kerken hadden onderling overleg over de verder te volgen koers, maar de ‘benauwde broederen’ te Amsterdam namen het voortouw voor wat betreft de landelijke organisatie van Dolerende kerken.

Amsterdam.

Want ook dáár heerste al jaren lang onrust over de door de ‘Algemeene Synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk’ gevolgde koers, die naar de overtuiging van velen de vrijzinnigheid ruim baan verleende. Vandaar dat in Amsterdam al op 11 april 1883 een landelijke bijeenkomst van verontruste hervormde kerkenraden was georganiseerd, de zogenaamde ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’. De bijeenkomst werd een paar maal in Kuypers kerkelijk weekblad ‘De Heraut’ door middel van een

De Heraut, april 1883.
De Heraut, april 1883.

advertentie aangekondigd. Kerkenraadsafgevaardigden uit het hele land beraadden zich daar, uitdrukkelijk op basis van de ‘Drie Formulieren van Eenigheid’ (de drie gereformeerde belijdenisgeschriften), over de verder te volgen koers.

De nieuwe Proponentsformule.

De aanleiding tot die bijeenkomst was een groeiende verontrusting aangaande het confessionele karakter van de kerk. De hervormde synode verklaarde namelijk per 15 januari 1883 de nieuwe zgn. Proponentsformule van kracht, waardoor het belijdende karakter van de kerk verder op de tocht gezet werd: de ‘Proponentsformule’ was de belofte die hervormde predikanten moesten tekenen bij aanvaarding van hun ambt. De nieuwe formule luidde: “Wij ondergeschrevenen, door het Provinciaal Kerkbestuur (…) tot de Evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormde Kerk toegelaten, belooven, dat wij daarin overeenkomstig onze roeping met ijver en trouw zullen werkzaam zijn en de belangen van het Godsrijk en in overeenstemming hiermede, die van de Nederlandsche Hervormde Kerk, met opvolging harer verordeningen, naar vermogen zullen behartigen”.

De vóórgaande Proponentsformule (vanaf 1853 tot 1883 in gebruik) was al vele jaren onderwerp van strijd geweest, maar de níeuwe maakte geen gewag meer van ‘gehoorzaamheid aan Gods Heilig Woord’ en ook werd de verwijzing naar ‘de leer, welke in de aangenomen Formulieren van Eenigheid begrepen is’, verwijderd.

Door de ouderlingen van de Amsterdamse hervormde gemeente werd daarop besloten om samen met de predikanten door ondertekening van de ‘Drie Formulieren van Enigheid’ eensgezinde instemming te betuigen met de belijdenisgeschriften van de kerk. Kuyper had in maart dat jaar, vlak vóór die bijeenkomst dus, in een oplage van 2.100 exemplaren de eerste nieuwe uitgave bezorgd ‘van de Drie Formulieren van Eenigheid met de Kerkorde’; die ‘kerkorde’ was de ‘Dordtse Kerken Ordening’, door de Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) vastgesteld en van kracht verklaard. Deze was naar veler overtuiging nooit wettig afgeschaft, want niet een synode maar de koning had de Dordtse Kerkorde in 1816 op eigen gezag vervangen door het ‘Algemeen Reglement’, waardoor naar het oordeel van ‘de benauwde broederen te Amsterdam’ (en vele anderen) de belijdenisgeschriften de facto buiten werking gesteld werden. Kortom: de invoering van het ‘Algemeen Reglement’ werd beschouwd als een onwettige en hiërarchische ingreep.

De ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’ (1883).

De titelpagina van het verslag van de Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden.
De titelpagina van het verslag van de Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden.

Hoe dan ook, de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkenraadsleden’ werd gehouden op woensdag 11 april 1883 in Amsterdam, in gebouw ‘Frascati’ aan de Oudezijds Voorburgwal. De presentielijst van de bijeenkomst telde 222 namen van hervormde kerkenraadsafgevaardigden uit het hele land, die daar uitvoerig spraken over de noodzaak van het herstel van de binding aan de belijdenis en hoe dat doel te bereiken zou zijn.
Kuyper zette na deze conferentie zijn kerkelijke ideeën nog eens nadrukkelijk op papier: in november 1883 presenteerde hij in een bescheiden oplage van 300 exemplaren de ‘dure editie’ van zijn ‘Tractaat van de Reformatie der Kerken’ (de ‘volksuitgave’ verscheen in april 1884, in een oplage van 1.400 exemplaren). Daarin beschreef hij achtereenvolgens ‘De rechte formatie der kerken’, ‘De deformatie der kerken’ en ‘De reformatie der kerken’, waarvan het laatste hoofdstuk handelde over de vraag ‘Wat ons nu te doen staat’. Het strijdplan lag klaar!

