Het ontstaan van de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN)

1. Inleiding.

Sinds 2004 verenigt zich een aantal kerken in de zogeheten Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (vGKN). Deze gereformeerde kerken hadden bezwaren tegen het meegaan met de kerkfusie als slotstuk van het Samen-op-Weg proces tussen de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden.

Omdat een van deze kerken, die van Garderen, per 1 januari 2016 geen deel meer uitmaakt van de vGKN, leek het ons goed aandacht te besteden aan het ontstaan van dat kerkverband.

Direct na de gereformeerde synodevergadering van 12 december 2003, waarin besloten werd tot samengaan met de Hervormde Kerk en de Lutherse Kerk, zond de inmiddels gevormde Bezinningsgroep van Gereformeerde Kerken die bezwaren hadden tegen de fusie zoals die op handen was, een uitvoerig schrijven aan díe kerkenraden die op de vraag van de generale synode, ‘of men zich kon vinden in de voorgestelde vereniging’, geantwoord hadden met ‘nee’, ‘nee, tenzij’, of ‘ja, mits’. Van die in totaal 414 Gereformeerde Kerken hadden driehonderdzesentwintig Kerken met ‘ja’ geantwoord, eenendertig kerken schreven dat ze onder voorwaarden akkoord gingen (‘ja , mits’), acht kerken hadden ‘nee, tenzij’ geantwoord, terwijl negenenveertig kerken een duidelijk ‘nee’ hadden laten horen.

2. Het schrijven aan de kerkenraden.

Door middel van de brief aan de kerkernaden, die namens de Bezinningsgroep ondertekend was door de predikanten K. Bijleveld (toen nog van Garderen) en C.B. Elsinga (van Den Ham) wilde men de kerkenraden de helpende hand bieden. De meeste kerken die de kerkfusie hadden afgewezen hadden immers nog niet besloten wat ze zouden doen als de fusie zou worden doorgezet. In de bijlagen werd informatie verstrekt die voor een zorgvuldige besluitvorming van groot belang was. Die informatie werd onbevooroordeeld aangereikt: zowel voor- als nadelen van de kerkfusie werden genoemd en bovendien werden perspectieven voor de toekomst geschetst, indien men wel of niet met de kerkfusie zou meegaan. De Bezinningsgroep wees ook op de mogelijkheid van het aangaan van een zogenaamde ‘bijzondere betrekking’ met de PKN, omdat de meerderheid van de kerken, die bezwaar maakten tegen de kerkfusie, het desondanks zou betreuren de band met de omliggende kerken te moeten doorsnijden.

De gereformeerde kerk te Frieschepalen-Siegerswoude, die nu bij de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk te Frieschepalen-Siegerswoude, die nu bij de vGKN behoort.

De bijlage bij het schrijven van de Bezinningsgroep bestond uit een concept-informatiebrief die de kerkenraden zouden kunnen verspreiden in de gemeenten. Daarin werd duidelijk gemaakt dat de bezwaren tegen de fusie niet gericht waren tegen het verenigingsproces als zodanig, maar tegen de wijze waarop in Kerkorde en Ordinanties (uitvoeringsregelingen) aan het nieuwe kerkverband gestalte werd gegeven. In de tweede plaats was het een zaak van zo groot belang voor de toekomst van de kerkelijke gemeenten, dat de stem van de gemeenteleden zwaar moest wegen. Daarvoor was een eerlijke afweging van voor- en nadelen nodig. De Bezinningsgroep had daarom een serie ‘genoemde voor- en nadelen’ op een rijtje gezet van ‘meegaan met de PKN’, en ‘niet meegaan met de PKN’. Ook werd een concept-enquêteformulier aan de kerkenraden gestuurd, waarmee men de meningen in de gemeente zou kunnen peilen.

Meegaan met de PKN?

Als voordelen van het meegaan met de PKN werden genoemd, dat zo gestalte gegeven kon worden aan de eenheid van de kerk, en dat men binnen de PKN de bestaande bezwaren kenbaar kon maken, om zo te werken aan vernieuwing. Ook was de fusie van de kerken een goed getuigenis naar de buitenwereld; het was van belang dat het SoW-proces na al die jaren eens werd afgrond. Samenwerking tussen de steeds kleiner wordende (landelijke) kerken werd van steeds groter belang, en gezamenlijk optrekken met geestverwante kerken in de omgeving bleef dan mogelijk. Ook zou men gebruik kunnen blijven maken van de dienstverlening van de PKN en kon men profiteren van een ruim aanbod van predikanten waaruit bij vertrek van de huidige predikanten gekozen kon worden.

Maar er waren ook nadelen verbonden aan het meegaan met de PKN. De Bezinningsgroep noemde bijvoorbeeld het feit dat er ‘geen werkelijke eenheid’ bestond binnen de PKN. Diepgaande verschillen leefden er immers over zaken als doop en huwelijk, maar ook over de kern van het evangelie (‘Jezus Christus, de gekruisigde en opgestane Heer’). Door al die verschillen kon geestelijke druk ontstaan. Maar, eenmaal meegegaan met de PKN, kon een gemeente zich niet meer losmaken van het kerkverband en tegelijk nog aanspraak maken op haar bezittingen. Ook achtte de Bezinningsgroep het een nadeel dat van bovenaf allerlei regels opgelegd werden waar de plaatselijke gemeenten zich aan zouden moeten houden. Daarmee werd aan de geestelijke vrijheid en zelfstandigheid van de gemeente tekort gedaan. Ook waren er nogal wat veranderingen en aanpassingen nodig, die niet als verbetering werden ervaren. Zo moest de Commissie van Beheer omgevormd worden tot een College van Kerkrentmeesters. Dat college was niet ondergeschikt aan de kerkenraad, maar functioneerde, net als het College van Diakenen, in samenwerking met de kerkenraad. Bij verschil van inzicht was het voor de kerkenraad moeilijker de knoop door te hakken.

Ook wees de Bezinningsgroep er op dat leden van de plaatselijke gemeente binnen de PKN automatisch ook lid waren van de landelijke kerk. Overschrijving van de ene naar de andere gemeente vond plaats buiten de betrokken kerkenraad en leden om. Veranderingen in de ledenadministratie ter plaatse moesten maandelijks worden doorgegeven aan het Landelijk Diensten Centrum in Utrecht. En wat de financiën betrof: ‘Offervaardige gemeenten moeten extra veel afdragen’. Quota en andere afdrachten zouden dwingend worden opgelegd, met sancties voor het geval een gemeente in gebreke bleef. In de Gereformeerde Kerken werden de afdrachten door de kerken gedaan op basis van vrijwilligheid en solidariteit. En dat vond de Bezinningsgroep een aanzienlijk beter uitgangspunt.

Toekomend aan de perspectieven van het meegaan met de PKN, noteerde de Bezinningsgroep: ‘Het is niet eenvoudig om te voorzien hoe het kerkelijk leven binnen de PKN zich zal ontwikkelen’. Maar vast stond dat het voor gemeenten binnen de PKN van belang was de eigen identiteit vast te stellen en gestalte te geven. De mogelijkheden om de band aan te halen met gemeenten die een vergelijkbare confessionele c.q. evangelische identiteit hadden, konden worden benut.

De gereformeerde kerk van Harkema, die tot de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk van Harkema, die tot de vGKN behoort.

Niet meegaan met de PKN?

De Bezinningsgroep vermeldde ook ‘genoemde voordelen’ van het níet meegaan met de kerkfusie.
Allereerst zouden dan de geestelijke vrijheid en zelfstandigheid van de gemeente gewaarborgd blijven. De kerken bleven gevrijwaard van bemoeienis van bovenaf en van de geestelijke druk die van het PKN-kerkverband kon uitgaan. Zo kon men zich, zonder gehinderd te worden door regelgeving van bovenaf, wijden aan de opbouw van de plaatselijke gemeente. En de eenheid van geloof en belijden met andere kerken die niet ‘meegingen’ kon leiden tot vruchtbare vormen van samenwerking. Trouwens: het zou waarschijnlijk mogelijk zijn de band met de PKN aan te houden door een zogenaamde ‘bijzondere betrekking’ met de PKN aan te gaan. Zodoende kon ook de band met verwante PKN-kerken blijven bestaan. Het geld dat bij ‘meegaan’ met de PKN gespendeerd zou moeten worden aan dat kerkverband, zou in het geval dat men níet ‘meeging’ grotendeels geïnvesteerd kunnen worden in de opbouw van de eigen plaatselijke gemeente.

Maar natuurlijk waren er ook nadelen, wanneer men zou besluiten niet met de PKN mee te gaan. Samen met andere gemeenten die buiten de kerkfusie bleven, zou men opnieuw gestalte moeten geven aan het kerkverband van de (voortgezette) Gereformeerde Kerken. Dat was een risico, omdat het nog niet bekend was om hoeveel gemeenten het uiteindelijk zou gaan. En er zou tijd nodig zijn om dat allemaal op de rails te krijgen. Ook zou het enige tijd kosten om de betrekkingen tot de PKN (of, als men daarvoor koos, een ander kerkgenootschap) op een goede wijze gestalte te geven. Verder zou – in overleg met het bestaande pensioenfonds – een regeling getroffen moeten worden voor de pensioenen van de predikanten. Een ander nadeel van het niet met de PKN meegaan zou zijn, dat voorlopig geen gebruik meer kon worden gemaakt van de dienstenorganisatie van de PKN.
Zoals opgemerkt concludeerde de Bezinningsgroep dus dat het in de toekomst ‘waarschijnlijk mogelijk’ zou zijn door een ’bijzondere betrekking’ de banden met de PKN, en dus met geestverwante PKN-gemeenten (in de eigen omgeving) aan te houden. Ook zou het, afhankelijk van de ontwikkelingen binnen de PKN – bijvoorbeeld door een wezenlijke aanpassing van de kerkorde – mogelijk kunnen zijn op een later moment bij de PKN aansluiting te zoeken.

Maar van groot belang was het wenkend perspectief dat de kerken die zich, (voorlopig) buiten de PKN, zouden aaneensluiten als (voortgezette) Gereformeerde Kerken, zich zouden kunnen houden aan de bestaande gereformeerde kerkorde. Daarin lag immers de nadruk op de eenheid in Christus en de vrijheid en zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente. Diezelfde geestelijke eenheid zou ook in de meerdere vergaderingen gevonden worden en het wederzijds dienstbetoon vereiste geen duur bureau, maar de noodzakelijke gezamenlijke arbeid zou gestalte kunnen krijgen in deputaatschappen en hooguit een klein bureau.

Regels van bovenaf binnen de PKN.

Voor de duidelijkheid vermeldde de Bezinningsgroep bij wijze van toelichting ook de regels die binnen de PKN ‘van bovenaf’ zouden worden opgelegd. Deze hadden betrekking op de inhoudelijke kant van het kerkelijk leven, op de kerkenraad, het beroepingswerk, de eredienst, verplichtingen op het gebied van samenwerking tussen gemeenten, het toezicht op de financiën en de mogelijkheid dat in de toekomst nog méér regelingen zouden kunnen worden opgelegd. Plaatselijke gemeenten zouden in PKN-verband niet meer direct kunnen reageren op toekomstige wijzigingen in de Kerkorde en Ordinanties. Die zogenaamde ‘consideratie’ zou in het vervolg niet meer plaatsvinden in de kerkenraden maar op de classicale vergaderingen.

Voor de duidelijkheid vermeldde de Bezinningsgroep de toekomstige kerkordelijke veranderingen aan de hand van de bij de kerkorde behorende Ordinanties. Het voert hier te ver alle veranderingen te vermelden; enkele noteren we. Maar allereerst merken we nog op dat al eerder gewezen werd op het feit, dat de kerkenraad in de PKN naast het College van Kerkrentmeesters, en naast het College van Diakenen staat en niet meer een zelfstandige beslissingsbevoegdheid zou hebben.

Binnen het verband van de PKN zou aan de gemeenten niet de mogelijkheid geboden worden tot handhaving van het Ondertekeningsformulier voor ambtsdragers. Doop, belijdenis, huwelijksbevestiging en inzegening van alternatieve relaties van gemeenteleden zouden in het vervolg zonder instemming van de kerkenraad eventueel in een andere gemeente kunnen plaatsvinden. Het opzicht over de ambtsdragers, over de verkondiging en de catechese, berust binnen de PKN niet meer bij de kerkenraad, maar bij de classicale vergadering en de generale synode. De kerkenraad werd daardoor beperkt in het handhaven van de identiteit. Ook kunnen in de PKN buiten de kerkenraad om ‘van bovenaf’ maatregelen tegen ambtsdragers genomen worden.

De gereformeerde kerk te Noordwolde, die bij de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk te Noordwolde, die bij de vGKN behoort.

Voor wat de veranderingen ten aanzien van de kerkenraad betrof, werd er op gewezen dat het in PKN-verband onmogelijk was zich te onttrekken aan de regels van de kerkorde. Een lid van een kerkelijk lichaam, bijvoorbeeld de kerkenraad, dat niet meer voldeed aan de eisen die in de kerkorde aan het lidmaatschap zijn gesteld, verliest op dat moment zijn lidmaatschap. Ook zou het Regionale College voor de Visitatie zich buiten de kerkenraad om kunnen mengen in de aangelegenheden van een plaatselijke gemeente. Verder wordt in de PKN het maken van een beleidsplan, dat tot dan toe op grond van een eigen keuze gemaakt werd, in het vervolg verplicht gesteld en worden nogal wat voorschriften gegeven ten aanzien van de totstandkoming en, op enkele punten, de inhoud daarvan.