De ‘strijd voor kerkherstel’ ging daarna gewoon verder: ook het aantal brochures en strijdschriften was niet van de lucht. De spanningen kwamen in Amsterdam tot uitbarsting door de zogenaamde ‘attestenkwestie’: de kerkenraad weigerde vrijzinnige aspirant-gemeenteleden in te schrijven als lid van de Amsterdamse hervormde gemeente. Toen de kerkenraad vervolgens, uit voorzorg tegen een ingrijpen door de synode, de plaatselijke bezittingen direct onder haar bestuur en toezicht bracht, werden tachtig voorstemmers van die maatregel – waaronder ook dr. Kuyper – ‘voorloopig geschorst’; eind 1886 volgde de definitieve ontzetting uit het ambt van vijfenzeventig van hen. Op 16 december 1886 besloten de betreffende kerkenraadsleden te Amsterdam in Doleantie te gaan door ‘het juk der synodale hiërarchie af te werpen’.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (januari 1887).

De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).
De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).

Intussen waren de Amsterdamse broeders al druk bezig geweest met plannen voor het bijeenroepen van een landelijke samenkomst, die in het verlengde lag van de in 1883 gehouden Conferentie. Het doel was: ‘eene algemeene beweging te wekken en te leiden, om al onze Kerken van onder het juk der Synodale Hiërarchie uit te brengen en aan Christus, haren Koning te hergeven’. Met andere woorden: te breken met het hervormde synodale bestuur en vervolgens eenheid te bewerkstelligen tussen de her en der ontstane dolerende kerken door deze samen te brengen in een krachtig landelijk kerkverband. Daartoe werd in Amsterdam van 11 tot 14 januari 1887 het bekende ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ gehouden. Ongeveer 1.500 personen namen er aan deel; driehonderd uit Amsterdam en twaalfhonderd uit de rest van het land. Dit Congres is van doorslaggevende betekenis geweest voor de vorming van het kerkverband der ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, voorlopig ‘doleerende’. Géén níeuwe kerk, maar een ge-reformeerde kerk, losgemaakt van het hiërarchische bestuur, ingericht volgens de Dordtse Kerken Ordening, trouw aan de belijdenis en met de oude naam die vóór 1816 gebruikelijk was.

De voorbereidende organisatie.

Het organiseren van het omvangrijke congres was geen sinecure. Nauwgezet diende men stap voor stap de daarvoor benodigde maatregelen te treffen. Natuurlijk moest een uitgekiend programma worden ontworpen en moest goed nagedacht worden over de maatregelen die plaatselijk in het land, in de dorpen en de steden waar men in Doleantie wilde gaan, nodig waren om ook juridisch gedekt te werk te gaan.

De beraadslagingen over de organisatie van het grote congres werden dus al tijdig voorbereid. Dat gebeurde door een groep van zo’n dertig ‘vertrouwbare’ personen, die door de ‘Amsterdamse benauwde broederen’ op 14 oktober 1886 via een rondschrijven werden uitgenodigd. De betreffende voorbereidingscommissie bestond uit ds. P. van Son (1838-1919), ds. H.W. van Loon (1846-1916), dr. A. Kuyper, dr. F.L. Rutgers (1836-1917) en de ouderlingen S.J. Seefat en W.H. van Schaick. Deze zeskoppige commissie had als opdracht meegekregen het beramen ‘van middelen om van den aanvang af het verband onzer Gereformeerde Kerken niet alleen in stand te houden, maar ook naar den eisch van Gods Woord te doen werken’. De commissie legde er in het schrijven de nadruk op dat ‘de aanval op de Amsterdamsche Kerk geenszins eene zaak van uitsluitend plaatselijken of van ras voorbijgaanden aard [is], maar het geldt hier inderdaad een conflict waarbij al onze kerken het grootste belang hebben’. Aan het schrijven werd een samenvatting (‘Resumtie’) van de voorbereiding van het congres toegevoegd. De voorbereidingsbijeenkomst werd op 28 oktober 1886 gehouden in het gebouw ‘De Vrede’ aan het Rapenburg.

Het programma.

Uit 'De Heraut' van 2 januari 1887.
Uit ‘De Heraut’ van 2 januari 1887.