Voor wat betreft de eredienst wees de Bezinningsgroep er op, dat door de nieuwe PKN-regels voor organisten in het vervolg – in overleg met het orgaan van de Landelijke Dienstenorganisatie – een functieniveau moet worden vastgesteld. Bij dat functieniveau hoort een door de organist te verwerven bevoegdheidsverklaring en rechtspositie. Vergoeding op basis van vrijwilligheid is slechts mogelijk in functieniveau III. De overeenkomst waarin de vergoeding geregeld wordt, zal moeten worden goedgekeurd door een regionaal college.
Sterker nog: bij de benoeming van een organist moet de kerkenraad zich laten bijstaan door een commissie van advies, bestaande uit twee of drie kerkmusici. Die commissie moet worden ingesteld na overleg met de adviesgroep van de dienstenorganisatie. Tenslotte: over de inrichting van het kerkgebouw beslist de kerkenraad ‘gehoord het orgaan van de kerk dat op dit terrein werkzaam is’.

Voor de arbeid op het terrein van jeugdwerk, missionaire-, diaconale- en pastorale arbeid, zal op grond van de nieuwe PKN-regels samenwerking gezocht moeten worden met andere PKN-gemeenten in dezelfde plaats. Een classicale vergadering kan in het vervolg, onder bepaalde voorwaarden, desnoods tegen de wil van de kerkenraad (en de gemeente), besluiten tot samenvoeging van gemeenten, combinatie van gemeenten (met samen een predikant), of tot het opgaan in een streekgemeente. Ook zal een provinciaal orgaan in het vervolg toezicht houden op de financiën van de kerkelijke gemeenten overeenkomstig de richtlijnen vanuit ‘Utrecht’. Eventueel zal een gemeente onder curatele gesteld kunnen worden.

En voor wat het perspectief op de toekomst betrof, meldde de Bezinningsgroep nog, dat de synode de mogelijkheid zou krijgen om via Ordinanties en Generale Regelingen in de toekomst nog meer regelingen op te leggen aan de plaatselijke gemeenten. ‘Van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten, in de Gereformeerde Kerken altijd een groot goed, zal niet veel meer overblijven’.

Een ‘bijzondere betrekking’ met de PKN?

Aan het eind van het informatiepakketje, dat de Bezinningsgroep naar de kerken stuurde, werd nog melding gemaakt van het feit, dat het volgens de kerkorde van de PKN mogelijk is dat de generale synode nauwere betrekkingen aangaat met de kerken ‘waarmee de PKN door bijzondere banden van belijden of geschiedenis verbonden is’.

De Gereformeerde Kerken die niet met de PKN zouden meegaan konden zich, zei de Bezinningsgroep, aaneensluiten en vervolgens een ‘bijzondere betrekking’ aangaan met de PKN. Volgens de PKN-kerkorde kan bij een ‘bijzondere betrekking’ gedacht worden aan het over en weer aanvaarden van attestaties, het wederzijds verlenen van de bevoegdheid aan predikanten tot de bediening des Woords en der Sacramenten; het sturen van afgevaardigden naar elkaars synoden; de bevoegdheid van predikanten zich beroepbaar te stellen in de PKN (en omgekeerd) en tenslotte de mogelijkheid voor gemeenten een nauwe samenwerking met elkaar aan te gaan. Volgens de Bezinningsgroep bestond ook binnen de PKN het verlangen de band aan te houden met de Gereformeerde Kerken die zich niet in de PKN konden vinden. Maar, zo stelde de Bezinningsgroep duidelijk, voor het aangaan van zo’n ‘bijzondere betrekking’ was het nodig dat de kerken die niet met de PKN meegingen zich eerst zouden aaneensluiten. Natuurlijk zou de PKN-synode met zo’n ‘bijzondere betrekking’ wel eerst akkoord moeten gaan.

De gereformeerde kerk van Boornbergum (-Kortehemmen) , die bij de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk van Boornbergum (-Kortehemmen) , die bij de vGKN behoort.

‘Gebed, onderling overleg, ontmoeting en delen van informatie…’

Dit alles leek de Bezinningsgroep ruim voldoende om de Gereformeerde Kerken die het oneens waren met de fusie, of daar onder voorwaarden al dan niet mee akkoord gingen, op te roepen enkele in het verschiet liggen bezinningsbijenkomsten bij te wonen. ‘Graag zouden we [op 10 januari 2004] voor gebed, onderling overleg, ontmoeting en het delen van informatie bijeen willen komen met alle kerken die met ‘nee’, ‘nee, tenzij’, of ‘ja, mits’ gereageerd hebben (…)’. De vergadering zou worden gehouden in de Immanuelkerk te Ermelo.

De tweede bijeenkomst, die op 28 februari 2004 gehouden zou worden in de Goede Herderkerk te Nijkerk, was vooral bestemd voor kerken ‘die het besluit genomen hebben, of overwegen een dergelijk besluit te nemen, om (voorlopig) níet mee te gaan met de PKN’. Met nadruk werd er overigens op gewezen dat een beslissing vóór 1 mei 2004 van belang was omdat men bij losmaking van de PKN na 1 mei 2004 verplicht was de ‘Commissie van Bijzondere Zorg’ toe te laten, ‘die de eventueel bestaande eenheid tussen kerkenraad en gemeente op de proef zou kunnen stellen’.

3. De eerste bezinningsbijeenkomst.

De eerste bezinningsbijeenkomst werd dus op 10 januari 2004 gehouden in de Immanuelkerk te Ermelo. Er waren honderdtwintig personen aanwezig, die ruim vierendertig Gereformeerde Kerken vertegenwoordigden. Ds. Bijleveld had de leiding van de vergadering. Allereerst werd een toelichting gegeven op de brief die aan de kerken gestuurd was. Daarbij werd er op gewezen dat men zich nu diende af te vragen ‘welke weg God ons in deze wijst als plaatselijke kerk’. Daarvoor was gebed nodig; ds. Bijleveld wees erop dat het volk Israël klem zat tussen de Schelfzee en het leger van de Farao. Er was geen andere weg dan het lijden te aanvaarden. Natuurlijk had het comité dat deze bijeenkomst georganiseerd had, gezocht naar de weg die men sámen kon gaan, maar men kwam tot de conclusie dat die weg afhing van de plaatselijke situatie; niet allen die op deze bijeenkomst vertegenwoordigd waren zouden dezelfde weg gaan. Hoe dan ook, het doel moest zijn: de opbouw van de gemeente, het ontwikkelen van een visie en niet het vasthouden aan tradities of aan het eigen gelijk.

De Immanuelkerk te Ermelo.
De Immanuelkerk te Ermelo, waar de eerste ‘bezinningsbijeenkomst’ gehouden werd.

Dat niet ieder dezelfde weg ging was meteen al duidelijk. Sommige kerken ‘kozen voor minimale voorlichting aan hun gemeente’, waardoor de plaatselijke eenheid bewaard werd; andere kerken ‘maakten al een terugtrekkende beweging’ en meenden, na eerder ernstige bezwaren te hebben geuit, dat ‘de PKN-kerk toch volop een belijdende kerk’ was en dat het gevreesde toezicht op de plaatselijke kerken wel zou meevallen; en, zeiden ze, hadden we dat ook al in onze eigen Gereformeerde Kerken niet? En had de gereformeerde synode niet een belangrijke handreiking gedaan door de kerken een periode van tien jaar, in plaats van vijf, te geven waarin men alsnog kon besluiten uit de PKN te treden? Ds. Elsinga wees er echter op dat die tien jaar zijns inziens slechts een poging was om kerken mee te krijgen, maar dat binnen die periode daadwerkelijke uittreding nog niet zo eenvoudig zou blijken: de Commissie van Bijzondere Zorg, die dan in actie zou komen, zou de aanvankelijke eensgezindheid in de gemeente mogelijk kunnen ondermijnen. Nú pleiten voor meegaan hield volgens hem in: ‘We tekenen voor ons verlies, we betreuren de schade, we zien de risico’s onder ogen; we accepteren dit alles en zetten er vervolgens de schouders onder’.

Andere wegen…

Maar in plaats van mee te gaan met de fusie waren er nog andere mogelijkheden. Dat was ook de insteek van het voorbereidend comité geweest, Het was nu aan de plaatselijke kerken om de voor- en nadelen, alsmede de risico’s voor de gemeenteopbouw, onder ogen te zien. Van belang was daarbij ook te zien wat andere Gereformeerde Kerken in de omgeving deden en hoe groot het landelijk draagvlak was om niet met de fusie mee te gaan.

Als eerste alternatief kon men kiezen voor aansluiting bij de Nederlands Gereformeerde Kerken, in de jaren ’60 van de vorige eeuw voortgekomen uit de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken. Maar wilde men dat als plaatselijke kerk?
Ook kon men als groep kiezen voor het aangaan van ‘bijzondere betrekkingen’ met de PKN. Men kon dan onderlinge kontakten onderhouden, er kon kanselruil plaatsvinden, men kon over en weer predikanten beroepen, samenwerking zoeken, ook banden hebben met de synode van de PKN, en bovendien had men dan tóch zelfstandigheid en vrijheid en kon men een eigen weg gaan bij gemeenteopbouw. Dit alternatief vereiste echter wel bereidwilligheid van de kant van de synode van de PKN. Die bereidwilligheid moest eerst echter nog blijken.
Het derde alternatief was: het (voorlopig) verder gaan als zelfstandige Kerken die een (nood-) verband vormden.
Er was echter nog een vierde mogelijkheid: natuurlijk konden de kerken besluiten tegen het door de generale synode genomen fusiebesluit in appèl te gaan. Er werd echter voor gewaarschuwd dat dit niet inhield dat de fusie teruggedraaid kon worden, of iets dergelijks. Wat men – als het appèl werd toegewezen – zou bereiken was, dat de synode genoodzaakt zou zijn de geestelijke vrijheid en zelfstandigheid van de appellanten te erkennen.

De bezinningsgroep meende dat de laatste genoemde optie wenselijk was. Als men zou besluiten niet mee te gaan, kon men die beslissing altijd nog terugdraaien. Aan de andere kant moesten appellanten wel lid zijn van de PKN, wilde men het appèl in behandeling nemen. Maar het was onwaarschijnlijk dat het deputaatschap al vóór 1 mei 2004 (de fusiedatum) gereed zou zijn met de beoordeling van de appelschriften.

Wat nu…?

Nu moesten eerst de gemeenten geraadpleegd worden. Vervolgens zou men zich op de komende bijeenkomst, die op 28 februari 2004 in Nijkerk zou worden gehouden, nader beraden. Dat gold natuurlijk speciaal voor die kerken die dan inmiddels het besluit genomen hadden om niet met de fusie mee te gaan. Het zou kunnen zijn dat dan zou blijken dat een kerk – door niet met de fusie mee te gaan – vrijwel of zelfs geheel alleen zou staan. Wat dan? Aansluiting bij de Nederlands Gereformeerde Kerken was in dat geval een mogelijkheid, of indien gewenst ook na 1 mei 2004, alsnog mee gaan met de PKN. De Bezinningsgroep legde er echter de nadruk op dat het van groot belang was de rust in de gemeente te bewaren en de tijd te nemen voor een goede besluitvorming.

De gereformeerde kerk te Garderen, die per 1 januari 2016 niet meer bij de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk te Garderen, die per 1 januari 2016 niet meer bij de vGKN behoort.

Veel vragen…

Na de uitvoerige toelichting door het organiserend comité vroegen veel vragen om antwoord of verduidelijking. Hoe zat het bijvoorbeeld met de ‘handreiking’ die de gereformeerde synode gedaan had naar de kerken, door toe te staan dat nog tot tien jaar na de kerkfusie (in plaats van vijf) men zich van de PKN zou kunnen losmaken? Duidelijk werd dat gedurende de eerste periode van vijf jaar men de eigendommen mee kon nemen (de kerkgebouwen, bijvoorbeeld), maar dat daarna de Commissie voor Bijzondere Zorg een voorstel zou doen tot verdeling van de bezittingen tussen het uittredende deel van de gemeente en het deel dat binnen de PKN bleef. De kerkenraad kon alleen gemotiveerd van dat voorstel afwijken. Het feit dat het Confessioneel Gereformeerd Beraad (in de GKN) adviseerde nú met de fusie mee te gaan en pas na enige tijd de beslissing te nemen, moest de Bezinningsgroep dan ook afwijzen: ‘Als je ‘mee gaat’ teken je voor je verlies. Wanneer je nu niet besluit, komt dat er in de toekomst ook niet van’.

Door sommigen in de vergadering werd gevreesd dat dit alles zou kunnen leiden tot een scheuring in de gemeente. Het gemiddelde kerklid zou misschien denken: ‘Er is maar weinig tegenstand tegen de fusie, dus waarom zouden we niet meegaan?’ Als de kerkenraad een ander standpunt zou innemen, was er kans op tweedeling in de gemeente. De voorbereidingscommissie herhaalde dat het daarom van groot belang was de besluitvorming op een zorgvuldige wijze te doen: de gemeente moest goed geïnformeerd worden (de commissie had bij de uitnodigingsbrief immers een informatiepakketje meegestuurd); ook moest men de gemeente ‘horen’ en zou men bovendien een enquête kunnen houden om de mening van de gemeenteleden te peilen. Ds. Bijleveld besloot de bijeenkomst met een oproep aan de kerken die zouden besluiten (voorlopig) niet meer te gaan, zich vooral aaneen te sluiten.

De Goede Herderkerk te Nijkerk.
De Goede Herderkerk te Nijkerk, waar de tweede ‘bezinningsbijeenkomst’ gehouden werd..