Het wel zeer uitvoerige programma werd in ‘De Heraut’ van 2 januari 1887 gepubliceerd. Vooraf werd meteen al duidelijk gesteld dat deelname aan het Congres inhield dat men instemde met het ‘afwerpen van het juk der synodale hiërarchie’. Men wilde ‘een algemene beweging wekken en leiden om al onze kerken van onder het juk der Synodale Hiërarchie uit te brengen en aan Christus, haren Koning, te hergeven’. Toegangskaarten konden vanaf 5 januari tegen betaling van fl. 1 verkregen worden bij een groot aantal over de hele stad verspreide boekhandelaren. Maar als je van buiten Amsterdam kwam kon je de toegangskaart ook op de congresdagen, 11 tot 14 januari 1887, bij de ingang van ‘Frascati’, nog in ontvangst nemen. De tekst achter op de toegangskaart luidde: ‘Verklaring die houder dezes voor de Presentielijst onderteekent: De ondergeteekende, lid van de Ned. Herv. (Geref.) Kerk te ……. verklaart, dat ook hij de afwerping van het juk der Synodale Hiërarchie voor plichtmatig houdt, voor een ieder die het Koningschap van Jezus in zijn Kerk wil eeren’. Als je niet het héle congres bijwoonde maar zo nu en dan een deel, moest je een speciale kaart tekenen waarop dezelfde formule was weergegeven en die bij elk bezoek moest worden getoond.

Het toegangskaartje voor hap-snap-bezoekers.
Het toegangskaartje voor hap-snap-bezoekers.

De deelnemers aan het congres waren verdeeld in twee groepen: Genodigden en Gasten. De eersten hadden vrije toegang tot de tijdens het congres gehouden sectievergaderingen (en mochten adviseren en meestemmen), de gasten hadden alleen toegang tot de sectievergaderingen met toestemming van de congresleiding. Het congres was namelijk – naast de gezamenlijke onderdelen – verdeeld in Secties, waar verschillende onderwerpen aan de orde kwamen. Er waren ‘Classicale Sectiën’, waar gemeenschappelijke belangen besproken werden van kerken die tot dezelfde classis behoorden; en niet minder belangrijke ‘Zakelijke Sectiën’, die in twaalf gedeelten uiteen vielen.

Was de hele plaatselijke kerkenraad of de meerderheid van de raad van plan in Doleantie te gaan? Dan moest je in Sectie I zijn. Was men lid van een kerkenraad die als minderheid van de ambtsdragers het juk van de hiërarchie wilde afwerpen? Dan diende men zich in Sectie II te melden. Of was men ‘slechts’ een ‘gewoon’ gemeentelid die ‘naar het ambt der geloovigen’ tot doleantie wilde komen? Dan diende men zijn schreden te richten naar Sectie III. Er waren echter ook dorpen en steden waar men vanuit een plaatselijke hervormde evangelisatievereniging in Doleantie wilde gaan: dan diende men naar Sectie V te gaan (in zaal 6)! Het programma wees het zaalnummer van de sectie waar je moest zijn en gaf ook de doelstelling van elke sectie nauwkeurig weer. Als men een bepaalde sectie wilde bezoeken kreeg men bij het begin van het Congres een formulier uitgereikt waarop eventuele vragen konden worden gesteld, die dan in de betreffende sectie zouden worden beantwoord.

Op 9 januari, twee dagen voor het congres, verscheen in ‘De Heraut’ een uitvoerige ‘Oproepingsbrief’ van de Amsterdamse kerkenraad, die kort daarvoor bovendien toegezonden was ‘Aan Opzieners en leden van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ in heel het land, die zich al eerder voor deelname aan het congres hadden aangemeld. Het Congres kon nu beginnen!

‘Het juk der Tweede Hiërarchie’.

Op de eerste congresdag, dinsdag 11 januari 1887, werd (na de opening in ‘Frascati’ door dr. A. Kuyper en de behandeling van een voorstel tot het zenden van een rekest aan de koning), een drietal resoluties behandeld onder de titel ‘Het juk der Tweede Hiërarchie’ (met de ‘eerste hiërarchie’ werd natuurlijk die van de Rooms-Katholieke Kerk bedoeld, ‘waaraan de natie zich al eerder ontworsteld had’).

Het eerste referaat was getiteld: ‘De Hiërarchie en haar kerkbedervend karakter’ en werd uitgesproken door dr. F.L. Rutgers. De toespraak handelde over Resolutie 1, waarin (kort gezegd) verklaard werd dat de ‘Synodale Hiërarchie, die in 1816 aan onze Kerken is opgelegd, gebleken is onbestaanbaar te zijn met de erkenning van Jezus Christus als haar Hoofd en haar Koning’.