4. De tweede bezinningsbijeenkomst.

Op 28 februari 2004 vond in de Goede Herderkerk te Nijkerk de tweede bezinningsbijeenkomst plaats. Er waren ongeveer honderd personen namens zo’n dertig kerken aanwezig. De voorbereidingscommissie had een uitgebreide agenda toegestuurd aan de kerken die verwacht werden. Dat was ook geen overbodige luxe: het paste in het doel van de commissie om zo duidelijk mogelijke informatie te geven, zodat de besluitvorming verantwoord kon plaatsvinden.

Het Appèl.

Nogal wat kerken waren in appèl gegaan tegen het verenigingsbesluit van de synode. De kerken beoogden daarmee vooral de bevoegdheid tot losmaking van de PKN te behouden, ook de volledige bevoegdheid over de vermogensrechtelijke aangelegenheden te behouden en gevrijwaard te worden van ingrijpen ‘van bovenaf’ in zaken die ‘des kerkenraads’ waren. Als die appèls (al dan niet volledig) zouden worden gehonoreerd, werd daarmee tegemoet gekomen aan wezenlijke bezwaren van de kerken en zou de beslissing om zich niet te voegen naar het verenigingsbesluit heroverwogen kunnen worden. De synode had aan deputaten de bevoegdheid gegeven deze zaak ‘af te handelen’. De uitspraak van de deputaten was dus bindend. Het was van groot belang of die beslissing vóór of ná 1 mei 2004 viel. Dat was immers de datum waarop de verenigde Protestantse Kerk in Nederland zou worden geïnstitueerd. Viel de uitspraak later, dan moesten de kerken vóór 1 mei de beslissing nemen ‘mee te gaan‘ en het appèl daarmee opgeven. Na 1 mei was men immers gebonden aan de regels van de nieuwe PKN-kerkorde.

Isolement…?

Maar in welke situatie kwamen de kerken terecht die zich níet zouden voegen naar het besluit tot vereniging van de kerken? Kennelijk hadden predikanten en andere ambtsdragers van deze kerken binnen de PKN dan geen ambtelijke bevoegdheden meer. Die bevoegdheden golden namelijk alleen voor predikanten van kerken waarmee een ‘bijzondere betrekking’ bestond. Predikanten zouden dan niet meer in PKN-gemeenten kunnen voorgaan. Evenmin zouden ze binnen de PKN beroepbaar zijn. Een ‘bijzondere betrekking’ met de PKN was uiteraard slechts met instemming van de PKN-synode mogelijk.

Voorts zou de rechtspositie van de predikanten van gemeenten die niet met de PKN meegingen vervallen. Daarbij moest onder meer gedacht worden aan traktementen, vergoedingen, pensioenen en de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Wat betreft de traktementen konden de niet met de fusie meegaande kerken de vigerende regeling van de Gereformeerde Kerken als uitgangspunt nemen. Maar met de pensioenen en de arbeidsongeschiktheidsverzekering lag het ingewikkelder. Maar daarover zou nader beraad volgen.

Als conclusie moest de voorbereidingscommissie dan ook melden dat de kans niet denkbeeldig was dat de kerken die niet meegingen in een isolement terecht kwamen. Dat kon door de PKN als drukmiddel gebruikt worden. De kerken moesten van deze mogelijke gevolgen goed doordrongen zijn! Het was immers de plaatselijke kerkenraad die de verantwoordelijkheid voor het beleid droeg. Ook al zou gestreefd worden naar een ‘bijzondere betrekking’ met de PKN, over het verkrijgen daarvan bestond geen zekerheid. Een voorlopige inventarisatie van de situatie van de aanwezige kerken wees uit, dat van de achtentwintig kerken slechts acht besloten hadden om niet met de kerkfusie mee te gaan.

Verantwoord…?

Tijdens de bespreking kwam natuurlijk de vraag aan de orde of het verantwoord was een keuze voor het niet meegaan met de PKN in de huidige situatie verder uit te werken. Was het de roeping van de kerken op deze weg verder te gaan? Was er – gezien de reacties uit de kerken – niet een erg gering draagvlak voor de vorming van een ‘noodverband’?
Dat hing natuurlijk ook af van de beslissing die door de deputaten genomen zou worden over het appèl tegen het verenigingsbesluit. Als het appèl op een of meer punten zou worden toegekend, zou opnieuw met de synode (en met de Deputaten Kerkorde) gepraat moeten worden over het inbouwen in de kerkorde van een uitzonderingspositie voor de Gereformeerde Kerken. Maar, zo werd gevraagd, ontstond daardoor niet een soort van rechtsongelijkheid binnen de PKN? Daarover verschilden de meningen, want men zou ook kunnen zeggen, dat de Gereformeerde Kerken t.a.v. de zaken waarover men in appèl gegaan was, méér hadden moeten ‘inleveren’ dan de hervormde gemeenten. Dat zou evenzeer als rechtsongelijkheid kunnen worden aangemerkt.

Ook het standpunt van het Confessioneel Gereformeerd Beraad in de Gereformeerde Kerken kwam opnieuw aan de orde: ‘Voorlopig meegaan. Kijken hoe bepaalde zaken zich ontwikkelen (die te ‘ijken’) en later beslissen of men blijft of uittreedt’.
Het werd betwijfeld of dat een verstandig advies was. Al vóór 1 mei 2004 was duidelijk of aan sommige van de aangereikte ‘ijkpunten’ voldaan zou worden. Bovendien gingen sommige ontwikkelingen (bijvoorbeeld ten aanzien van de traktementen) heel geleidelijk, en bij bepaalde structurele zaken zouden de problemen pas na bijvoorbeeld vijftien jaar aan het licht kunnen komen. Ook was het nog maar de vraag of je na verloop van tijd nog wel zo eenvoudig kon afhaken, zonder de eenheid van de gemeente ernstig in gevaar te brengen: de Commissie voor Bijzondere Zorg stond immers klaar om in te grijpen?

De gereformeerde kerk van Boelenslaan (-Drachtster Compagnie), die bij de vGKN behoort.
De gereformeerde kerk van Boelenslaan (-Drachtster Compagnie), die bij de vGKN behoort.

Wat nu te doen?

Naast bezwaren van materiële aard, waren vooral problemen betreffende principiële aangelegenheden van groot belang. Werd men in de PKN niet opgeroepen om mee te bouwen aan een plurale kerk? En afgezien van de vraag of de GKN toch niet evenzeer een plurale kerkgemeenschap was, kon toch worden geconcludeerd dat men op een tweesprong stond: ‘We kunnen nu kiezen welke kant we uit willen. Zelfs al zou de PKN confessioneler zijn dan de GKN, dan nóg blijft overeind staan dat we de mogelijkheid tot uittreden, en dus onze geestelijke vrijheid, verliezen’.

En als gemeenteleden zouden wijzen op artikel 1 van de kerkorde, waar met zoveel woorden het belijdende karakter van de PKN werd omschreven, dan moest men wel bedenken dat de binding aan het belijden dynamisch gesteld was: ’Er is een zekere afstand tussen het belijden van het voorgeslacht en dat van de kerk van nu; de pluraliteit wordt bewust aanvaard en getolereerd. Wat in artikel 1 van de kerkorde staat is wat ‘de kerk’ belijdt, níet waar men de plaatselijke gemeenten aan houdt. De synode kan wel uitspraken doen, maar grijpt niet in. ‘In de gereformeerde kerkorde bestaat nog wél de mogelijkheid tot ingrijpen bij een plaatselijke kerk’, zo werd opgemerkt. ‘De vrijheid van een predikant ten opzichte van de kerkenraad in de PKN is groter dan in de GKN. Men kan een predikant, die zich niet aan het beleidsplan houdt, niet gemakkelijk aanpakken’.

De mogelijkheden.

De voorbereidingscommissie had de mogelijk te nemen stappen zorgvuldig omschreven. Enerzijds wilde men recht doen aan de in de vergadering heersende gevoelens ten aanzien van de pluraliteit, anderzijds wilde men rekening houden met het feit, dat de meerderheid van de kerken er behoefte aan had de band met de PKN aan te houden. Dat moest duidelijk worden aangegeven, ook naar de PKN toe, mede om afwijzing door de PKN zo moeilijk mogelijk te maken.

De mogelijkheid die nu open lag was door de voorbereidingscommissie als volgt geformuleerd:
“De Gereformeerde Kerken die niet meegaan voegen zich, vanwege de eerder verwoorde en ingebrachte bezwaren, niet naar het besluit van de generale synode tot de vereniging met de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch- Lutherse Kerken. Zij achten de synode niet bevoegd de plaatselijke kerk van een zelfstandig kerkgenootschap om te vormen ion een zelfstandig onderdeel van de Protestantse kerk in Nederland.
a. Kerken die zich niet voegen naar het besluit van de generale synode vormen gezamenlijk (voorlopig) de voortzetting van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
b. Deze kerken willen de geestelijke eenheid bewaren en de kerkelijke eenheid zoeken met allen die zich gebonden weten aan het belijden zoals dat in de drie algemene belijdenisgeschriften en de Drie Formulieren van Enigheid verwoord wordt.
c. Deze kerken hebben het verlangen de band met de gemeenten binnen de PKN aan te houden; zij streven daartoe naar een ‘bijzondere betrekking’ (Ordinantie 14.4 van de kerkorde van de PKN)”.

Natuurlijk zou na het ontstaan van een ‘noodverband’ van een aantal kerken (‘bijvoorbeeld dertig’) wel het een en ander moeten gebeuren, zoals de vorming van classes en van een synode. Daarover moesten de tot het ‘noodverband’ behorende kerken t.z.t. beslissen.

Overigens werd in de bijeenkomst meegedeeld dat de eerder aangeduide acht kerken intussen zo’n ‘noodverband’ hadden gevormd, ook als houvast voor de kerken die nog geen beslissing genomen hadden.

De vGKN van Noordwijk vergadert in 'Het Trefpunt' aldaar.
De vGKN van Noordwijk vergadert in ‘Het Trefpunt’ aldaar.

Dreigende scheuring?

Natuurlijk speelde in de beraadslagingen de vrees mee dat er in de kerken een scheuring zou kunnen ontstaan. Kon de Bezinningsgroep ook enige handreikingen doen hoe te handelen indien een scheuring binnen een plaatselijke kerk dreigde? Zo was in de Gereformeerde Kerk van Haarlem-West bijvoorbeeld een lastige situatie ontstaan: ‘Jarenlang was deze kerk een toevluchtsoord voor mensen uit de regio die zich niet konden vinden in het ‘Samen-op- Weg’-gaan van hun eigen plaatselijke kerk. Als Haarlem-West nu mee zou gaan met de PKN, zouden al deze mensen zich in de kou gezet voelen’. Anderzijds leerde dit voorbeeld ook dat er een aanzuigende werking kon uitgaan van het niet-meegaan in de PKN, met name wanneer men de enige in de regio was die niet meeging. Voor het overige werd opnieuw aangedrongen op het ‘horen’ van de gemeente en het nemen van een zorgvuldig overwogen besluit.

Organisatorische zaken.

Aan het eind van de bijeenkomst werden nog enige organisatorische aangelegenheden besproken. Allereerst werd afgesproken dat de Bezinningsgroep (bestaande uit ds. Elsinga van Den Ham, ds. Bijleveld van Garderen, ds. Van Harten-Tip uit Smilde en de heer G.H. Bakker te Garderen) voorlopig het bestuur zou vormen van de groep kerken die niet met de kerkfusie meeging. Op de volgende vergadering, in maart 2004, zouden waarschijnlijk meerdere kerken een beslissing genomen hebben, en kon men dan verdere besluiten nemen. Ds. Elsinga wees er nog op dat zijn eigen gemeente, de Gereformeerde Kerk te Den Ham, nog geen beslissing over meegaan in de PKN had genomen. Zou Den Ham besluiten wél mee te gaan, dan zou hij zich daar naar voegen en derhalve het werk voor de Bezinningsgroep moeten afbouwen.

Voorts werd afgesproken een ‘meldpunt’ in te stellen ten behoeve van kerken, kerkleden en predikanten. Ook in reeds bestaande SoW-gemeenten waren veel mensen die zich daar niet thuis voelden. Maar nogmaals werd er met nadruk op gewezen dat scheuringen in plaatselijke gemeenten voorkomen moesten worden en dat mensen dus niet aangemoedigd moesten worden om niet mee te gaan met de kerkfusie.

5. De derde bezinningsbijeenkomst.

Op 27 maart 2004 kwamen opnieuw vertegenwoordigers van een aantal Gereformeerde Kerken bijeen voor onderling overleg. Deze derde bijeenkomst werd bijgewoond door vertegenwoordigers van ongeveer twintig Gereformeerde Kerken en werd gehouden in de Gereformeerde Kerk te Garderen. De vergadering handelde vooral over het bewaren van de eenheid in de gemeenten en de band met verwante kerken, terwijl ook een goede relatie met de PKN van groot belang werd geacht.

Interieur gereformeerde kerk Garderen (foto: Reliwiki).
Interieur gereformeerde kerk Garderen, waar de derde ‘bezinningsbijeenkomst’ gehouden werd  (foto: Reliwiki).

De eenheid in de gemeente.

Allereerst kwam de vraag aan de orde hoe de kerkenraden de eenheid binnen de gemeenten bewaren konden tijdens en na het proces van besluitvorming over het al dan niet meegaan met de PKN. Immers: in elke gemeente waren zowel voor- als tegenstanders van de kerkfusie! Kerkenraden zouden vooraf kunnen aangeven dat ze een dubbelbesluit zouden nemen. Wanner de plaatselijke kerk zou meegaan met de PKN zou de kerkenraad er alles aan doen om de identiteit, de zelfstandigheid en de eigen bevoegdheden van de kerk te bewaren, door middel van appèl en eventueel een burgerlijke rechtszaak, het onderbrengen van de kerkelijke goederen in een stichting, enz.