Het tweede referaat werd uitgesproken door het Tweede Kamerlid jhr. mr. A.F. De Savornin Lohman (1837-1924), met als titel: ‘Door wat schuld de Tweede Hiërarchie opkwam’, handelend over Resolutie II. Daarin werd gesteld dat ondanks het feit dat de ‘Synodale Hiërarchie onbestaanbaar gebleken was te zijn met de erkenning van Jezus Christus als haar Hoofd en haar Koning’, ‘desniettemin zulk eene Hiërarchie, thans in synodalen vorm, door een schuldig ingrijpen van de Overheid in de Majesteitsrechten van Koning Jezus in onze Kerken is ingevoerd, en dat dit alleen mogelijk is geworden door de nog schuldiger ontrouw van de Kerken’, die zich er destijds immers nauwelijks tegen verzet hadden.

Gebouw 'Plancius' aan de Oude Zijds Voorburgwal te Amsterdam, waar het Coinges gehouden werd.
Gebouw ‘Plancius’ aan de Oude Zijds Voorburgwal te Amsterdam, waar een paar keer een afsluitende kerkdienst gehouden werd.

Tenslotte hield dr. A. Kuyper de derde toespraak: ‘Wat ons tegenover de tweede Hiërarchie te doen staat’. Resolutie III was daar duidelijk over: ‘Dat derhalve thans voor ons, even als voor onze vaderen in de eeuw der Hervorming, de ure gekomen is, om, krachtens het recht dat Gods Woord aan de geloovigen toekent, en den plicht, dien dit Woord zoo aan hen als aan de Opzieners oplegt, zonder verder verwijl de Hiërarchie af te werpen’. Met deze ‘principiële onderbouwing van het recht der Doleantie’ was de eerste dag voorbij. Tenminste, bíjna, want zowel in ‘Plancius’ als in ‘Maison Stroucken’ werd ’s avonds nog een afsluitende godsdienstoefening gehouden, respectievelijk geleid door dr. W. van den Bergh van Voorthuizen en ds. G.H. van Kasteel uit Kollum.

De overige drie dagen, woensdag 12 januari tot en met vrijdag 14 januari, waren grotendeels gewijd aan de vergaderingen van de Classicale en Zakelijke Secties, afgewisseld door lezingen over daarop betrekking hebbende onderwerpen. De bijeenkomsten op woensdag en donderdag werden besloten door godsdienstoefeningen: woensdag in ‘Maison Stroucken’ onder leiding van ds. H. Hoekstra (1852-1915) van Utrecht en in ‘Plancius’ door ds. J.J.A. Ploos van Amstel van Reitsum. Op donderdag kwam men aan het eind van de vergadering bijeen in ‘Lokaal De Vrede’ onder leiding van dr. N.A. de Gaay Fortman (1845-1927) uit Amsterdam, en in het ‘Lokaal Werkenden Stand’, waar ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) voorging. Het Gereformeerd Kerkelijk Congres werd op vrijdag 14 januari, ’s middags om vier uur, afgesloten.

Het kerkelijk weekblad van dr. A. Kuyper (De Heraut) speelde ene niet te onderschatten rol bij (de voorbereiding van) de Doleantie.
Het kerkelijk weekblad van dr. A. Kuyper (De Heraut) speelde ene niet te onderschatten rol bij (de voorbereiding van) de Doleantie.

De ‘Concept-Formulieren’.

Op 23 januari 1887 verscheen in ‘De Heraut’ een uitgebreid verslag van wat op de congresdagen verhandeld en besloten was. Maar van véél groter belang waren de ‘Concept-Formulieren voor de Afwerping van het juk der Synodale Hiërarchie’, gepubliceerd ‘volgens besluit van het Gereformeerd Kerkelijk Congres’. Kwam een kerk tot Doleantie, dan dienden verscheidene officiële handelingen verricht te worden, onder meer naar de Overheid, maar ook naar de kerkenraad van de hervormde gemeente.

We geven van deze ‘Concept-Formulieren’ de Tweede Reeks weer (we lieten de blanco pagina’s weg). Deze serie formulieren was bestemd ‘voor Kerken wier kerkeraad in zijn meerderheid tegen de Reformatie is’. Het spreekt vanzelf dat dan ándere officiële formulieren en brieven nodig waren dan wanneer een kerkenraad in zijn gehéél besloot in Doleantie te gaan, of wanneer een of meer gemeenteleden, niet ambtsdrager(s) zijnde, wilde(n) oproepen tot Doleantie. Formulieren daarvoor en voor andere situaties, werden in de overige reeksen opgenomen.

Wanneer men studie maakt van de Doleantie zoals die in de dorpen en steden plaatsvond, zal men telkens op een of andere manier de sturende hand van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ terugzien. Zo werd van de ‘Concept-Formulieren’ op grote schaal gebruik gemaakt. Vandaar dat het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ van groot belang was voor het samenbrengen van al die ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’, die reeds ontstaan waren maar vooral ook die naderhand nog tot openbaring zouden komen.

© 2016. G.J. Kok. GereformeerdeKerken.info