En wanneer de plaatselijke kerk niet zou meegaan met de PKN zou de kerkenraad er alles aan doen om de band met de (genabuurde) gemeenten met eenzelfde geestelijke ‘ligging’ binnen de PKN aan te houden. Verder zouden kerkenraden er naar streven een ‘bijzondere betrekking’ met de PKN aan te gaan om de eenheid met verwante gemeenten zoveel mogelijk gestalte te kunnen geven.

Ook zouden kerkenraden kunnen aangeven dat ze overwogen toch mee te gaan met de PKN wanneer het appèlschrift (grotendeels) gehonoreerd zou worden. Wanneer er grote spanningen waren of dreigden kon men de besluitvorming uitstellen tot ná de uitkomst van het appèl. In dat geval zou de synode geconfronteerd worden met het gegeven dat de kerken die appèl aantekenden pas tot een zorgvuldige besluitvorming konden komen in overeenstemming met artikel 43 van de gereformeerde kerkorde, nadat er duidelijkheid omtrent het appèl verkregen was.

De vGKN te Assen vergadert in 'De Maasstee' aldaar.
De vGKN te Assen vergadert in ‘De Maasstee’ aldaar.

Het was van belang duidelijk te maken dat er bij de kerkenraad en de gemeenteleden, naast een principiële keuze, sprake was van een afweging van voor- en nadelen. Het was immers vrijwel onmogelijk ‘alleen maar voor’ of ‘alleen maar tegen’ te zijn. Begrip voor elkaars beweegredenen was dan van groot belang.
Kerkenraden zouden er ook voor kunnen kiezen gemeenteleden die het oneens waren met het uiteindelijk genomen kerkenraadsbesluit bijeen te brengen en met hen over de bezwaren te spreken en het standpunt van de kerkenraad te verhelderen. ‘En, naar het woord uit Kolossenzen 3:14 en 15: Wanneer we vanuit een geestelijke instelling bezig zijn met deze zaak, dan is gebed van het allergrootste belang. In het gebed erkennen we Wie de eenheid uiteindelijk schenkt: de Here Jezus Zelf, door de Heilige Geest. En luisteren naar Gods Woord was van groot belang: ‘En doet bij dit alles de liefde aan als de band der volmaaktheid. En de vrede van Christus tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, wone in uw harten; en weest dankbaar’. Bij dit alles droegen gemeenteleden, kerken en synode een grote verantwoordelijkheid. ‘De oproep om te bidden voor de kerken moet dus ook een oproep zijn om te bidden dat de Here ons behoedt voor verkeerde stappen en ons leidt naar Zijn Geest’.

Een (nood-) verband gevormd.

Zoals gezegd had een aantal kerken intussen al besloten niet mee te gaan met de vereniging van GKN, NHK en ELK. In die zin stond men voor een voldongen feit. De betreffende gemeenten zouden in eerste instantie samen een verband moeten aangaan. Het kon zijn dat zich daarbij later meerdere gemeenten zouden aansluiten. Vervolgens, ervan uitgaande dat de financiën geregeld waren, kwam men voor de vraag te staan of, gezien de omvang van deze voortzetting van de Gereformeerde Kerken in Nederland, het apart voortbestaan van dat kerkverband (op den duur) juist en tot opbouw van de betrokken kerken was.

Daarbij stuitte men nóg eens op de vraag of een ‘bijzondere betrekking’ met de PKN mogelijk was. De Bezinningsgroep constateerde dat ten aanzien van de hervormde bezwaarde kerken (die zich later ‘Hersteld Hervormde Kerk’ zouden gaan noemen) enige ‘beweging’ zichtbaar leek te worden. Er werd op dat moment gesproken over een bijzondere ‘status’ voor die kerken. Mocht bij de PKN geen bereidheid bestaan om de band met de Gereformeerde Kerken die niet meegaan aan te houden door middel van een ‘bijzondere betrekking’, dan was, wanneer althans het aantal kerken dat niet meeging, vrij gering bleef, toenadering tot de Nederlands Gereformeerde Kerken ‘een voor de hand liggende optie’.

Uiteindelijk werd besloten tot de vorming van een ‘noodverband’ van Gereformeerde Kerken. De instituerende vergadering zou, zo werd besloten, gehouden worden op 8 mei 2004. Dat werd de eerste synodevergadering van de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland.

Het kerkzegel van de vGKN.
Het kerkzegel van de vGKN.

6. De huidige situatie.

Volgens het eerste Jaarboekje, in juli 2005 gepubliceerd, waren de volgende vier kerken bij de aanvang van de Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland aangesloten (behorende tot de Classis Noord): Boornbergum-Kortehemmen, Frieschepalen-Siegerswoude, Harkema en Noordwolde (Frl.). Tot de classis Midden-West behoorden de kerk van Garderen en de kerk van Noordwijk, die toen echter nog in oprichting was.

Aan dit overzicht moet echter worden toegevoegd dat, voordat dit eerste Jaarboekje uitkwam, nog drie andere kerken een blauwe maandag bij de vGKN waren aangesloten: ten eerste de kerk van Den Bommel, die echter per 1 januari 2005 alsnog toetrad tot de PKN. Voorts behoorde ook de kerk van Haarlem-Centrum korte tijd tot het kerkverband, maar deze kerk stapte per 1 oktober 2005 over naar de Nederlands Gereformeerde Kerken. De derde kerk, die heel even tot het kerkverband behoorde, was die van Zandvoort. Deze gemeente had volgens haar gedenkboek (’90 jaar Gereformeerd in Zandvoort’) in eigen kring te maken met een conflict over het optreden van de classicale vergadering van de PKN te Haarlem, maar toen dat in het voorjaar van 2006 was bijgelegd, trad men toch toe tot de Protestantse Kerk.

Het tweede Jaarboekje, uitgegeven in januari 2007, maakte melding van dezelfde kerken, maar Noordwijk was intussen een zelfstandige kerk geworden en de kerk van Drachtster Compagnie was als lid toegetreden. Dezelfde classicale indeling werd gehanteerd.
Het zesde Jaarboekje (2012-2013), gepubliceerd eind oktober 2012, maakte melding van het toetreden van de kerk van Assen e.o., ‘Oase’ genaamd.
Het tiende Jaarboekje, van 2015-2016 en gepubliceerd in juni 2015, meldde nog steeds dezelfde samenstelling van het kerkverband.

Eind 2015 werd door de kerkenraad van Garderen echter meegedeeld dat deze kerk per 1 januari 2016 niet meer tot de Voortgezette Gereformeerde Kerken gerekend wil worden. ‘Zowel de geestelijke als geografische ligging’ van de gemeente past volgens de kerkenraad niet bij het kerkverband van de vGKN. De beslissing viel nadat de synode de voorganger van die gemeente zijn preekbevoegdheid moest ontnemen omdat deze tegen de afspraken zijn studie aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn had stopgezet. Het kerkverband stelt prijs op degelijk opgeleide dienaren des Woords. Tot welk kerkverband de kerk van Garderen zal toetreden is op dit moment nog niet bekend.
Momenteel zijn dus zeven kerken bij de vGKN aangesloten.

Het Jaarboekje 2015-2016 van de vGKN.
Het Jaarboekje 2015-2016 van de vGKN.

Het ledental.

De ledentallen van de bij de Voortgezette Gereformeerde Kerken aangesloten kerken gaven in de afgelopen jaren het volgende beeld te zien (we namen de cijfers over uit de gepubliceerde jaarboekjes):

2005           2.810
2006           2.907
2007           2.937
2008           2.989
2009           2.967
2010           2.881
2011           2.850
2012           2.813
2013           2.757
2014           2.715
2015           2.693

De grootste kerk is die van Harkema, met een ledental van rond de duizend zielen. De kleinste kerk is die van Noordwijk e.o., met ongeveer dertig leden. Door het vertrek van de kerk van Garderen wordt het ledental van de vGKN per 1 januari 2016 met zo’n 380 verminderd en komt dan op ruim 2.300 leden.

De meeste kerken hebben een eigen kerkgebouw. De kerk van Assen e.o. (met ongeveer 60 leden) houdt haar diensten in ‘De Maasstee’ aan de Maasstraat te Assen. De kerk van Drachtster Compagnie (ongeveer 100 leden) heeft een eigen kerkgebouw: ‘Het Witte Kerkje’ aan de Boelenswei 52 te Boelenslaan (Frl.). De kerk van Boornbergum-Kortehemmen (met ongeveer 550 leden) heeft een eigen kerkgebouw aan de Easterbuorren 52 te Boornbergum. De Kerk van Frieschepalen-Siegerswoude (met ongeveer 450 leden) kerkt in het eigen kerkgebouw aan de Tolheksleane 41 te Frieschepalen. De kerk van Garderen, die ongeveer 380 leden telt, heeft een eigen kerk aan de Speulderbosweg 2 te Garderen. De kerk van Harkema telt rond de 1.000 leden en heeft een eigen kerk aan de Warmoltsstrjitte 61 te Harkema. De kerk van Noordwolde (met ongeveer 140 leden) heeft een eigen kerk aan de Dwarsvaartweg 1 te Noordwolde (Frl.). De kerk van Noordwijk e.o. tenslotte heeft ongeveer 30 leden en kerkt in ‘Het Trefpunt’ aan de Schoolstraat in Noordwijk aan Zee.

Het kerkverband.

Het spreekt vanzelf dat de Voortgezette Gereformeerde Kerken ook synodevergaderingen houden. Tijdens elke vergadering werd rondvraag gedaan over de toestand van de verschillende kerken. De zittingen van een synode worden gehouden ter plaatse waar een vGKN gevestigd is. We geven van de tot nog toe gehouden synodevergaderingen een zeer beknopte (en dus lang niet volledige) samenvatting.

De eerste twee synodes (die van Garderen 2004 en die van Frieschepalen 2004-2006) hielden zich uiteraard voor een belangrijk deel bezig met de organisatorische kant van de vGKN, zoals de concept-Kerkorde van het kerkverband. Ook werd gesproken over de Nieuwe Bijbelvertaling en werden concepten vastgesteld van formulieren als attestaties, beroepsbrieven, het ondertekeningsformulier voor ambtsdragers en door dienaren des Woords, enz. Ook werd tijdens die synodevergadering een examen afgenomen, en wel van drs. M.J.M. Sytsma-Van Oeveren.

De derde synode (die van Garderen II, 2006-2008) ging verder met de behandeling van de concept kerkorde, de bijbehorende uitvoeringsbepalingen en het huishoudelijk reglement voor de synode, en behandelde onder veel meer ook het deputatenrapport over de vraag ‘hoe om te gaan met ongehuwd samenwonende leden die belijdenis van hun geloof willen afleggen, om kerkelijke huwelijksbevestiging vragen, of hun kinderen willen laten dopen’.

De Acta van de vGKN-synode 2012-2014.
De Acta van de vGKN-synode 2012-2014.

De vierde synode (die van Noordwijk 2008-2010) besprak onder meer de Zending, de brochure van de Commissie Samenwonen en zaken betreffende de oecumene. Ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van het kerkverband gaf de vGKN het boekje ‘Bewust zelfstandig, bewust afhankelijk’ uit (geschreven door de redactie van GereformeerdeKerken.info) waarin onder meer de voorgeschiedenis van het kerkverband en de geschiedenis van de tot het kerkverband behorende kerken werden behandeld.

De vijfde synode (die van Frieschepalen-Siegerswoude II, 2010-2012) behandelde onder meer de vraag hoe de kerken van de vGKN omgaan met ‘gemeenteleden die moeite hebben met de gereformeerde belijdenis’. Ook werd het ‘vGKerkboek’ gepresenteerd, waarin opgenomen de belijdenisgeschriften met uitgeschreven bewijsplaatsen, de kerkorde en de liturgische formulieren. Voorts werd weer een kerkelijk examen afgelegd, en wel door B. Bloemendal. Verder werd het verzoek van kerk van Assen behandeld om tot de vGKN te mogen toetreden. Ook de oecumene en de zending werden weer behandeld en uiteraard ook nu weer de instructies uit de kerken.

De zesde synode (die van Noordwijk II, 2012-2014) behandelde evenals voorgaande synodes de concept formulieren voor de kerkelijke bevestiging van het huwelijk en voor de bevestiging van dienaren des Woords. Ook werd de kerken in overweging gegeven het gepresenteerde rapport van de ‘Commissie Formulieren’ inzake het onderzoek naar het Nieuwe Liedboek: kan dat wel of niet in de vGKN in de erediensten gebruikt worden. Zending en Kerk en Israël waren ook nu weer vaste onderdelen van de besprekingen. Br. A.C.R. van Dorp werd kerkelijk geëxamineerd.

Inmiddels zijn de eerste twee zittingen van de synode van 2015-2016 gehouden.

vGKNieuws.

Regelmatig wordt een landelijk kerkblad uitgegeven, ‘vGKNieuws’ genaamd. In dit blad publiceren alle kerken die tot het kerkverband behoren hun mededelingen die voor andere kerken interessant en/of van belang zijn. Het eerste nummer verscheen in november 2005. Tot april 2015 verschenen zeventien nummers.

Website van de vGKN

Bronnen:

Acta van de synodes van de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (2004 – 2015)

Jaarboekjes van de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland (2005 – 2015/2016)

Verslagen van de Bezinningsbijeenkomsten e.a. (2003 – 2004)

G.J. Kok, ‘Bewust zelfstandig; bewust afhankelijk’. Vijf jaar vGKN (2004-2009), Beilen, 2009

© 2016, G.J. Kok, GereformeerdeKerken.info